ECLI:NL:RBOBR:2015:2736

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 mei 2015
Publicatiedatum
7 mei 2015
Zaaknummer
14_2898
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en overgang naar een functie binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een ambtenaar bij de politie, en de korpschef van politie. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van de korpschef, waarin haar de functie van Gespecialiseerd Medewerker C (schaal 9) was toegekend binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). Eiseres was van mening dat zij op basis van haar uitgangspositie in het domein Uitvoering had moeten worden geplaatst, in plaats van het domein Ondersteuning, en dat haar de functie van Operationeel Specialist A (schaal 10) had moeten worden toegewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit op de juiste wijze is genomen en dat de programmadirecteur HRM bevoegd was om het besluit te nemen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake was van een apert onhoudbare match naar een functie binnen het domein Ondersteuning. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder het beroep op de hardheidsclausule, verworpen. Eiseres had onvoldoende onderbouwing voor haar stelling dat de hardheidsclausule van toepassing was.

De rechtbank concludeert dat de werkzaamheden van eiseres voornamelijk gericht zijn op het verrichten van veiligheidsonderzoeken en dat deze werkzaamheden niet direct bijdragen aan operationele politietaken. De rechtbank heeft de keuze van de korpschef om eiseres in het domein Ondersteuning te plaatsen, als niet onbegrijpelijk beoordeeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/2898

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 mei 2015 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. W.J. Dammingh),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: mr. P.J.C. Garrels, mr. F.W.J. van der Steen en R.M.M. Paulssen).

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres de functie van Gespecialiseerd Medewerker C (schaal 9) toegekend binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP).
Bij besluit van 15 juli 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. T.A. van Helvoort, een kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Bij besluit van 24 oktober 2011 heeft verweerder de uitgangspositie van eiseres voor de overgang naar een LFNP-functie vastgesteld op de korpsfunctie Onderzoeker/Bewerker Veiligheids- en Betrouwbaarheidsonderzoeken (schaal 9). Bij besluit van 17 februari 2012 is een aanvullend besluit uitgangspositie genomen, waarbij is besloten de uitgangspositie niet aan te vullen met specifieke werkzaamheden (taakaccenten). Eiseres heeft tegen deze besluiten geen rechtsmiddelen ingesteld.
2. Het bestreden besluit gaat over de toekenning en overgang naar een functie uit het LFNP.
3. Eiseres voert aan dat programmadirecteur Human Resources Management (HRM),
R.E. Kuil, niet bevoegd is tot het nemen van het bestreden besluit.
4. De rechtbank volgt eiseres hierin niet en wijst daarbij op haar uitspraak van 9 januari 2015 (ECLI:NL:RBOBR:2015:59). Hierin heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank allereerst overwogen dat voormelde bevoegdheid toekomt aan de directeur HRM, drs. D.H. Oldenhof, nu aangelegenheden met betrekking tot de overgang naar het LFNP tot haar werkterrein behoren. De rechtbank heeft vervolgens vastgesteld dat door de directeur HRM ondermandaat is verleend aan de programmadirecteur HRM. Gelet hierop heeft de rechtbank geoordeeld dat het besluit op bezwaar bevoegd is genomen. De rechtbank ziet in deze zaak geen reden voor een ander oordeel.
5. In voormelde uitspraak van 9 januari 2015 heeft deze rechtbank verder geoordeeld dat de zogenoemde transponeringstabel een algemeen verbindend voorschrift (avv) is en dat geen sprake is van ernstig feilen op grond waarvan deze avv niet kan worden toegepast. De rechtbank verwijst hier - kortheidshalve - naar 3.2 tot en met 3.6 van die uitspraak.
6. Eiseres voert aan dat zij op grond van haar uitgangspositie had moeten worden geplaatst in het domein Uitvoering in plaats van het domein Ondersteuning. Volgens eiseres had haar de LFNP-functie Operationeel Specialist A (schaal 10) moeten worden toegewezen.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is van een apert onhoudbare match naar een functie binnen het domein Ondersteuning geen sprake.
8. In bijlage 1 van de Beleidsregel Instructie organieke matching (onderdeel D, stap 5) staan de definities van de domeinen Uitvoering en Ondersteuning. Het domein Uitvoering levert een directe bijdrage aan operationele politietaken, en staat daarmee in rechtstreeks verband met de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding), de openbare orde en veiligheid en/of leefbaarheid in de samenleving. Het domein Ondersteuning levert een bijdrage aan een effectief en efficiënt werkende politieorganisatie, terwijl tegelijkertijd geen of een beperkte directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken en daarmee niet in rechtstreeks of onvoldoende verband staat met de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding), de openbare orde en veiligheid en/of leefbaarheid in de samenleving.
9. De werkzaamheden van eiseres in de uitgangspositie richten zich – met name – op het verrichten van veiligheidsonderzoeken onder verantwoordelijkheid van de AIVD ten aanzien van personeelsleden en andere personen die een vertrouwensfunctie (gaan) verrichten binnen het korps en op het verrichten van betrouwbaarheidsonderzoeken en screeningsverzoeken onder verantwoordelijkheid van de korpsbeheerder (thans: korpschef) ten aanzien van nieuw personeel respectievelijk extern personeel.
10. De rechtbank stelt vast dat de werkzaamheden in de korpsfunctie met name betrekking hebben op het verrichten van onderzoek naar de eigen (toekomstige) medewerkers van de politie. In die zin is van een directe bijdrage aan operationele politietaken naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Veeleer is sprake van werkzaamheden die een bijdrage leveren aan een effectief en efficiënt werkende politieorganisatie. Dat het verrichten van veiligheidsonderzoeken wettelijk aan de politie is opgedragen, doet hier niet aan af. De rechtbank acht verweerders keuze voor het domein Ondersteuning dan ook niet onbegrijpelijk.
11. Eiseres voert vervolgens aan dat per 1 maart 2012 een nieuwe match had moeten plaatsvinden omdat zij vanaf dat moment tijdelijk andere werkzaamheden verricht.
12. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Gelet op de in samenspraak met het Georganiseerd Overleg Sector Politie (GOP) tot stand gekomen (interne) LFNP-instructie 2.1. ‘Kaders en uitgangspunten voor bepalen uitgangspositie’ van 4 april 2011 is uitgangspunt dat een situatie die als tijdelijk is bedoeld, niet door invoering van het LFNP een blijvende situatie wordt. Dit zou immers leiden tot een formele wijziging van de rechtspositie van de ambtenaar die zonder de invoering van het LFNP niet zou hebben plaatsgevonden. Bovendien zou de door eiseres gewenste match kunnen leiden tot verdringing van ambtenaren die wel zijn aangesteld in de functie die door eiseres tijdelijk wordt verricht.
13. Tussen partijen is voorts in geschil of verweerder in redelijkheid heeft kunnen afzien van toepassing van de hardheidsclausule.
14. De rechtbank stelt voorop dat de hardheidsclausule naar aard en bewoordingen ziet op onbillijkheden van overwegende aard in individuele gevallen en op bijzondere situaties die de regelgever bij het tot stand brengen van de regeling niet heeft voorzien. Ter onderbouwing van haar beroep op deze bepaling heeft eiseres slechts verwezen naar haar overige beroepsgronden die reeds hierboven zijn besproken. De rechtbank ziet in deze beroepsgronden geen rechtvaardiging voor het toepassen van de hardheidsclausule.
15. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat in het kader van deze procedure geen ruimte bestaat om het aantal punten voor Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW) dat aan een LFNP-functie is toegekend ter discussie te stellen. De toekenning van OVW-punten aan LFNP-functies is de uitkomst van besprekingen in het kader van de CAO politie 2012-2014 en is als zodanig in een avv neergelegd. De rechtbank wijst op hetgeen verweerder hierover heeft vermeld in het verweerschrift.
16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.S. Klerk, voorzitter, en mr. E.J.J.M. Weyers en
mr. I.S. Peskens, leden, in aanwezigheid van mr. P.A.M. Laro, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.