ECLI:NL:RBOBR:2015:2730

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 mei 2015
Publicatiedatum
7 mei 2015
Zaaknummer
14_2849
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en overgang naar een functie binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie met betrekking tot de rol van Facility Manager

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als Facility Manager, en de korpschef van politie. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef, waarin zijn bezwaar tegen de toekenning van de functie van gespecialiseerd medewerker C (schaal 9) werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef bevoegd was om het bestreden besluit te nemen, en dat de keuze voor het vakgebied Gespecialiseerde Ondersteuning niet onhoudbaar was. De rechtbank oordeelde dat de functie van Facility Manager voornamelijk uitvoerend van aard is en dat de werkzaamheden van de eiser niet in de functiebeschrijving waren opgenomen. De rechtbank heeft ook het beroep op de hardheidsclausule afgewezen, omdat de eiser niet voldoende had onderbouwd dat het besluit voor hem nadelige gevolgen had. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/2849

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 mei 2015 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M. Scheggetman),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: mr. P.J.C. Garrels, mr. F.W.J. van der Steen en R.M.M. Paulssen).

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser de functie van gespecialiseerd medewerker C (schaal 9) met werkterrein facilitair toegekend binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP).
Bij besluit van 15 juli 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. W. Dieks, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Bij besluit van 2 november 2011 heeft verweerder eisers verzoek om functieonderhoud op grond van de Tijdelijke Regeling functieonderhoud in verband met de invoering van het LFNP afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiser geen rechtsmiddel ingesteld.
2. Bij besluit van 22 december 2011 heeft verweerder de uitgangspositie van eiser voor de overgang naar een LFNP-functie vastgesteld op de korpsfunctiebeschrijving van Facility Manager. Het betreft hier een functie in schaal 9. Bij besluit van 6 maart 2012 is eisers uitgangspositie per peildatum 31 december 2011 aangevuld met de taakaccenten ‘leiden onderdelen DIV en functioneel applicatiebeheer’; ‘verantwoordelijk voor ICT beheer’; ‘verantwoordelijk voor tactisch telecombeheer; ‘verantwoordelijk voor integrale beveiliging’. Eiser heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddel ingesteld.
3. Het bestreden besluit gaat over de toekenning en overgang naar een functie uit het LFNP.
4. Eiser voert aan dat programmadirecteur HRM, R.E. Kuil, niet bevoegd is tot het nemen van het bestreden besluit. De rechtbank volgt eiser hierin niet en wijst daarbij op haar uitspraak van 9 januari 2015 (ECLI:NL:RBOBR:2015:59). Hierin heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank allereerst overwogen dat voormelde bevoegdheid toekomt aan de directeur Human Resource Management (HRM), drs. D.H. Oldenhof, nu aangelegenheden met betrekking tot de overgang naar het LFNP tot haar werkterrein behoren. De rechtbank heeft vervolgens vastgesteld dat door de directeur HRM ondermandaat is verleend aan de programmadirecteur HRM. Gelet hierop heeft de rechtbank geoordeeld dat het besluit op bezwaar bevoegd is genomen. De rechtbank ziet in deze zaak geen reden voor een ander oordeel.
5. In voormelde uitspraak van 9 januari 2015 heeft deze rechtbank verder geoordeeld dat de zogenoemde transponeringstabel een algemeen verbindend voorschrift (avv) is en dat geen sprake is van ernstig feilen op grond waarvan deze avv niet kan worden toegepast. De rechtbank verwijst hier – kortheidshalve - naar 3.2 tot en met 3.6 van die uitspraak.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn stelling omtrent de dubbele match en het werkterrein Informatie en Communicatietechnologie ter zitting heeft ingetrokken.
7. Gelet op het verhandelde ter zitting voert eiser aan dat verweerder een onjuist vakgebied heeft gekozen. Naar zijn mening had dit het vakgebied Bedrijfsvoeringspecialismen in plaats van het gekozen vakgebied Gespecialiseerde Ondersteuning dienen te zijn. Eiser wijst in dit verband (mede) op de feitelijke werkzaamheden die niet in de functiebeschrijving zijn opgenomen. Eiser meent dat een plaatsing in de functie van bedrijfsvoeringspecialist B aan de orde is.
8. De rechtbank stelt voorop dat bij de keuze van het vakgebied niet eisers feitelijke werkzaamheden bepalend zijn, maar de werkzaamheden zoals die zijn vermeld in de korpsfunctiebeschrijving. Voor zover de door eiser genoemde werkzaamheden niet zijn terug te vinden in deze beschrijving, kan de rechtbank daaraan dan ook geen betekenis toekennen. Indien eiser van mening was dat zijn korpsfunctiebeschrijving van Facility Manager niet juist dan wel onvolledig was, had hij tegen het besluit van 2 november 2011, waarbij zijn verzoek om functieonderhoud is afgewezen, rechtsmiddelen moeten aanwenden.
9. Naar het oordeel van de rechtbank is van een apert onhoudbare match naar een functie binnen het vakgebied Gespecialiseerde Ondersteuning, mede gelet op de ter zitting door verweerder gegeven toelichting, geen sprake.
10. De vakgebieden Gespecialiseerde Ondersteuning en Bedrijfsvoeringspecialismen hebben verschillende raakvlakken. In het vakgebied Bedrijfsvoeringspecialismen wordt de bedrijfsvoering en uitvoeringspraktijk echter vanuit specialisatie op beleidsmatig niveau ondersteund en door het zich proactief en reactief richten op verbeteringen in de bedrijfsvoering. In het vakgebied Gespecialiseerde Ondersteuning is sprake van het toepassen van vastgestelde beleidsproducten volgens gestandaardiseerde methoden, technieken en bekende benaderingswijzen.
11. Op grond van voormelde korpsfunctiebeschrijving stelt de rechtbank vast dat de functie van Facility Manager met name een uitvoerende functie betreft. Als doel van de functie staat (onder meer) aangegeven dat er leiding wordt gegeven binnen operationele werkprocessen op het gebied van Diensten en Middelen. Voor zover sprake is van advies gaat het hoofdzakelijk om de toepassing van beleid en worden eventuele verbetervoorstellen gedaan vanuit ervaren knelpunten in de praktijk. Nu het geen advisering vanuit specialisatie op beleidsmatig niveau betreft maar wordt geadviseerd vanuit een uitvoerende rol, acht de rechtbank verweerders keuze voor het vakgebied Gespecialiseerde Ondersteuning niet onbegrijpelijk.
12. Eiser voert aan dat verweerder bij de matching ten onrechte de salarisschaal bepalend heeft doen zijn. Onder verwijzing naar de uitspraak van 9 januari 2015 overweegt de rechtbank dat verweerder bij de matching heeft mogen vasthouden aan het uitgangspunt van de matching op schaal. Niet betwist is dat toepassing van de transponeringstabel in dat geval leidt tot een match met de LFNP-functie Gespecialiseerd Medewerker C.
13. Eiser doet voorts een beroep op de hardheidsclausule. De rechtbank stelt voorop dat de hardheidsclausule naar aard en bewoordingen ziet op onbillijkheden van overwegende aard in individuele gevallen en op bijzondere situaties die de regelgever bij het tot stand brengen van de regeling niet heeft voorzien.
14. Eiser voert aan dat het besluit voor hem zeer nadelige gevolgen heeft en tot een voor hem bijzonder onbillijke en bijzondere situatie leidt. De rechtbank stelt vast dat eiser niet concreet toelicht waaruit voor hem de zeer nadelige gevolgen bestaan. Reeds hierom faalt het beroep op de hardheidsclausule.
15. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat eisers beroep op de algemene beginselen
van behoorlijk bestuur gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen doel treft. Ten aanzien van het beroep op het gelijkheidsbeginsel stelt de rechtbank vast dat eiser in beroep geen concrete gevallen heeft benoemd die zijn beroep kunnen onderbouwen. Een dergelijke onderbouwing acht de rechtbank in ieder geval niet geleverd met de in bezwaar door eiser genoemde medewerker [medewerker]. Deze medewerker werd namelijk in een ander verband aangehaald – met betrekking tot de toekenning van werkterreinen – en verweerder heeft onweersproken gesteld dat eiser niet op basis van dezelfde functiebeschrijving zijn werkzaamheden verricht. Eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt.
16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.S. Klerk, voorzitter, en mr. E.J.J.M. Weyers en
mr. I.S. Peskens, leden, in aanwezigheid van mr. P.A.M. Laro, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.