In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een executiegeschil, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 29 oktober 2014 uitspraak gedaan. Eiseres, die sinds 1980 in een door de stichting Wocom gehuurde woning woont, heeft een kort geding aangespannen om de tenuitvoerlegging van een vonnis van de kantonrechter te schorsen. Dit vonnis, gewezen op 16 oktober 2014, ontbond de huurovereenkomst en veroordeelde eiseres om de woning binnen zeven dagen te ontruimen. Eiseres betwistte de juistheid van het vonnis van de kantonrechter en stelde dat zij niet voldoende in staat was gesteld om verweer te voeren, wat in strijd zou zijn met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De voorzieningenrechter oordeelde dat de kantonrechter een kennelijke misslag had gemaakt door te stellen dat eiseres geen verweer had gevoerd, terwijl zij op de eerste roldatum wel aanwezig was. De voorzieningenrechter concludeerde dat Wocom misbruik maakte van haar executiebevoegdheid door de ontruiming te willen doorzetten zonder het hoger beroep van eiseres af te wachten. De voorzieningenrechter schorste daarom de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde Wocom in de proceskosten van eiseres, die op € 995,88 werden begroot.