In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 10 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft de disciplinaire straf van ontslag van een gemeentelijke deurwaarder, [belanghebbende], die in dienst was bij de gemeente Eindhoven. De deurwaarder was ontslagen wegens plichtsverzuim, specifiek het onterecht declareren van kosten voor lunches die niet zijn genoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de deurwaarder niet verwijtbaar werkloos is geworden, omdat de werkgever niet voldoende voortvarend heeft gehandeld in de procedure rondom het ontslag. De rechtbank oordeelt dat de werkgever, de gemeente Eindhoven, niet tijdig heeft gereageerd op de gedragingen van de deurwaarder en dat dit heeft geleid tot de werkloosheid van de deurwaarder. De rechtbank heeft de eerdere uitspraak van 2 oktober 2014, waarin het ontslag van de deurwaarder werd bevestigd, overgenomen en geoordeeld dat de deurwaarder recht heeft op een WW-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep van de gemeente Eindhoven ongegrond en bevestigt dat de deurwaarder per 23 september 2013 recht heeft op een WW-uitkering, berekend naar een dagloon van € 170,76. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.