ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ1307
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.M.P. Willemse
- N.I.B.M. Buljevic
- A.B. Baumgarten
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van ontucht door hulpverlener met cliënt in gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werkzaam was bij Novadic Kentron, een instelling voor verslavingszorg. De verdachte werd beschuldigd van ontucht met een cliënte, die zich als patiënt aan zijn zorg had toevertrouwd, in de periode van 21 februari 2007 tot en met 31 december 2011. De officier van justitie stelde dat er sprake was van een afhankelijkheidsrelatie tussen de verdachte en de cliënte, en vorderde een werkstraf van 200 uur en een schadevergoeding van € 1.500,00.
De verdediging betwistte de beschuldigingen en stelde dat er geen sprake was van een professionele relatie in de relevante periode. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de ten laste gelegde periode inderdaad werkzaam was in de maatschappelijke zorg, maar dat de seksuele relatie tussen de verdachte en de cliënte vrijwillig was en niet onder invloed van de professionele relatie heeft plaatsgevonden.
De rechtbank citeerde eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin werd benadrukt dat de bescherming van patiënten en cliënten voorop staat, maar dat in uitzonderlijke gevallen een seksuele relatie mogelijk kan zijn als deze niet onder invloed van de hulpverleningsrelatie is ontstaan. Na het horen van de verklaringen van beide partijen concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van ontucht.
Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer en is op tegenspraak uitgesproken.