Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Bewijs
- een dossier van politie Regio Brabant Zuid-Oost, Bovenregionale Recherche Zuid-Nederland, locatie Breda, met dossiernummer 228B110198 afgesloten d.d. 2 november 2011 aantal doorgenummerde bladzijden: 1569 (hierna te noemen: eindpv);
- het proces-verbaal van de terechtzitting van deze rechtbank van 15 oktober 2013.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van de feiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
- een geldboete van € 50.000,-
- een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- verbeurdverklaring van de onder verdachte in beslag genomen auto.
Verdachte bevoorraadde, als werknemer van [bedrijf 2], voornoemde coffeeshops. Beide coffeeshops hadden ieder gemiddeld 1200 klanten per dag. Aannemend dat een klant gemiddeld twee gram softdrugs per keer koopt, bedraagt de dagelijkse omzet in softdrugs van beide shops minimaal 4800 gram. Hieruit maakt de rechtbank op dat de voorraad die in de coffeeshops gedoogd werd, met toepassing van het 500-gram criterium, niet toereikend was voor de dagelijkse exploitatie van de coffeeshops. Voorts kan uit deze berekening worden opgemaakt dat de hoeveelheid die in beslag is genomen, te weten ongeveer 8508 hennep- en hasjproducten en 14790 voor gebruik gereed gemaakte joints en 60 weed/hasj koekjes de voorraad was voor ongeveer twee dagen. Deze hoeveelheid komt de rechtbank niet als onredelijk of extreem voor en is direct te relateren aan de omzet van de coffeeshops.