Uitspraak
Afdeling strafrecht
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[naam van de verdachte] ,
hij op of omstreeks 1 september 2011 in de gemeente 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid hasjiesj en/of hennep, in elk geval meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of hennep, namelijk:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 juni 2010 tot en met 31 augustus 2011 te 's-Hertogenbosch, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf (te weten als eigenaar/exploitant van [bedrijf 1] en/of als werknemer van [bedrijf 2] ),
hij op 1 september 2011 in de gemeente 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met anderen in een bedrijfspand ( [adres 2] ) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid hasjiesj en hennep, namelijk 6.185 stuks cannabisproducten (met een gezamenlijk gewicht van ongeveer 8.508 gram) en 14.790 voorgerolde joints en 60 weedcookies, zijnde hasjiesj en hennep, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2010 tot en met 31 augustus 2011 te 's-Hertogenbosch, telkens tezamen en in vereniging met anderen, als werknemer van [bedrijf 2] , telkens opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd, hennep en hasjiesj, en telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad, hoeveelheden van meer dan 30 gram hennep en hasjiesj, zijnde hennep en hasjiesj, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
“de geringe ernst van het feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder dat feit is begaan, dan wel die zich nadien hebben voorgedaan”, waarbij het hof in ogenschouw neemt dat die voorwaarden welbewust alternatief (en niet: cumulatief) zijn geformuleerd en waarbij derhalve dient te worden beoordeeld of aan één van die voorwaarden wordt voldaan. Meer concreet in zaken als de onderhavige: de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, kunnen maken dat een rechterlijk pardon raadzaam is te achten.
ten eerstevan belang dat de desbetreffende twee coffeeshops door de overheid worden gedoogd en dat het er, bij gebrek aan aanwijzingen voor het tegendeel, voor moet worden gehouden dat zij zich hebben gehouden aan de in het kader van het AHOJG-beleid ontwikkelde gedoogvoorwaarden (kort gezegd inhoudende dat het (exploitanten van) coffeeshops verboden is te Afficheren, Harddrugs te verhandelen, Overlast te veroorzaken, Jeugdigen toe te laten en Grote hoeveelheden te verhandelen of op voorraad te hebben).
voor cannabis, dat tot de lijst-II middelen behoort, speciale verkooppunten in de vorm van coffeeshops [worden] gedoogd”en dat
“de achterliggende gedachte hiervan is te voorkomen dat de cannabisgebruiker in aanraking komt met drugs met een groter gezondheidsrisico (harddrugs).”Voorts wordt in paragraaf 2.2 van de Aanwijzing het onderscheid tussen gedogen en een lage opsporingsprioriteit als volgt toegelicht:
“De grondslag van het gedoogbeleid ligt in de afweging van belangen waarbij het belang van handhaving moet wijken voor een hoger identificeerbaar algemeen belang. In de context van het drugsbeleid wordt dit hogere belang gevonden in de volksgezondheid (scheiding der markten) en de openbare orde. Het gaat dus om een positieve beslissing niet op te sporen en te vervolgen ongeacht de aanwezige capaciteit.”
tweedeaspect dat van belang is voor de beoordeling van de vraag of de bestraffing nog een redelijk doel dient, betreft de bedrijfsvoering van de coffeeshops. Daarvan kan in het onderhavige geval worden vastgesteld dat die niet alleen transparant is, maar ook op orde lijkt te zijn geweest. Er is min of meer een complete administratie bijgehouden waarin de logistieke kant van de bevoorrading van de coffeeshops is blootgelegd (overzichten van de gereden kilometers, data en tijdstippen waarop die kilometers zijn gereden, urenroosters en weekstaten van de individuele medewerkers, en wat dies meer zij) en waarbij dienstbetrekkingen, onder welke die van de verdachte, zijn vastgelegd in schriftelijke arbeidsovereenkomsten. De verdachte is destijds bij het UWV aangemeld en hij heeft een aan de Belastingdienst opgegeven arbeidsloon ontvangen.
derdeaspect dat het hof bij zijn beoordeling betrekt, betreft de omvang en noodzaak van de voorraad. In dat verband acht het hof van belang dat de in de externe opslagplaats aangetroffen voorraad bestond uit circa 8,5 kilogram aan hennep- en hasjproducten, 14.790 voorgerolde joints en 60 weedkoekjes. De totale hoeveelheid is berekend op circa 12 kilogram.
vierdeaspect dat het hof van belang acht: de voorraad werd uitsluitend aangehouden ten behoeve van de twee gedoogde coffeeshops. De softdrugs waren individueel verpakt, voorzien van barcodes en met het opschrift ‘ [coffeeshop 1] ’. Gesteld noch aannemelijk is geworden dat die voorraad mede bestemd was voor andere (illegale, niet-gedoogde) doeleinden of dat er sprake was van straat- of groothandel.