In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 oktober 2013 uitspraak gedaan over de clustering van twee Wob-verzoeken van eiser, die informatie verzocht over leaseauto's van de directie van de Dienstverleningsorganisatie Openbaar Ministerie (DVOM) voor de jaren 2010 en 2011. Eiser had op 10 mei 2012 twee verzoeken ingediend, maar verweerder heeft deze verzoeken als één verzoek behandeld. Eiser stelde dat dit onterecht was en dat hij recht had op twee afzonderlijke dwangsommen, omdat het om twee verschillende verzoeken ging.
De rechtbank overwoog dat het begrip 'bestuurlijke aangelegenheid' ruim moet worden uitgelegd en dat de verzoeken van eiser betrekking hadden op dezelfde bestuurlijke aangelegenheid, namelijk de leaseauto's van de directie van DVOM. De rechtbank constateerde dat verweerder niet tijdig had beslist op de verzoeken, maar dat het toekennen van één dwangsom voldoende was, aangezien de verzoeken als één geheel konden worden behandeld. Eiser had de mogelijkheid om meerdere Wob-verzoeken in te dienen, maar verweerder was niet verplicht om op elke aanvraag afzonderlijk te beslissen.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de ruimte die bestuursorganen hebben bij het clusteren van verzoeken en de eisen die aan verzoekers kunnen worden gesteld, vooral als zij vaker procederen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.