In deze zaak heeft eiser, een burger, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser had eerder een verzoek ingediend bij de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) en, na geen reactie te hebben ontvangen, een ingebrekestelling gestuurd. De rechtbank heeft op 17 juli 2013 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij de rechtbank oordeelde dat eiser niet in gebreke was gesteld, omdat de brief van 13 november 2012 niet als een geldige ingebrekestelling kon worden beschouwd. De rechtbank overwoog dat een professioneel rechtsbijstandverlener, die bekend is met de procedures, had moeten weten dat het vermelden van een referentienummer essentieel is voor de duidelijkheid van de ingebrekestelling. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk was, omdat hij niet had voldaan aan de vereisten voor een geldige ingebrekestelling. De uitspraak benadrukt de wederkerigheid in de verantwoordelijkheden van zowel de burger als het bestuursorgaan in het bestuursrecht, vooral in het kader van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen.