In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke afwijzing van zijn aanvraag om schadevergoeding voor mijnbouwschade beoordeeld. Eiser had eerder schadevergoedingen ontvangen van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) en diende op 17 september 2020 een aanvraag in bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen. Het Instituut kende een schadevergoeding toe, maar eiser was het niet eens met de afwijzing van bepaalde schadeposten. De rechtbank heeft de zaak op 27 november 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigden aanwezig waren, evenals deskundige J.J. Timmer. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit van het Instituut onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat het Instituut niet heeft gewacht op de reactie van eiser op een herziene adviesrapport. De rechtbank vernietigt het besluit voor zover het betreft schade 13, maar laat het besluit voor de overige schadeposten in stand. De rechtbank oordeelt dat het Instituut een nieuw besluit moet nemen over schade 13, waarbij het Instituut ook de proceskosten aan eiser moet vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming van bestuursorganen en de noodzaak om alle relevante informatie in overweging te nemen voordat een besluit wordt genomen.