ECLI:NL:RBNNE:2025:649

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
18.272055.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarigen en bezit van kinderpornografisch materiaal

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van twee minderjarige kinderen en het bezit van kinderpornografisch materiaal. De verdachte, geboren in 1971, was als oppas verantwoordelijk voor de zorg van de slachtoffers, die op het moment van de misdragingen nog niet de leeftijd van twaalf jaar hadden bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende meerdere jaren schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van de slachtoffers en ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Daarnaast heeft hij gedurende een lange periode kinderpornografisch materiaal verworven en in bezit gehad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte meegewogen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij aanzienlijke schadevergoedingen zijn opgelegd voor zowel materiële als immateriële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van seksueel misbruik en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-272055-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 februari 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 januari 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij (op verschillende data en tijdstippen) in de periode van 20 juni 2008 tot en met 19 juni 2010 te [plaats] , (in de gemeente Haskerland), in elk geval in Nederland, meermalen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2003, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte in voornoemde periode, (onder meer)
  • zijn tong op en/of in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
  • een of meer vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, als oppas, (op verschillende data en tijdstippen) in de periode van 20 juni 2008 tot en met 19 juni 2010 te [plaats] , in de gemeente Haskerland (thans de gemeente De Fryske Marren), in elk geval in Nederland, meermalen, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2003,
immers heeft verdachte in voornoemde periode opzettelijk ontuchtig (telkens)
  • zijn tong op en/of in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
  • een of meer vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
2
hij in of omstreeks de periode van 29 februari 2006 tot en met 28 februari 2012, te [plaats] , in de gemeente Haskerland (thans de gemeente De Fryske Marren), in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2000, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte in voornoemde periode,
  • zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of zich zogenoemd door die [slachtoffer] laten pijpen en/of
  • de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond gebracht en/of die [slachtoffer] zogenoemd gepijpt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, als oppas, in of omstreeks de periode van 29 februari 2006 tot en met 28 februari 2012 te [plaats] , in de gemeente Haskerland (thans de gemeente De Fryske Marren), in elk geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2000, immers heeft verdachte in voornoemde periode opzettelijk ontuchtig
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of zich zogenoemd door die [slachtoffer] laten pijpen en/of
- de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond gebracht en/of die [slachtoffer] zogenoemd gepijpt;
3
hij in of omstreeks de periode 28 juni 2016 tot en met 12 april 2023 te [plaats] , in de gemeente Heerenveen, in elk geval in Nederland, op een computer/Tablet (merk Samsung type Sm-T800 ), althans op een gegevensdrager, (een) afbeelding(en), te weten fotos en/of videos, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
  • het met de penis/een voorwerp/vinger/hand oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
  • het met de penis/vinger/hand/oraal penetreren van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
  • het met een voorwerp/vinger/hand vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt bij zichzelf
Afbeeldingsnummers in Overzicht Geselecteerde afbeeldingen en toonmap 1 t/m 4 (zie procesdossier pagina 79)
en/of
het met de penis/vinger/hand/een voorwerp/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de penis/vinger/hand/ een voorwerp /tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de vinger/hand/een voorwerp betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt bij zichzelf
Afbeeldingsnummers in Overzicht Geselecteerde Afbeeldingen en toonmap 5 t/m 9 (zie procesdossier pagina 79 en 80)
en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een onnatuurlijke omgeving en/of met een voorwerp, en/of in een (erotisch
getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose
en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
Afbeeldingsnummers in Overzicht Geselecteerde Afbeeldingen en toonmap 10 t/m 15 ( zie procesdossier pagina 80)
en/of
- het masturberen (dicht)bij en/of ejaculeren op en/of het houden van een penis dicht bij het lichaam/gezicht van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;
Afbeeldingsnummers in Overzicht Geselecteerde Afbeeldingen en toonmap 16 t/m 19 ( zie procesdossier pagina 80 en 81)

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar en geloofwaardig is. De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de bekennende verklaring van verdachte. Het dossier bevat voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de ten laste gelegde pleegperiode. In haar aangifte heeft [slachtoffer] , in tegenstelling tot verdachte, concrete gebeurtenissen benoemd waaraan zij haar leeftijd ten tijde van het seksueel misbruik heeft ontleend.
Daarnaast heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd voor het onder 2 primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] eveneens betrouwbaar en geloofwaardig is. De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de deels bekennende verklaring van verdachte. Verdachte heeft de concrete context waarin het seksueel misbruik volgens [slachtoffer] heeft plaatsgevonden, bevestigd.
Tot slot heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd voor het onder 3 ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Het dossier biedt onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de vaststelling dat verdachte zich in de ten laste gelegde pleegperiode schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van [slachtoffer] . Volgens verdachte was [slachtoffer] ouder toen het misbruik plaatsvond. De verklaring van [slachtoffer] inhoudende dat zij ten tijde van het misbruik vijf tot zeven jaar oud was, wordt niet ondersteund door het dossier.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair ten laste gelegde. Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor het seksueel binnendringen, daar de verklaring van [slachtoffer] geen ondersteuning vindt in het dossier. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat daar voldoende bewijs voor is.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsminimum
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte een strafbaar feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige, oftewel in deze zaak alleen op grond van hetgeen één van de aangevers heeft verklaard.
Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarbij geldt wel dat deze bepaling betrekking heeft op de bewezenverklaring als geheel en niet vereist dat elk aspect van de bewezenverklaring door meer dan één bewijsmiddel wordt ondersteund.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het zedendelict als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is als de verklaring van het slachtoffer op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Feit 1 primair
De rechtbank acht het 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 31 januari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik [slachtoffer] meermalen heb gevingerd en haar clitoris heb gelikt. Ik heb tussen haar schaamlippen gevoeld.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 juni 2022, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022100063 d.d. 19 september 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Geboortedatum [slachtoffer] : [geboortedatum] 2003. V: Waar is het gebeurd?
A: Bij mij thuis in [plaats] .
A: toen ik 5 was ben ik misbruikt door [verdachte] . Hij heeft mij gebeft en gevingerd. V: Hoe weet je dat je 5 jaar oud was?
A: Omdat het voor de geboorte van mijn eerste nichtje gebeurd is. Ik was bij die geboorte 7 jaar oud. Het was ook voordat onze buren naast ons kwamen wonen. Deze buren kwamen daar wonen toen ik 6 was.
V: Wanneer was de laatste keer dat hij oppaste? A: Ik denk dat ik rond de 6 was.
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] gedetailleerd en consistent heeft verklaard. In haar verklaring zijn geen tegenstrijdigheden te vinden op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat haar verklaring niet op de waarheid berust. Daarnaast heeft zij gedetailleerd verklaard over waar en wanneer het misbruik heeft plaatsgevonden. Haar verklaring wordt grotendeels bevestigd door verdachte. De rechtbank neemt de verklaring van [slachtoffer] dan ook als uitgangspunt en acht deze bruikbaar voor het bewijs.
Ten aanzien van de ten laste gelegde pleegperiode overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft het seksueel misbruik van [slachtoffer] bekend, maar heeft betwist dat [slachtoffer] destijds vijf tot zeven jaar oud was. Verdachte heeft niet met concrete omstandigheden aannemelijk kunnen maken dat [slachtoffer] toen ouder was. Daarentegen heeft [slachtoffer] feitelijke gebeurtenissen naar voren gebracht waaraan zij haar leeftijd heeft ontleend. Zo verklaart zij dat het misbruik is begonnen voordat haar nichtje was geboren en voordat de buren naast hen kwamen wonen. Het misbruik is volgens [slachtoffer] gestopt toen haar vader met pensioen ging. Daarom gaat de rechtbank voor de pleegperiode uit van wat [slachtoffer] hierover heeft verklaard en acht de rechtbank de pleegperiode zoals ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 primair
De tenlastelegging
Met betrekking tot het feitencomplex zoals dat onder feit 2 ten laste is gelegd vat de rechtbank het primair en subsidiair ten laste gelegde telkens op als impliciet cumulatief te zijn omschreven. In de tenlastelegging zijn immers gedragingen opgenomen die hebben plaatsgevonden op verschillende tijdstippen en die bij een bewezenverklaring zouden leiden tot een meervoudige kwalificatie. Dit betekent dat per ten laste gelegde handeling beoordeeld dient te worden of bewezen kan worden dat verdachte die handelingen heeft verricht en of die handeling als seksueel binnendringen (primair) dan wel als ontuchtige handeling (subsidiair) kan worden gekwalificeerd. Dit betekent ook dat voor elk impliciet ten laste gelegde feit voldaan dient te zijn aan het zogenaamde bewijsminimum.
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht het 2 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past ten aanzien dan feit 2 primair de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte ter zitting van 31 januari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Het klopt dat ik [slachtoffer] meermalen heb gepijpt.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 april 2023, opgenomen op pagina 102 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: En wat is er toen gebeurd?
A: Pijpen. Dan trok hij zijn broek naar beneden en dan pijpte ik hem.
V: Waar gebeurde dat?
A: In de woonkamer.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden
d.d. 26 oktober 2022, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Geboortedatum [slachtoffer] : [geboortedatum] 2000. Wanneer is het gebeurd: tussen 2006 en 2012.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 februari 2024, opgenomen op pagina 7 e.v. van het aanvullend proces-verbaal behorend bij voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
A: het gebeurde het meest als hij bij ons oppaste. [verdachte] kwam beneden en op de bank zitten, hij wilde dat ik op de knieën naast de bank ging zitten en hij deed zijn broek uit en toen moest ik mijn mond om zijn penis doen en heen en weer. Hij deed mijn hoofd heen en weer op zijn penis.
V: Waar is het gebeurd?
A: In de woonkamer in [plaats] .
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] gedetailleerd en consistent heeft verklaard. In zijn verklaring zijn evenmin tegenstrijdigheden te vinden op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat zijn verklaring niet op de waarheid berust. [slachtoffer] heeft gedetailleerd verklaard wanneer en onder welke omstandigheden het misbruik zou hebben plaatsgevonden. Zo heeft hij verklaard dat het misbruik onder andere plaatsvond na de bruiloft van zijn zus en toen zijn ouders naar een concert gingen. De rechtbank neemt de verklaring van [slachtoffer] dan ook als uitgangspunt en acht deze bruikbaar voor het bewijs.
Verdachte heeft bij de politie verklaard zich niet te kunnen herinneren dat [slachtoffer] hem heeft gepijpt. De rechtbank komt desalniettemin tot een bewezenverklaring hiervan zoals primair ten laste gelegd onder gedachtestreepje 1. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer] , temeer nu verdachte heeft bekend dat hij in dezelfde periode [slachtoffer] heeft gepijpt. Hieruit blijkt dat verdachte de wil had en in staat was ernstig strafbaar gedrag van seksuele aard te plegen ten opzichte van een minderjarige. Bovendien heeft verdachte verklaard dat wanneer hij aan het oppassen was er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden in de woonkamer van de ouderlijke woning van [slachtoffer] . Met zijn verklaring plaatst verdachte zich op die specifieke plek en binnen die context waar en wanneer het seksueel binnendringen volgens [slachtoffer] plaats zou hebben gevonden. De rechtbank ziet derhalve voldoende steun in de verklaring van verdachte voor de bewezenverklaring van het seksueel binnendringen.
Onder gedachtestreepje 2 van het onder feit 2 primair ten laste gelegde wordt verdachte verweten dat hij [slachtoffer] heeft gepijpt. Dit is een ontuchtige handeling die niet bestaat uit het (juridisch) seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] als bedoeld in artikel 244
(oud)van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) (vgl. Hoge Raad 11 oktober 2005, NJ 2006/614).
Ontuchtige handelingen die niet bestaan uit het seksueel binnendringen kunnen onder omstandigheden wel onder de strafbaarstelling van artikel 244
(oud)Sr vallen. In dat artikel is namelijk bepaald dat ontuchtige handelingen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam strafbaar zijn. Hiervoor is wel vereist dat de ontuchtige handelingen die niet bestaan uit het seksueel binnendringen, voor, tijdens en/of na het seksueel binnendringen hebben plaatsgevonden (vgl. Hoge Raad 18 mei 1999, NJ 1999/541). De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte de handelingen die hem onder gedachtestreepje 2 worden verweten voor of na, dan wel tijdens het seksueel binnendringen heeft verricht. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van hetgeen aan hem primair is ten laste gelegd onder gedachtestreepje 2. Wel komt de rechtbank op dit punt tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.
Feit 2 subsidiair
De rechtbank acht het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 januari 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 februari 2024, opgenomen op pagina 7 e.v. van het aanvullend proces-verbaal behorend bij voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] .
Feit 3
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 januari 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van beschrijving kinderpornografisch materiaal
d.d. 1 september 2023, opgenomen op pagina 67 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de onder 1 primair, de onder 2 primair en subsidiair en de onder 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Feit 1 primair
hij in de periode van 20 juni 2008 tot en met 19 juni 2010 te [plaats] meermalen met [slachtoffer] geboren op [geboortedatum] 2003, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte in voornoemde periode
  • zijn tong op en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] gebracht en
  • een vinger tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] gebracht.
Feit 2 primair
hij in de periode van 29 februari 2006 tot en met 28 februari 2012 te [plaats] met [slachtoffer] geboren op [geboortedatum] 2000, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een handeling heeft gepleegd die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte in voornoemde periode,
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en zich zogenoemd door die [slachtoffer] laten pijpen.
en
subsidiair
hij, als oppas, in de periode van 29 februari 2006 tot en met 28 februari 2012 te [plaats] ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] geboren op [geboortedatum] 2000, immers heeft verdachte in voornoemde periode opzettelijk ontuchtig
- de penis van die [slachtoffer] in zijn mond gebracht en die [slachtoffer] gepijpt.
Feit 3
hij in de periode 28 juli 2016 tot en met 12 april 2023 te [plaats] op een Tablet (merk Samsung type Sm- T800) afbeeldingen, te weten fotos en videos van seksuele gedragingen waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt is betrokken, heeft verworven en in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen bestonden uit:
  • het met de penis/een voorwerp/vinger/hand oraal, vaginaal en anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en
  • het met de penis/vinger/hand/oraal penetreren van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en
  • het met een voorwerp/vinger/hand vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt bij zichzelf
en
het met de penis/vinger/hand/een voorwerp/tong betasten en aanraken van het geslachtsdeel, de billen en borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het met de penis/vinger/hand/ een voorwerp/tong betasten en aanraken van het geslachtsdeel van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het met de vinger/hand/een voorwerp betasten en aanraken van het geslachtsdeel en de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt bij zichzelf
en
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of poseert in een onnatuurlijke omgeving en/of met een voorwerp die niet bij zijn/haar leeftijd past en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding aldus (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en
- het masturberen (dicht)bij en ejaculeren op en het houden van een penis dicht bij het lichaam/gezicht van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
Feit 2
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
en
ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
Feit 3
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven en in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr zal worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaren en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Gelet op de aard en duur van de feiten, de proceshouding van verdachte en het aanzienlijke tijdsverloop is voornoemde straf volgens de raadsman een passende afdoening.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen en het plegen van ontuchtige handelingen met twee kleine kinderen op wie hij destijds paste. Dit gebeurde in de ouderlijke woning van [slachtoffer] en [slachtoffer] , een plek waar zij zich bij uitstek veilig en geborgen hadden moeten voelen. Verdachte heeft met zijn handelen op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en [slachtoffer] . Daarbij heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij van de ouders van [slachtoffer] en [slachtoffer] genoot. Het is algemeen bekend dat seksueel misbruik langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. Ook in deze zaak is dat het geval, zoals blijkt uit de namens [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring. Uit het dossier blijkt dat het seksueel misbruik ook voor [slachtoffer] grote gevolgen heeft gehad.
Daarnaast heeft verdachte zich gedurende een periode van meerdere jaren schuldig gemaakt aan het verwerven en het bezitten van kinderpornografisch materiaal. Het ging om fotos en filmpjes waarop vergaande seksuele handelingen door en met kinderen zichtbaar waren. Op het merendeel van de afbeeldingen zijn kinderen te zien die jonger dan 12 jaar zijn. Op enkele afbeeldingen zijn zelfs kinderen in de leeftijd tussen de 1 en 2 jaar te zien. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan het permanent beschadigen van kinderen en een verwerpelijke rol gespeeld in de exploitatie van kinderen en de instandhouding van de markt voor dergelijk materiaal. Het is een feit van algemene bekendheid dat de kinderen die betrokken zijn bij dergelijke seksuele handelingen nog geruime tijd kunnen lijden onder de psychische (en lichamelijke) gevolgen van hetgeen hen is overkomen. Verdachte is daar mede verantwoordelijk voor.
Persoon van de verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit zijn strafblad blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld is voor het bezit van kinderpornografisch materiaal. De eerdere veroordeling heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich hier opnieuw schuldig aan te maken. Daarbij komt dat verdachte na deze veroordeling daadwerkelijk over is gegaan tot het seksueel misbruiken van kinderen.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op het reclasseringsadvies van 10 juli 2024. Uit het rapport blijkt dat verdachte in zijn jeugd seksueel misbruikt is en meerdere jeugdtraumas heeft opgelopen die hij onvoldoende heeft verwerkt. Verdachte leeft in een sociaal isolement en heeft onvoldoende copingvaardigheden. De reclassering heeft de kans op herhaling ingeschat als hoog. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een behandeling door de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland (AFPN) en het vermijden van het in aanraking komen met kinderpornografisch materiaal.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf de enige passende straf is, omdat de aard en ernst van de feiten door een lichtere afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig. Gelet op de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd, zal de rechtbank de eis van de officier van justitie enigszins matigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden verbinden, waaraan verdachte zich gedurende de proeftijd moet houden. Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, zal de rechtbank de proeftijd
bepalen op 3 jaren. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op artikel 14b
(oud)Sr. Verdachte is na het seksueel misbruik van [slachtoffer] en [slachtoffer] in 2012 niet meer in beeld geweest voor soortgelijke feiten. Gelet op die vaststelling en het tijdsverloop is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een situatie waarin er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Het bezit van kinderpornografisch materiaal is onder de wetgeving die destijds gold, niet aan te merken als een gedraging die onmiskenbaar is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (vgl. HR 28 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:524). Nu niet is voldaan aan de wettelijke vereisten, zal de rechtbank geen proeftijd van langer dan drie jaren opleggen.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren. Aan de wettelijke vereisten daarvoor is, gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen ten aanzien van de proeftijd, niet voldaan.
De rechtbank zal evenmin overgaan tot oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr, zoals door de officier van justitie is gevorderd. De noodzaak voor het opleggen van een dergelijke maatregel is onvoldoende gebleken. Gelet op het feit dat het seksueel misbruik geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden en dat verdachte na zijn aanhouding niet opnieuw een dergelijk delict heeft gepleegd, acht de rechtbank oplegging van de maatregel niet noodzakelijk. Daarbij merkt de rechtbank op dat verdachte na detentie gedurende de proeftijd middels de bijzondere voorwaarden begeleid en behandeld zal worden.

Benadeelde partij

De vordering van [slachtoffer] (feit 1)
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 448,88 aan materiële schade,
10.000,00 aan immateriële schade en 53,45 aan proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De vordering van [slachtoffer] (feit 2)
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 1.758,41 aan materiële schade,
10.000,00 aan immateriële schade en 54,12 aan proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de beide vorderingen voor volledige toewijzing in aanmerking komen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de immateriële schade op het standpunt gesteld dat het bedrag van de beide vorderingen gematigd dient te worden tot 3.500,00. De overige vorderingen kunnen volgens de raadsman worden toegewezen.
Oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat de vordering betreffende het eigen risico van 2022
( 350,42) dient te worden toegewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde feit. De hoogte van deze vordering is niet door de verdediging betwist en zal daarom volledig worden toegewezen.
De rechtbank zal de gevorderde reiskosten naar FIER ( 73,98) toewijzen, omdat deze schade aan te merken is als rechtstreekse schade.
Met betrekking tot de reiskosten voor het doen van aangifte, de bezoeken aan Slachtofferhulp Nederland voor juridische ondersteuning en het bijwonen van de zitting overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) komen reiskosten slechts voor vergoeding in aanmerking voor zover in persoon - dat wil zeggen: zonder gemachtigde - wordt geprocedeerd. Procedeert de benadeelde partij met een gemachtigde, zoals in onderhavige zaak, dan komen slechts de kosten voor salaris en noodzakelijke verschotten van de gemachtigde voor vergoeding in aanmerking en dus niet ook de in artikel 238 lid 1 Rv bedoelde kosten van de benadeelde partij (vgl. Hoge Raad 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:414). Voor andere reiskosten - zoals voor het doen van aangifte, bezoeken aan leden van het Openbaar Ministerie en aan een advocaat - kent de civiele proceskostenregeling geen vergoeding. De opgevoerde reiskosten voor de bezoeken aan de politie en Slachtofferhulp Nederland zijn niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit en zijn ook niet toewijsbaar als proceskosten op grond van de civiele proceskostenregeling. Zij worden in die regeling immers niet genoemd, (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 3 juni 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4540). Deze reiskosten worden daarom afgewezen.
De benadeelde partij heeft daarnaast 10.000,00 aan immateriële schade gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank is, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de algemene ervaring dat dit tot psychische schade leidt, van oordeel dat de schade voldoende is onderbouwd. De benadeelde partij is op andere wijze in haar persoon aangetast doordat zij als gevolg van het bewezen verklaarde feit geestelijk letsel heeft opgelopen. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat er bij de benadeelde partij PTSS is vastgesteld. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen.
De vordering van [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat de schadeposten betreffende het eigen risico van 2023
( 360,62), het eigen risico van 2024 ( 385,00) en de verlofkosten ( 415,41) dienen te worden toegewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde feit. De hoogte van deze schadeposten is niet door de verdediging betwist.
De rechtbank zal de gevorderde reiskosten naar FIER ( 570,46) toewijzen, omdat deze schade aan te merken is als rechtstreekse schade.
Met betrekking tot de reiskosten voor het doen van aangifte, de bezoeken aan Slachtofferhulp Nederland voor juridische ondersteuning en het bijwonen van de zitting verwijst de rechtbank naar hetgeen hierover is overwogen bij de vordering van [slachtoffer] . De rechtbank zal de vordering ten aanzien van dit deel afwijzen.
De benadeelde partij heeft daarnaast 10.000,00 aan immateriële schade gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank is, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de algemene ervaring dat dit tot psychische schade leidt, van oordeel dat de schade voldoende is onderbouwd. De benadeelde partij is op andere wijze in zijn persoon aangetast doordat hij als gevolg van het bewezen verklaarde feit geestelijk letsel heeft opgelopen. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat er bij de benadeelde partij PTSS is vastgesteld en hiervoor onder behandeling is geweest. De rechtbank zal de vordering toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. Het aantal dagen dat gijzeling kan worden toegepast bepaalt de rechtbank ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] op 87 dagen en ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] op 93 dagen.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de toegewezen schadebedragen toewijzen vanaf de datum van het ontstaan van de schade. Ook ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel zal dit worden bepaald.

In beslag genomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen telefoon en tablet onttrokken dienen te worden aan het verkeer, nu op deze gegevensdragers kinderpornografisch materiaal is aangetroffen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen telefoon en tablet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, nu met behulp van voornoemde gegevensdragers het stafbare feit is begaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de in beslag genomen telefoon en tablet van verdachte vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat het bewezenverklaarde feit (bezit kinderporno) hiermee is begaan. Het is niet mogelijk om met zekerheid te kunnen stellen dat het kinderpornografisch materiaal van deze gegevensdragers is verwijderd, waardoor de gegevensdragers van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b (
oud), 14c, 36b, 36c, 36d, 36f, 57, 240b (
oud), 244 (
oud) en 249 (
oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, onder 2 primair en subsidiair en onder 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft
nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen veertien dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de reclassering Leger des Heils op het adres Zoutbranderij 1 te Leeuwarden, zo lang en frequent de reclassering dat nodig acht;
2. dat de veroordeelde zich, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht, zal laten behandelen door de AFPN of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter bepaling van de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die door de zorgverlener wordt gegeven;
3. dat de veroordeelde, gedurende de proeftijd, vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. De veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
4. het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
5. het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
6. het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
4. dat de veroordeelde, gedurende de proeftijd, meewerkt aan de (hierna te noemen) controle van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek ten behoeve van het toezicht op de naleving van deze gedragsvoorschriften. De veroordeelde zal op verzoek van de reclassering al zijn digitale gegevensdragers en/of geautomatiseerde werken ter beschikking stellen en daartoe toegang verschaffen, bijvoorbeeld door het geven van wachtwoorden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Voor wat betreft het toezicht op de hierboven onder 3. vermelde voorwaarde geldt het volgende:
  • het toezicht kan bestaan uit controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers;
  • deze controles mogen gedurende de proeftijd maximaal 3 keer per jaar worden uitgevoerd;
  • deze controles mogen slechts op geautomatiseerde wijze worden uitgevoerd;
  • deze controles dienen zich te beperken tot toezicht op de naleving van de onder 3. vermelde voorwaarde;
  • ten behoeve van deze controles kan de reclassering zich door een deskundige (niet zijnde een opsporingsambtenaar) technisch laten bijstaan.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde volgende in beslag genomen goederen, te weten:
- 1 stk GSM (goednummer: PL0100-2022100063-1593224)
- 1 stk computer (goednummer: PL0100-2022100063-1593380)

Benadeelde partijen

Ten aanzien van feit 1 primair
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van 10.424,40 (zegge: tienduizendvierhonderdvierentwintig euro en veertig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 juni 2010 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 10.424,40 (zegge: tienduizendvierhonderdvierentwintig euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2010 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 424,40 aan materiële schade en 10.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 87 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 2 primair en feit 2 subsidiair
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van 11.731,49 (zegge: elfduizendzevenhonderdeenendertig euro en negenenveertig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 februari 2012 tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 11.731,49 (zegge elfduizendzevenhonderdeenendertig euro en negenenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2012 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 1.731,49 aan materiële schade en
10.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 93 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Joha, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. L. Potijk, rechters, bijgestaan door mr. R.D. Ensel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 februari 2025.