ECLI:NL:RBNNE:2025:572

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
11250004 BU VERZ 24-1811
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake parkeerverbod in Leeuwarden met sanctie en matiging

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, een mondelinge uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een parkeerverbod. De zaak betreft een betrokkene die op 15 november 2022 een voertuig heeft geparkeerd in een parkeerverbodszone, aangeduid met bord E1, op het Zaailand in Leeuwarden. De kantonrechter, mr. P.G. Wijtsma, heeft vastgesteld dat de betrokkene het bord E1 heeft gemist en dat hij zich niet kan beroepen op het feit dat hij geen bord heeft gezien. De verbalisant heeft verklaard dat de straat waar het voertuig was geparkeerd binnen een parkeerverbodszone ligt en dat er op alle toegangswegen naar de pleeglocatie bebording is geplaatst. De kantonrechter heeft de opgelegde sanctie van € 109,00, inclusief administratiekosten, bevestigd, maar heeft geconstateerd dat de betrokkene in administratief beroep niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord. Dit heeft geleid tot een schending van zijn belangen, waardoor de kantonrechter heeft besloten de boete met 25% te matigen. Daarnaast is er geconstateerd dat de redelijke termijn van berechting is overschreden, wat heeft geleid tot een verdere matiging van de sanctie met 25%. Uiteindelijk is de sanctie gewijzigd naar € 65,25, inclusief administratiekosten. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de inleidende beschikking gewijzigd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 254182287
zaaknummer: 11250004 BU VERZ 24-1811
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van 30 januari 2025 op het beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), ingediend door

[betrokkene]

wonende in [woonplaats],
hierna te noemen: betrokkene.
Zitting hebben
als kantonrechter : mr. P.G. Wijtsma
als griffier : R. de Hoop
Betrokkene is op de zitting verschenen. Als vertegenwoordigster van de officier van justitie is verschenen mr. C. de Meer.
De kantonrechter sluit het onderzoek en doet onmiddellijk mondeling uitspraak. Hij overweegt daarbij als volgt:
De verweten gedraging betreft ‘een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone))’, verricht op 15 november 2022 om 11:42 uur op het Zaailand in Leeuwarden, gemeente Leeuwarden, met een personenauto met kenteken [kenteken] De opgelegde sanctie bedraagt € 109,00 (inclusief administratiekosten).
Betrokkene betwist de verweten gedraging en stelt dat hij op zijn route naar de pleeglocatie geen zonebord E1 is gepasseerd, zodat hij op de pleeglocatie mocht parkeren. Op de zitting heeft betrokkene nader toegelicht dat op er op die plek altijd auto’s staan geparkeerd en hier ook geen bord staat waaruit blijk dat daar niet geparkeerd mag worden.
In Wahv-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders als de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring of als uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
Uit de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht blijkt dat de straat waar betrokkene heeft geparkeerd ligt binnen een parkeerverbodszone van de gemeente Leeuwarden. De verbalisant verklaart dat op alle toegangswegen naar de pleeglocatie bebording is geplaatst, specifiek het bord E1 ingevolge het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 met bovenschrift: “zone”. Bij het constateren van het feit werd vastgesteld dat het voertuig niet in een parkeervak stond geparkeerd en dat er gedurende een tijd van ongeveer tien minuten geen activiteit met betrekking tot het voertuig plaatsvond, zodat er geen sprake was van onmiddellijk laden of lossen van goederen, dan wel het laten in- of uitstappen van personen. De verbalisant verklaart ten slotte geen voor dat gebied geldige ontheffing te hebben waargenomen.
In hetgeen door betrokkene is aangevoerd, ziet de kantonrechter geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Gelet op de pleeglocatie in het centrum van Leeuwarden heeft betrokkene geparkeerd in een parkeerverbodszone. Binnen zo’n zone mag echter enkel geparkeerd worden binnen de aangegeven parkeervakken. Bij een parkeerverbodszone worden de grenzen daarvan door middel van meerdere verkeersborden aangegeven. Iedere voor motorvoertuigen openstaande toegangsweg waarlangs de zone kan worden bereikt, moet van een bord E1 (parkeerverbodszone) zijn voorzien. Om de gedraging te kunnen vaststellen, is voldoende dat de toegangsweg waarlangs de bestuurder van het voertuig de zone is ingereden, is voorzien van een deugdelijk bord. Op de zitting is gebleken dat betrokkene via het Hoeksterend naar de pleeglocatie is gereden. Op Google Maps is duidelijk te zien dat daar een zonebord E1 staat. Dat betrokkene dit bord heeft gemist, komt voor zijn eigen rekening en risico.
Voor wat betreft het verweer van betrokkene dat hij de verbalisanten nog heeft gesproken, blijkt uit de verklaring van de verbalisant dat er een pardontijd van tien minuten in acht is genomen en dat er niet tot een staandehouding is overgegaan omdat betrokkene niet bij zijn voertuig aanwezig was. Hieruit begrijpt de kantonrechter dat, toen betrokkene terugkwam bij zijn auto en de verbalisanten aansprak, de sanctie al was opgelegd. Daarom hebben de verbalisanten terecht met toepassing van artikel 5 van de Wahv de sanctie aan de betrokkene als kentekenhouder opgelegd.
Alles overwegende is de kantonrechter van oordeel dat de gedraging op basis van de beschikbare gegevens voldoende kan worden vastgesteld. De sanctie is terecht opgelegd.
Wel heeft de vertegenwoordigster op de zitting terecht aangevoerd dat betrokkene in administratief beroep niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord. De kantonrechter constateert dat uit het dossier niet blijkt dat betrokkene, die zonder een professioneel rechtshulpverlener administratief beroep heeft ingesteld, een termijn is gegeven waarbinnen hij kon verzoeken om te worden gehoord. Daardoor is hij geschaad in zijn belangen door hem een essentieel onderdeel van de procedure in administratief beroep te onthouden. Gelet op het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022 [1] moet betrokkene vanwege deze schending worden gecompenseerd en zal de kantonrechter de boete matigen met 25%.
Verder heeft de vertegenwoordiger op de zitting terecht aangevoerd dat er sprake is van schending van de redelijke termijn van berechting, nu de verweten gedraging meer dan twee jaar geleden heeft plaatsgevonden. In de jurisprudentie is bepaald dat de redelijke termijn van berechting in eerste aanleg ten hoogste twee jaar bedraagt. Die termijn begint op het moment dat vanwege het bestuursorgaan jegens de beboete persoon een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat hem een boete zal worden opgelegd. De procedure in administratief beroep is in deze termijn begrepen; de termijn eindigt met de uitspraak van de kantonrechter. Gelet op het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 28 juli 2023 [2] zal de kantonrechter het sanctiebedrag nog eens met 25% matigen. Dit maakt dat hij het sanctiebedrag zal wijzigen naar € 65,25 (inclusief administratiekosten).

Beslissing

De kantonrechter:
 verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
 vernietigt die beslissing;
 wijzigt de inleidende beschikking en matigt de sanctie tot € 65,25 (inclusief administratiekosten);
 bepaalt dat betrokkene het teveel betaalde aan zekerheidstelling terugkrijgt.
Waarvan proces-verbaal,
griffier, kantonrechter,

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op: