ECLI:NL:RBNNE:2025:4190

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
LEE 24/1174
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling WOZ-waarde en kostenvergoeding in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 9 oktober 2025, wordt de WOZ-waarde van een onroerende zaak voor het belastingjaar 2023 beoordeeld. Eiser, mede-eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 452.000, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op 1 januari 2022. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 429.000. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet voldoende heeft aangetoond dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank stelt de waarde in goede justitie vast op € 396.000, waarbij rekening is gehouden met aardbevingsschade en rompslompschade. Daarnaast kent de rechtbank eiser een kostenvergoeding toe voor rechtsbijstand en de aanwezigheid van een deskundige tijdens de zitting. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld tot het betalen van de proceskosten en het griffierecht aan eiser. De uitspraak benadrukt de verplichting van de heffingsambtenaar om de waarde van de onroerende zaak correct vast te stellen en de kostenvergoeding op een juiste manier te berekenen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/1174
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 9 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: H.A. Huizinga),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Midden-Groningen, de heffingsambtenaar

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 7 december 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak [adres] te [woonplaats] (de woning) op 1 januari 2022 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 452.000 (de beschikking).
1.2.
De aanslag is onder nummer [nummer] opgelegd op 25 februari 2023.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiser gegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de waarde van de woning verlaagd naar € 429.000.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De heffingsambtenaar heeft op 16 juli 2024 nadere stukken ingediend.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, bijgestaan door J. Schokker (taxateur) en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.
1.7.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Feiten

2.1.
Eiser is mede-eigenaar van de woning.
2.2.
De onroerende zaak is een vrijstaande woning met dakkapel, inpandige garage, blokhut, vrijstaande berging, tuin en ondergrond. De woning is gebouwd in 1995, heeft een gebruiksoppervlakte van circa 155 m2 en is gelegen op een kavel van 598 m2. De inpandige garage heeft een gebruiksoppervlakte van 20 m2, de blokhut een gebruiksoppervlakte van 15 m2, en de vrijstaande berging heeft een gebruiksoppervlakte van 40 m2.
2.3.
Op de website van gemeente Midden-Groningen is bij de informatie over de Wet waardering onroerende zaken onder meer het volgende gepubliceerd:

“Aardbevingsschade

De meeste gemeenten in de provincie Groningen gaan op dezelfde manier om met de WOZ-waarde in relatie tot aardbevingsschade. Dat geldt ook voor Midden-Groningen. Uitgangspunt is een eenvoudige en heldere procedure.

Heeft u aardbevingsschade en een bevestigingsbrief van het IMG met het definitieve schadebedrag? Geef dit door aan de gemeente. Dit kan het hele jaar door.
  • Dit kan digitaal via de DigiD of eHerkenning knop op deze pagina. Als u heeft ingelogd klikt u op bezwaar maken. Daar kunt u kiezen voor de optie "WOZ Aardbevingsschade formeel".
  • U kunt ook bezwaar maken per post, via Postbus 75, 9600 AB Hoogezand.
Na ontvangst trekken we het bedrag af van de WOZ-waarde, samen met het ‘rompslompbedrag’ van € 2.500.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de heffingsambtenaar de waarde van de woning van eiseres op de waardepeildatum niet hoger heeft vastgesteld dan de waarde in het economisch verkeer. De rechtbank doet dat aan de hand van de door eiseres aangevoerde beroepsgronden.
3.2.
De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak verder ook of de heffingsambtenaar de procesposten voor bezwaar op het juiste bedrag heeft vastgesteld.
De vastgestelde waarde
4. Voor de beoordeling van het beroep is het bepaalde in artikel 17, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) van belang. Daarin staat dat de waarde van een onroerende zaak wordt bepaald op de waarde die aan die onroerende zaak moet worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever “de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding”. [1]
5. De heffingsambtenaar moet, in het licht van wat eiseres heeft aangevoerd, aannemelijk maken dat hij de waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is de heffingsambtenaar hierin niet geslaagd. Hieronder licht de rechtbank dit oordeel toe.
Nieuwe waardematrix
6. De heffingsambtenaar heeft op 16 juli 2024 diverse stukken overgelegd, waaronder een nieuwe waardematrix. In zijn begeleidende schrijven bij die stukken heeft de heffingsambtenaar uitgelegd dat een inpandige opname heeft plaatsgevonden en aan de hand daarvan een nieuwe taxatie is opgemaakt. In de oude waardematrix werd de woning getaxeerd op € 505.000. In de nieuw waardematrix wordt de woning getaxeerd op € 429.000. Daarbij is aan de kwaliteit en het onderhoud een ‘2’ toegekend, en aan de uitstraling, doelmatigheid en voorzieningen een ‘3’.
Standpunten eiser
7. Eiser voert het volgende aan:
  • Er is rekening gehouden met aardbevingsschade van € 5.000. Er is echter ten onrechte geen rekening gehouden met € 2.500 rompslompschade.
  • De tweede verdieping van de woning is onbruikbaar omdat die door persoonlijke omstandigheden niet afgebouwd is. De doelmatigheid moet daarom op een ‘2’ gesteld worden.
  • De badkamer en keuken in de woning zijn nog van de oorspronkelijke bouw. Die waren op de waardepeildatum dus al tussen de 25 en 30 jaar oud. Aan dergelijke oude voorzieningen moet een ‘2’ toegekend worden, niet een ‘3’.
  • De waarde van de woning moet op € 380.000 gesteld worden.
Standpunten heffingsambtenaar
8. De heffingsambtenaar stelt dat de een 25 jaar oude keuken of badkamer niet standaard meebrengt dat de voorzieningen op een ‘2’ gesteld worden. Er moet gekeken worden naar de objecten waarmee vergeleken wordt. Dat is ook gebeurd en daarom is een ‘3’ voor voorzieningen in deze juist. Als nog rekening wordt gehouden met een ‘2’ voor doelmatigheid en de rompslompschade is de waarde nog steeds niet te hoog vastgesteld, aldus de heffingsambtenaar.
Overwegingen rechtbank
9. De rechtbank overweegt dat – gelijk eiser stelt – de gemeente Midden-Groningen op haar website een duidelijke toezegging heeft staan dat na het overleggen van een schaderapport zowel het schadebedrag als € 2.500 rompslompschade in mindering gebracht zal worden op de vastgestelde WOZ-waarde (zie 2.3.). De handelswijze van de heffingsambtenaar – stellen dat ook als de rompslompschade alsnog in mindering zou worden gebracht de waarde niet te hoog is vastgesteld – is in strijd met deze toezegging. De rechtbank zal de waarde daarom in ieder geval alsnog met € 2.500 verminderen.
10. De rechtbank volgt de heffingsambtenaar niet in zijn standpunt dat, ook als rekening gehouden wordt met een ‘2’ voor doelmatigheid, dat niet zou meebrengen dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De laatst overgelegde matrix vermeldt een taxatiewaarde van € 429.000. Dat is precies de bij uitspraak op bezwaar vastgestelde waarde. Ook het door de heffingsambtenaar overgelegde taxatierapport vermeld als getaxeerde waarde € 429.000. Uit de legenda bij de matrix volgt dat het aanpassen van een ‘3’ naar een ‘2’ op doelmatigheid de waarde met 7% vermindert. Dat in de oude matrix de woning op € 505.000 werd getaxeerd acht de rechtbank niet relevant. De heffingsambtenaar heeft immers na een inpandige opname een nieuw taxatierapport en een nieuwe matrix overgelegd.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar de voorzieningen terecht op een ‘3’ gesteld. De voorzieningen in de woning van eiser zijn vergelijkbaar met die in twee van de vergelijksobjecten waarbij de voorzieningen ook op een ‘3’ zijn gesteld. Het derde vergelijkingsobject heeft wel nieuwere voorzieningen. Bij dat object zijn de voorzieningen echter ook op een ‘4’ gesteld. Op deze manier wordt voor wat betreft de voorzieningen op een juiste manier rekening gehouden met de verschillen en overeenkomsten tussen de woning van eiser en de vergelijksobjecten.
12. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat de heffingsambtenaar niet aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan.
13. Omdat de heffingsambtenaar niet aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan, komt de vraag aan de orde of eiser de door hem gestelde waarde van € 380.000 aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend omdat in het door eiser overgelegde taxatierapport niet onderbouwd is hoe de verkoopprijzen van de daarin opgenomen vergelijkingsobjecten te herleiden zijn tot de door eiser voorgestane waarde.
14. Omdat geen van beide partijen naar het oordeel van de rechtbank erin is geslaagd het van haar gevraagde bewijs te leveren, bepaalt de rechtbank de waarde van de woning op de waardepeildatum in goede justitie op € 396.000.
15. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de waarde van de woning te hoog vastgesteld.
Kostenvergoeding in bezwaar
16. Tegelijk met het doen van uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar aan eiser een bezwaarkostenvergoeding toegekend van € 552,52. De heffingsambtenaar heeft die als volgt berekend. Voor door een derde verleende rechtsbijstand is € 296 toegekend (voor het bezwaarschrift en de hoorzitting beide 1 punt toegekend met een puntwaarde van € 296 en een wegingsfactor 0,5). Voor het taxatierapport is € 256,52 toegekend (4 uur à € 53 + 21% btw).
Standpunten eiser
17. Eiser stelt dat de heffingsambtenaar bij het berekenen van de bezwaarkostenvergoeding uit had moeten gaan van wegingsfactor 1 in plaats van 0,5. Verder stelt eiser dat ten onrechte geen vergoeding is toegekend voor de door hem naar de hoorzitting meegenomen deskundige.
Standpunten heffingsambtenaar
18. De heffingsambtenaar stelt dat terecht is uitgegaan van wegingsfactor 0,5. Daartoe wijst hij op door hemzelf vastgesteld beleid inzake proceskostenvergoedingen. [2] Dat geen vergoeding is toegekend voor de aanwezigheid van de deskundige is volgens de heffingsambtenaar in lijn met artikel 8 van zijn beleidsregel.
Overwegingen rechtbank
19. De rechtbank overweegt dat de rechter de beslissing van het bestuursorgaan over de wegingsfactor zelfstandig kan toetsen, met toepassing van de regels die op grond van artikel 7:15, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn gesteld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) en de bij dat besluit behorende Bijlage. [3] De rechter is niet gebonden aan het oordeel van het bestuursorgaan en kan de juistheid van het oordeel van het bestuursorgaan met betrekking tot deze factor volledig toetsen. Ook is de rechter niet gebonden aan beleidsregels die het bestuursorgaan ter zake heeft vastgesteld.
20. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval wegingsfactor 1,0 in overeenstemming is met het belang en de ingewikkeldheid van de zaak. Daarbij betrekt de rechtbank het feit dat het bezwaarschrift voldoende op de zaak van eiser was toegesneden en op inhoudelijke gronden gegrond is verklaard.
21. Ten aanzien van het verzoek om een vergoeding voor het inschakelen van de deskundige overweegt de rechtbank als volgt. Eiser heeft een deskundige (taxateur) meegebracht naar de hoorzitting. Eiser heeft daarvoor in bezwaar een vergoeding verzocht van € 44,14 inclusief btw. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar aan eiser ten onrechte geen vergoeding toegekend voor het inschakelen van de deskundige. De rechtbank zal de verzochte vergoeding daarom alsnog toekennen.
22. De rechtbank zal het besluit van de heffingsambtenaar over de bezwaarkostenvergoeding vernietigen en de kostenvergoeding opnieuw vaststellen. Omdat de rechtbank de kostenvergoeding voor het bezwaar opnieuw vaststelt, zal zij in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2024 het hoge tarief toepassen. [4] Daarbij gelden de tarieven ten tijde van het doen van uitspraak door de rechtbank. [5] De rechtbank zal de bezwaarkostenvergoeding derhalve vaststellen op totaal € 1.594,66 (voor het bezwaarschrift en de hoorzitting beide 1 punt met een puntwaarde van € 647 en een wegingsfactor 1,0, voor het taxatierapport 4 uur à € 53 + 21% btw = € 256,52 en € 44,14 voor het inschakelen van de deskundige).

Conclusie en gevolgen

23. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar. De rechtbank zal de vastgestelde waarde op waardepeildatum verminderen tot € 396.000 en de bezwaarkostenvergoeding op € 1.594,66 vaststellen.
24. Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoedingen betalen. Deze proceskostenvergoeding voor beroepsmatige rechtsbijstand bedraagt € 1.814 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.
25. Eiser heeft verder een deskundige (taxateur) meegebracht naar de zitting van de rechtbank. Eiser heeft ook daarvoor een kostenvergoeding verzocht van € 44,14 inclusief btw. Voor de aanwezigheid van de deskundige kent de rechtbank op grond van artikel 1, onderdeel b, van het Bpb een vergoeding toe. Op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van het Bpb geldt voor de hoogte van de kosten van een deskundige het te vergoeden bedrag volgens de Wet tarieven in strafzaken. De hoogte van de vergoeding is te vinden in artikel 6 van het Besluit tarieven strafzaken. Daarin is bepaald dat sinds 1 januari 2025 een tarief geldt van ten hoogste € 162,63 per uur. De rechtbank acht het bedrag van de gevraagde vergoeding voor het bijwonen van de zitting van de rechtbank, mede gelet op de reistijd en het aantal zaken dat achtereenvolgens behandeld wordt, allerzins redelijk. Voor het inschakelen van de deskundige kent de rechtbank daarom een vergoeding van € 44,14 toe.
26. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de heffingsambtenaar veroordelen tot het betalen van € 1.858,14 aan proceskostenvergoeding voor de beroepsprocedure.
27. De rechtbank merkt volledigheidshalve nog op dat artikel 30a, tweede lid, van de Wet WOZ wat betreft de bezwaar- en beroepsfase geen toepassing vindt, omdat de aanslag is opgelegd vóór 1 januari 2024 [6] .

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de bij beschikking vastgestelde waarde van de onroerende zaak tot een bedrag van € 396.000;
  • stelt de bezwaarkostenvergoeding vast op € 1.594,66;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 1.858,14 aan proceskosten voor de beroepsfase aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Raateland, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2025.
griffier
w.g. rechter
(de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen)

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, blz. 44
2.Beleidsregel proceskosten “Toepassing wegingsfactoren en taxatietarieven fiscale beschikkingen Midden-Groningen 2023, 1e wijziging”.
3.Hoge Raad 18 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:915, r.o. 3.3.3.
4.Hoge Raad 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060.
5.Hoge Raad 17 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1203.
6.Artikel IV, aanhef en onderdeel a, van de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm, Stb. 2023, 507