In deze zaak heeft de enkelvoudige landinrichtingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland op 24 januari 2025 een tussenbeschikking gegeven in een geschil tussen verzoekers [A] en [B] en de verweerster, Gedeputeerde Staten van Fryslân. De zaak betreft de indeling van gronden in ruilklassen en de waardering van deze gronden in het kader van de Lijst der Geldelijke Regelingen (LGR) voor de herverkaveling in de gemeenten Franekeradeel en Harlingen. Verzoekers zijn het niet eens met de indeling van hun percelen in ruilklasse 7, die zij als te hoog beschouwen, en hebben een taxatie laten uitvoeren die een lagere waarde aangeeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de herverkaveling onder de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) valt, die per 1 januari 2024 is ingetrokken, maar waarvan de bepalingen nog van toepassing zijn omdat het ontwerpbesluit voor de LGR vóór de inwerkingtreding ter inzage is gelegd. De rechtbank heeft de motivering van het besluit van Gedeputeerde Staten beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met de beperkingen die de dubbelbestemming met zich meebrengt voor de agrarische exploitatie. De rechtbank heeft Gedeputeerde Staten opgedragen om zich uiterlijk op 7 februari 2025 uit te laten over de waardering van de gronden in de gebieden A, waarbij rekening moet worden gehouden met de gestelde beperkingen. De verdere beslissing is aangehouden tot na de reactie van verzoekers.