ECLI:NL:RBNNE:2025:3234

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
18.214823.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping en valsheid in geschrifte door CEO van Jumbo

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die als CEO van Jumbo Supermarkten B.V. werd beschuldigd van passieve niet-ambtelijke omkoping, valsheid in geschrifte en witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een langdurig patroon van omkoping door goederen en geld te ontvangen van medeverdachte [medeverdachte 1], terwijl hij wist dat deze handelingen in strijd waren met zijn plichten als lasthebber van Jumbo. De rechtbank achtte bewezen dat verdachte valse sponsorfacturen had laten opmaken, waardoor Jumbo op het verkeerde been werd gezet en financiële schade leed. Daarnaast werd vastgesteld dat verdachte een aanzienlijk contant geldbedrag van € 448.052,60 had, waarvan een groot deel als crimineel geld werd aangemerkt. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden op, waarbij de ernst van de feiten en de voorbeeldfunctie van de verdachte zwaar wogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.214823.22
Vonnis van de meervoudige kamer, Noordelijke Fraudekamer, voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 augustus 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 juni 2025, 24 juni 2025, 26 juni 2025 en 31 juli 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mrs. W.R. Jonk en T. Nieuwenhuis, advocaten te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mrs.
J. Hoekman en W.B. Gaasbeek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 september 2022, te Veghel, Heeswijk-Dinther, Assen en/of Gasteren, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij en/of optredend als lasthebber van Jumbo Groep Holding BV en/of Jumbo Food Groep B.V. en/of de Koninklijke Jumbo Food Groep B.V. en/of Jumbo Supermarkten B.V. (in de functie van Chief Executive Officer en/of algemeen directeur en/of lid van de Raad van Bestuur en/of aandeelhouder),
naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in zijn betrekking en/of bij de uitvoering van zijn last(en) in strijd met zijn plicht heeft gedaan en/of nagelaten dan wel zal/zou doen en/of nalaten,
(telkens) al dan niet van/via [medeverdachte 1] en/of van/via een bedrijf van die [medeverdachte 1] , te weten [naam bedrijf 1] ,
een of meer gift(en), te weten:
  • zes, althans een of meer, gereedschapskisten (van het merk Snap-on) (sponsoring [naam raceteam] ), en/of
  • een contant geldbedrag van 25.000 euro en/of
  • een dieplader van het merk KTS en met kenteken [kenteken] en/of
  • twee (cross)motoren en/of (een) brommer(s), althans één of meer voertuig(en) (met nummers [nummer] respectievelijk [nummer] ) en/of
  • een (blauwe) Yamaha (cross)motor en/of
  • een Honda CR 125 R (cross)motor en/of
  • een hoeveelheid Roundup/Formaline en/of een (bijbehorend) karretje, en/of
een of meer belofte(n), te weten:
- het leveren van zes, althans een of meer, (luxe) gereedschapskisten (extra) (met inhoud, merk Snap-On) (sponsoring Stichting [naam] )
en/of
een of meer dienst(en), te weten:
  • het gebruik kunnen/mogen maken en/of het om niet ter beschikking krijgen van een of meerdere voertuig(en), te weten:
  • een Polaris Ranger 6x6 (met aan de zijkant “Fendt” vermeld) en/of
  • een (rode) Mercedes Benz SL (1957), en/of
  • het bemiddelen bij het al dan niet aankopen van crossmotoren (van of via motorcrossteam [naam] en/of het bedrijf [naam bedrijf 2] ), en/of
  • het (bemiddelen bij het) opmaken van een valse factuur (sponsorfactuur) door het bedrijf [naam bedrijf 2] ter zake van de (voorgenomen) levering van een of meer crossmotoren,
heeft aangenomen en/of gevraagd en/of doen vragen en/of dit aannemen en/of vragen en/of doen vragen in strijd met zijn plicht en/of de goede trouw (telkens) heeft verzwegen tegenover zijn werkgever en/of lastgever;
2.
hij, als Chief Executive Officer en/of algemeen directeur en/of lid van de Raad van Bestuur en/of aandeelhouder van Jumbo Groep Holding B.V. en/of Jumbo Food Groep B.V. en/of de Koninklijke Jumbo Food Groep B.V. en/of Jumbo Supermarkten B.V., in of omstreeks de periode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2022 te Veghel, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
de bedrijfsadministratie van Jumbo Supermarkten B.V. - zijnde een samenstel van geschriften dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen/laten opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen/laten vervalsen,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door een of meer anderen te doen/laten gebruiken,
immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededaders (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in die bedrijfsadministratie de navolgende valse factuur/facturen opgenomen en/of doen/laten opnemen
a. a) een (sponsor)factuur van [naam bedrijf 3] gericht aan Jumbo Supermarkten B.V. met factuurnummer 20190191 voor een bedrag van 335.000 euro exclusief BTW met omschrijving “Sponsoring [naam raceteam] E.e.a. conform afspraak” en gedateerd 8 juli 2019
bestaande die vervalsing en/of die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid op die factuur was weergegeven dat het sponsorbedrag (volledig) de (motorsport)sponsoring betrof, althans (de indruk werd gewekt) dat het vermelde sponsorbedrag (volledig) bedoeld was voor of als strekking had de (sport)sponsoring van het betreffende racing team en/of dat niet op eerdergenoemde factuur was vermeld dat (een groot deel van) dat sponsorgeld was bedoeld voor of zou worden betaald als commissie aan medeverdachte [medeverdachte 1] en/of ter betaling van een of meer gereedschapskisten (merk Snap- On),
en/of
een (sponsor)factuur van Stichting [naam] gericht aan Jumbo Supermarkten B.V. (1e sponsorfactuur) met factuurnummer 20220114 voor een bedrag van 48.400 euro inclusief BTW met omschrijving “ [naam] ” gedateerd 14 januari 2022
en/of
een (sponsor)factuur van Stichting [naam] gericht aan Jumbo Supermarkten B.V. (2e sponsorfactuur) met factuurnummer [factuurnummer] voor een bedrag van 48.400 euro inclusief BTW met omschrijving “ [naam] ” gedateerd 7 juni 2022
en/of
een (sponsor)factuur van Stichting [naam] gericht aan Jumbo Supermarkten B.V. (3e sponsorfactuur) met factuurnummer [factuurnummer] voor een bedrag van 48.400 euro inclusief BTW met omschrijving “ [naam] ” gedateerd 1 juli 2022
bestaande die vervalsing en/of die valsheid - sub b) en /of c) en/of d) - (telkens) hierin dat in strijd met de waarheid op die factuur/facturen was weergegeven dat het sponsorbedrag (volledig) de (motorsport)sponsoring betrof, althans (de indruk werd gewekt) dat het vermelde sponsorbedrag (volledig) bedoeld was voor of als strekking had de (sport)sponsoring van het betreffende racing team en/of dat niet op genoemde factuur/facturen was vermeld dat deze (ook) betrekking had op, althans samenhing met, de (privé) aankoop door verdachte van een dieplader en/of een of meer gereedschapskisten (met inhoud),
zulks met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 september 2022, te Veghel en/of Heeswijk-Dinther, in elk geval in Nederland, meermalen (op verschillende tijdstippen), althans eenmaal, (telkens)
(van) (een) voorwerp(en), te weten (telkens) een of meer (grote) contante geldbedrag(en), zijnde (in totaal ongeveer) 448.052,60 euro, althans enig geldbedrag,
(sub a)
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die geldbedrag(en) was/waren, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die geldbedrag(en) voorhanden had(den), door
- een contant geldbedrag van (in totaal) 250.250 euro, althans een of meer contante geldbedrag(en), te Veghel in een afgesloten/afsluitbare (privé) werkplaats/kantoorruimte van verdachte (in meerdere delen) te verpakken en/of (daar) (verpakt) in een koelkast en/of in een kast en/of elders in die ruimte te bewaren,
en/of
- een contant geldbedrag van (in totaal) 197.802,60 euro, althans een of meer geldbedrag(en), te Heeswijk-Dinther in de (privé) woning van verdachte in een of meer kluis/kluizen te bewaren,
en/of
(sub b)
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, althans gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf,
en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2. Ook voor feit 3 hebben de officieren van justitie veroordeling gevorderd, met dien verstande dat het witgewassen bedrag moet worden vastgesteld op 427.607,60.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 3. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot de passieve niet-ambtelijke omkoping onder feit 1 is medeverdachte [medeverdachte 1] de belangrijkste, en vaak zelfs de enige, bron die voor het openbaar ministerie als bewijsmiddel dient. De verklaringen van [medeverdachte 1] , al dan niet in afgeluisterde vorm, worden niet ondersteund door bewijsmiddelen uit andere bron. Daarbij baseert het OM zich deels op de administratie van [medeverdachte 1] en daarin opgenomen stukken terwijl het OM stelt dat de administratie van [medeverdachte 1] onbetrouwbaar is.
Voorts kan verdachte niet gekwalificeerd worden als lasthebber aangezien hij, als Ultimate Beneficial Owner van Jumbo, tevens lastgever is. Het is dus de vraag aan wie hij inlichtingen had moeten verstrekken over zijn vermeende contacten met [medeverdachte 1] . Niet-ambtelijke omkoping gaat uit van een relatie waarbij lastgever en lasthebber zich niet in dezelfde persoon verenigen en dat is hier wel het geval.
Daarnaast is er geen causaal verband tussen de omkopingsmiddelen enerzijds en een prestatie van verdachte in de uitoefening van zijn functie anderzijds. Verdachte had de middelen en contacten om de in de tenlastelegging genoemde giften, beloften of diensten zelf aan te schaffen. Daar had hij [medeverdachte 1] niet voor nodig. Hij had derhalve geen motief om zich door [medeverdachte 1] om te laten kopen. Met de kennis van nu is het aannemelijk dat [medeverdachte 1] bijbedoelingen heeft gehad toen hij diverse goederen aanbood aan verdachte, maar verdachte heeft zich op dat moment niet gerealiseerd dat dat het geval was.
Bovendien kan niet worden vastgesteld dat verdachte gehandeld zou hebben in strijd met zijn plicht als lasthebber. Verdachte had volledig de vrije hand binnen de sponsoring van de motorcross door Jumbo. Hij had geen verplichting om Jumbo te informeren over de verondersteld van [medeverdachte 1] aangenomen giften. De binnen Jumbo geldende gedragscode “Code Geel” is niet van toepassing omdat verdachte na 2014 nooit meer namens Jumbo zaken heeft gedaan met [medeverdachte 1] . Deze gedragscode stond er niet aan in de weg dat verdachte na 2014 in privé nog zaken met [medeverdachte 1] heeft gedaan.
Verdachte heeft het contact met [medeverdachte 1] ook niet bewust verzwegen voor zijn familie en de directie van Jumbo. Zo spraken zij af in de werkplaats in Veghel, die vlakbij het hoofdkantoor van Jumbo zit en waar altijd medewerkers aanwezig zijn.
Tot slot kan ten aanzien van de ten laste gelegde vermeende giften, diensten of beloften niet bewezen worden dat er sprake is van strafbaar handelen van verdachte.
De brommers en crossmotoren in de tenlastelegging zijn door verdachte gekocht. Verdachte vermoedt dat hij hier contant voor heeft betaald. De WhatsApp-berichten waarin wordt gesproken over “cadeau(tje)s” waren cynisch bedoeld.
De Mercedes Benz SL is eveneens door verdachte gekocht. De koopprijs heeft hij al voldaan. Dat er in het dossier geen aanwijzingen zijn dat de auto giraal is betaald, betekent niet dat verdachte de auto cadeau heeft gekregen. Er kan ook sprake zijn geweest van contante betaling, verrekening of ruil. Verdachte heeft aangegeven dat hij de Mercedes heeft geruild met zijn zwager tegen een Ferrari. Dit duidt erop dat hij ook eigenaar was van deze auto. Dat de Mercedes in de administratie van [medeverdachte 1] aan een ander gefactureerd was, zegt niets over vermeend strafbaar handelen van verdachte.
De gereedschapskisten van het merk Snap-on heeft verdachte betaald. Deze maakten onderdeel uit van een andere aankoop. Dat verdachte niet meer precies weet welke aankoop dit was, is niet vreemd. Hij
deed dit soort privé aankopen tussendoor, in de snelheid en waan van de dag. De gereedschapskisten zijn niet giraal betaald, maar girale betalingen zijn niet de enige wijze van betaling, laat staan in de wereld van tweedehands auto- en goederenhandel.
De Polaris Fendt Ranger heeft verdachte slechts op de proef van [medeverdachte 1] gekregen. Uiteindelijk beviel deze niet en is hij door [medeverdachte 1] weer opgehaald. Dat er ten aanzien van de Polaris een valse factuur in de administratie van [medeverdachte 1] was opgenomen, zegt niets over vermeend strafbaar handelen van verdachte. Dit is volledig buiten verdachte omgegaan.
Met betrekking tot [naam bedrijf 2] ontkent verdachte dat hij de motoren van [naam bedrijf 2] alleen zou hebben willen kopen als daar een sponsorfactuur tegenover stond. Verdachte had ook geen enkel motief om dit te willen. Bovendien is het onzin dat verdachte geen rechtstreeks contact wilde hebben met [naam bedrijf 2] .
De Roundup/Formaline is door [medeverdachte 1] ongevraagd aan verdachte gegeven via een medewerker van de werkplaats. Dit betreft onkruidverdelger dat voor 40,- per liter te koop is. Verdachte kan zich niet herinneren dat hij van [medeverdachte 1] een bijbehorend karretje heeft ontvangen. Dit volgt ook niet uit het dossier.
Verdachte ontkent 25.000,- contant ontvangen te hebben van [medeverdachte 1] . Daarnaast kan geen verband worden gelegd tussen het contante geld en de sponsorfactuur van 14 januari 2022 van Stichting [naam] ( [naam] ) aan Jumbo.
Met betrekking tot de dieplader kan ook geen causaal verband worden vastgesteld met de sponsoring van [naam] door Jumbo. Op het moment dat [medeverdachte 1] de dieplader aanbood, sponsorde Jumbo [naam] al meer dan drie maanden. Jumbo zou nooit middenin een seizoen stoppen met sponsoring. In zoverre kan de omkoping dan ook geen betrekking hebben op de betaling van toekomstige sponsorbedragen. In het OVC-gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] dat is opgenomen op 7 juni 2022 in de kantine van de werkplaats in Veghel is te horen dat er van alles gebeurt in de werkplaats. Uit het gesprek blijkt dat voornamelijk [medeverdachte 1] aan het woord is en dat veel van wat hij zegt, langs verdachte heen gaat. De verbalisanten die het gesprek hebben uitgewerkt, hebben ten onrechte allerlei conclusies getrokken. Uit het gesprek blijkt wel dat verdachte een marktconforme prijs voor de dieplader wilde betalen en dat hij niet akkoord is gegaan toen [medeverdachte 1] de dieplader in eerste instantie aanbood voor een veel te lage prijs. Hoewel in zijn verhoor van 15 september 2022 verdachte het woord vermenging in de mond heeft genomen, heeft hij daarna nog expliciet te kennen gegeven dat het sponsorcontract en de aanschaf van de dieplader niets met elkaar te maken hebben gehad.
Met betrekking tot de belofte tot het leveren van gereedschapskisten is er evenmin een causaal verband met de sponsoring van [naam] door Jumbo. Indien bewezen zou worden dat de gereedschapskisten zijn betaald via een sponsorfactuur, hetgeen verdachte ontkent, dan zou dat betekenen dat er dus voor betaald is en in dat geval kan niet bewezen worden dat er sprake is van een belofte in de zin van artikel 328ter van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de valsheid in geschrifte met betrekking tot de (sponsor)factuur van [naam bedrijf 3] van 8 juli 2019. Ten eerste kan de factuur niet op gereedschapskisten zien. Alleen uit de handgeschreven notitie uit de administratie van [medeverdachte 1] zou kunnen blijken dat deze factuur tevens zou zien op betaling van gereedschapskisten. Nu echter gebleken is dat de administratie van [medeverdachte 1] onbetrouwbaar is, kan dit stuk ook niet dienen als bewijsmiddel. Tot slot heeft verdachte geen weet gehad van de commissie die [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] betaalde.
Ook met betrekking tot de valsheid in geschrifte die ziet op de drie (sponsor)facturen van [naam] moet verdachte worden vrijgesproken. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de sponsoring van [naam] niet samenhangt met een dieplader en/of gereedschapskisten en dat daarom de facturen niet vals zijn. De eerste ten laste gelegde factuur dateert van 14 januari 2022. Dat de sponsoring van [naam] samenhangt met een dieplader en/of gereedschapskisten leidt het Openbaar Ministerie af uit een opgenomen gesprek
tussen cliënt en [medeverdachte 1] van 7 juni 2022, dus van vijf maanden na de factuur van 14 januari 2022. Om die reden kan deze factuur niet (ook) betrekking hebben op een dieplader en/of gereedschapskisten. Ook de twee facturen van 7 juni 2022 en 1 juli 2022 zien daadwerkelijk alleen op de sponsoring van [naam] . De dieplader is apart gefactureerd aan de handelsonderneming van verdachte en op grond daarvan kan niet worden vastgesteld dat deze facturen (ook) zien op de (privé)aankoop van de dieplader.
Ten aanzien van de gereedschapskisten geldt dat Jumbo [naam] al sponsorde toen deze gereedschapskisten ter sprake kwamen. Jumbo is [naam] voor hetzelfde bedrag blijven sponsoren. Verdachte heeft deze gereedschapskisten nooit betaald en hij heeft ze nooit ontvangen.
Ten aanzien van het feit 3 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er ten aanzien van verdachte geen sprake is van een vermoeden van witwassen. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat een aantal witwasindicatoren niet van toepassing is op verdachte, nu verdachte niet de gemiddelde verdachte is.
Ten eerste kan verdachte vanuit zijn legale inkomen en vermogen beschikken over het aangetroffen geldbedrag. De hobbymatige activiteiten van verdachte maken het voorhanden hebben van contant geld voorstelbaar. Daarnaast is een biljet van 500 euro nog altijd een wettig betaalmiddel. Verdachte heeft die biljetten vergaard voordat die niet meer in omloop werden gebracht.
Daarnaast had verdachte veel contant geld in huis voor het geval hij overvallen zou worden. Op die manier zou verdachte een overvaller tevreden kunnen stellen met contant geld. In zijn algemeenheid is het ongebruikelijk veel contant geld voorhanden te hebben vanwege het risico van diefstal en het niet verzekerd zijn van het geld. Gelet op het totale vermogen van verdachte is dit voor hem niet zo ongebruikelijk.
Ten aanzien van het gestelde onderhouden van contacten met personen met criminele antecedenten geldt dat verdachte weinig contact heeft onderhouden met dergelijke personen. Daarnaast was verdachte niet op de hoogte van hun criminele antecedenten. De contacten met medeverdachte [medeverdachte 1] waren minimaal. Ook is er een plausibele, legale verklaring voor deze contacten aanwezig, namelijk de aanbiedingen voor allerhande voertuigen die [medeverdachte 1] aan verdachte in privé deed.
Tot slot is er een alternatieve verklaring voor het niet schriftelijk vastleggen van leningen of verkochte spullen. Dit waren allemaal privéaangelegenheden en verdachte heeft geen administratieplicht aangaande die gelden.
Samenvattend heeft verdachte voor de door het Openbaar Ministerie aangedragen witwasindicatoren een plausibel alternatief scenario voor de aanwezigheid van het contante geld en is er geen witwasvermoeden.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat er wel een witwasvermoeden was ten aanzien van verdachte, dan moet vrijspraak volgen om de volgende reden.
Verdachte heeft een verklaring gegeven voor de (legale) herkomst van het geld die concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Het Openbaar Ministerie gaat er ten onrechte vanuit dat wanneer een deel van de verklaring van verdachte niet verifieerbaar is, daarmee de verklaring als onwaar terzijde kan worden geschoven. Door zo te redeneren wordt van verdachte verwacht dat hij zijn verklaring met stukken kan onderbouwen, waarmee in feite wordt geëist dat hij bewijs aanlevert voor de juistheid van zijn verklaring. Volgens geldende jurisprudentie mag er echter geen sprake zijn van een omkering van de bewijslast.
Ten aanzien van de verklaringen van de diverse getuigen heeft de verdediging aangevoerd dat deze getuigen een schriftelijke verklaring hebben ingediend die de verklaring van verdachte telkens
ondersteunt. Een deel van deze getuigen heeft zijn verklaring nog een keer onder ede bevestigd bij de rechter-commissaris. Daarmee heeft verdachte voldaan aan zijn verplichtingen op grond van het zes- stappen-model. De verschillende verklaringen zijn door het onderzoek van het Openbaar Ministerie niet gefalsificeerd. De kern van de verklaringen van de getuigen, namelijk dat zij goederen van verdachte hebben gekocht en zij verdachte daarvoor met contant geld betaalden of anderszins contante betalingen aan verdachte hebben gedaan, blijft telkens overeind.
Dit brengt mee dat niet buiten redelijke twijfel kan worden gesteld dat de verklaring van verdachte onwaar is en dat het niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen geld van misdrijf afkomstig is.
Oordeel van de rechtbank

Inleiding 1

In 2020 wordt het strafrechtelijk onderzoek Hille gestart. Dit onderzoek vindt zijn oorsprong in diverse strafrechtelijke (drugs)onderzoeken, waaronder Arville, Engill en 26Eufaula.
In deze onderzoeken komt naar voren dat medeverdachte [medeverdachte 1] voertuigen faciliteert aan criminele contacten. Daarnaast zijn er ten aanzien van [medeverdachte 1] over 2019 en 2020 meerdere processen-verbaal verstrekt door het Team Criminele Inlichtingen (TCI). In een proces-verbaal van het TCI uit 2019 staat dat [medeverdachte 1] een grote speler en financierder is in de cocaïnehandel en dat hij hierin nauw samenwerkt met de topman van Jumbo. In 2020 volgt een proces-verbaal van het TCI waarin wordt benoemd dat de directeur van Jumbo, genaamd [verdachte] , een zeer groot geldbedrag heeft overgeboekt naar [medeverdachte 1] . Dit geld zou [medeverdachte 1] op een andere wijze terug hebben gegeven.2 In het onderzoek Arville, een onderzoek naar onder andere de import van cocaïne en witwassen, kwam de naam van verdachte ook al naar voren. In dit onderzoek zijn verdachte en [medeverdachte 1] beiden als verdachte verhoord. In dit onderzoek is naar voren gekomen dat de sponsorgelden die [medeverdachte 1] van Jumbo had ontvangen in de periode 2012 tot en met 2014 grotendeels in relatie stonden met bestedingen van [medeverdachte 1] ten behoeve van [naam] , de hoofdverdachte in het onderzoek Arville. [naam] is in deze zaak uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar voor onder meer de import van cocaïne en witwassen.3 Verdachte heeft in het onderzoek Arville verklaard dat Jumbo sinds 2001 motorcross sponsort, waaronder teams van [medeverdachte 1] . Nadat verdachte wordt geconfronteerd met het feit dat sponsorgelden door [medeverdachte 1] voor een groot deel werden aangewend voor andere activiteiten dan motorcross verklaarde verdachte dat hij hier geen enkele wetenschap van had en dat hij het bijna niet kan geloven dat hij zich kennelijk zo op de persoon van [medeverdachte 1] heeft verkeken. Naderhand is verdachte in het onderzoek Arville als getuige aangemerkt.4 [medeverdachte 1] is in het onderzoek Arville door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld voor onder andere witwassen.5 Deze veroordeling is bij de Hoge Raad in stand gebleven.6

Feit 1

De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende redengevende feiten en omstandigheden vast.
Contact tussen verdachte en [medeverdachte 1] na het onderzoek Arville
Op 8 juli 2014 stuurt verdachte namens Jumbo Supermarkten B.V. een brief naar [medeverdachte 1] waarin kenbaar wordt gemaakt dat de sponsoring van de aan [medeverdachte 1] gelieerde motorcrossteams per 13 mei 2014 wordt stopgezet in verband met het strafrechtelijk onderzoek tegen [medeverdachte 1] .7 Op 10 oktober 2014 doet Jumbo ook aangifte tegen [medeverdachte 1] wegens oplichting en verduistering.8 De toenmalig CFO van Jumbo, [naam] , heeft in zijn getuigenverhoor van 9
maart 2023 aangegeven dat Jumbo na 2014 heeft besloten om geen zaken meer te doen met [medeverdachte 1] en dat er nadrukkelijk gesprekken zijn geweest met verdachte en zijn zus dat het uitgesloten zou zijn dat zij ooit nog iets met [medeverdachte 1] van doen zouden hebben.9
Desondanks blijven verdachte en [medeverdachte 1] contact houden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat er na het onderzoek Arville een jaar of langer geen contact is geweest tussen hem en [medeverdachte 1] . Echter, in het onderzoek Hille wordt duidelijk dat verdachte en [medeverdachte 1] in ieder geval tussen maart 2015, minder dan een half jaar na de aangifte van Jumbo tegen [medeverdachte 1] , en de aanhoudingen op 13 september 2022 nog regelmatig contact met elkaar hebben.10
Uit het contact dat gevoerd wordt via WhatsApp blijkt dat verdachte en [medeverdachte 1] elkaar niet alleen vaak berichten sturen, maar dat ze ook regelmatig fysiek afspreken. Dit doen ze onder andere in de werkplaats van verdachte in Veghel (hierna: de werkplaats). Verder biedt [medeverdachte 1] regelmatig voertuigen en andere goederen (bijvoorbeeld horloges) aan bij verdachte, waarop verdachte dan reageert met “Dat is een mooi cadeau!” of “cadeau voor mij neem ik aan”. Daarnaast fungeert [medeverdachte 1] met enige regelmaat als tussenpersoon tussen verdachte en partijen als No Fear, [naam bedrijf 2] , Kawasaki, [naam] en [naam bedrijf 3] (hierna: [naam bedrijf 3] ). Verder stuurt hij onder meer berichten naar verdachte die afkomstig zijn van [naam bedrijf 4] , een leverancier die zijn producten graag in de schappen van Jumbo wil hebben.11
Verdachte heeft ter terechtzitting een paar redenen gegeven waarom hij na het onderzoek Arville toch in contact bleef met [medeverdachte 1] . Ten eerste was hij nieuwsgierig naar wat er precies was gebeurd. Daarnaast bekroop hem het gevoel dat er wellicht een verkeerde inschatting gemaakt was en dat [medeverdachte 1] ten onrechte was opgepakt. Bovendien wist [medeverdachte 1] dat verdachte in het onderzoek Arville aanvankelijk was verhoord als verdachte. Verdachte wilde niet dat dit naar buiten zou komen en daarom besloot hij [medeverdachte 1] dicht in zijn buurt te houden. De rechtbank overweegt hierna nog dat deze verklaring haar niet overtuigt.
Ten laste gelegde giften, beloftes en/of diensten
De rechtbank zal in chronologische volgorde de feiten en omstandigheden ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde giften, beloftes en/diensten bespreken.
Twee (cross)motoren of brommers met nummer [nummer] respectievelijk [nummer] Een (blauwe) Yamaha (cross)motor
Uit de WhatsApp-berichten tussen verdachte en [medeverdachte 1] blijkt dat [medeverdachte 1] op 19 en 20 juni 2017 fotos stuurt van twee bromfietsen met nummer [nummer] respectievelijk nummer [nummer] . Hij geeft vervolgens aan dat hij ze binnenkort in de bus naar verdachte zal zetten. Verdachte reageert daarop met “Dat is een mooi kado!!!”. Tijdens de doorzoeking van de werkplaats worden beide bromfietsen ook daadwerkelijk aangetroffen.12
Op 12 juli 2017 stuurt [medeverdachte 1] twee fotos van een blauwe Yamaha crossmotor aan verdachte. Hierop reageert verdachte met “Kado voor mij neem ik aan.”. Waarop [medeverdachte 1] antwoordt met “Jij bent nogal van de kadotjes he” en “Ik neem hem volgende week wel mee”. Ook deze crossmotor wordt tijdens de doorzoeking van de werkplaats aangetroffen.13
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij bovenstaande brommers en crossmotor heeft gekocht van [medeverdachte 1] . Hij vermoedt dat hij hiervoor contant heeft betaald. De WhatsApp- berichten waarin gesproken wordt over cadeau(tjes) zouden volgens verdachte cynisch bedoeld zijn.
In het onderzoek is ten aanzien van de bovenstaande bromfietsen en crossmotor geen transactie, vergoeding of facturatie aangetroffen. In het WhatsApp-contact wordt ook op geen enkel moment gesproken of onderhandeld over een prijs. Dat schenkingen van crossmotoren aan verdachte geen uitzondering waren wordt bevestigd door een
OVC-gesprek dat [medeverdachte 1] op 8 december 2021 heeft met een onbekend gebleven persoon. In dit gesprek geeft [medeverdachte 1] aan dat hij samen met de man van de filet american bij Jumbo is geweest. Dit betreft [naam] , de eigenaar van [naam bedrijf 4] Vervolgens geeft [medeverdachte 1] aan dat [naam] nog een oude Yamaha crossmotor heeft liggen en dat hij heeft geadviseerd om dat ding aan verdachte te geven zodat hij niet meer om [naam] heen kan.14
De rechtbank gaat derhalve voorbij aan de opmerking van verdachte dat de
WhatsApp-berichten, waarin steeds over cadeau(tje)s wordt gesproken, cynisch bedoeld zouden zijn. Hierna zal bovendien blijken dat sprake is van een langdurig patroon waarbij goederen gratis, dan wel onder de marktwaarde, door [medeverdachte 1] aan verdachte in privé worden gegeven. Het geven van crossmotoren past daar ook bij.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bromfietsen met nummer 12 en nummer 58 en de blauwe Yamaha crossmotor als gift heeft ontvangen van [medeverdachte 1] .
Een rode Mercedes Benz SL (1957)
Op 6 juli 2018 stuurt [medeverdachte 1] meerdere fotos van een rode Mercedes SL 190 uit 1957 (hierna: de Mercedes) door aan verdachte. Verdachte reageert daarop met “Phoe, mooie auto!”.15 Op 14 juli 2018 stuurt [medeverdachte 1] vervolgens een e-mail met fotos van de Mercedes vanaf het e-mailadres [mailadres 1] aan [mailadres 2] .16 Een dag later, op 15 juli 2018, stuurt [medeverdachte 1] een bericht dat hij de auto, die 400 kilometer boven Stockholm staat, deze week ophaalt en dat verdachte hem wel mag hebben. Een week later, op 22 juli 2018, stuurt [medeverdachte 1] een aantal fotos waaruit kan worden opgemaakt dat hij de Mercedes heeft opgehaald. Ongeveer twee maanden later, op 27 september 2018, stuurt verdachte een foto van de Mercedes aan [medeverdachte 1] . Hierop is te zien dat de auto een lekkage heeft. [medeverdachte 1] biedt aan om langs te komen en er even naar te kijken.17 Kennelijk is de Mercedes ergens tussen 22 juli 2018 en 27 september 2018 aan verdachte geleverd.
[medeverdachte 1] heeft aangegeven dat hij de Mercedes voor 155.000,- aan verdachte heeft verkocht, maar dat de auto nooit betaald is.18 Verdachte heeft in zijn verhoor op 14 september 2022 verklaard dat hij ervan uitgaat dat hij de Mercedes heeft betaald via de bank, maar dat hij het niet meer weet. Hij weet ook niet meer precies hoeveel hij voor de auto heeft betaald.19 Aan de hand van het dossier kan vastgesteld worden dat er in ieder geval geen girale betaling voor de Mercedes heeft plaatsgevonden.
Het dossier bevat voor het overige ook geen ander bewijs voor de beweerdelijke verkoop van de Mercedes door [medeverdachte 1] aan verdachte. Blijkens een factuur van [naam bedrijf 5] van 23 juli 2018 is de Mercedes voor een bedrag van 825.000,- Zweedse kronen (omgerekend is dit ongeveer 80.000,-) verkocht aan [naam bedrijf 1] .20 Op 13 juli 2018, tien dagen voor de factuurdatum, wordt dit bedrag door [naam bedrijf 1] overgeboekt naar de bankrekening van [naam] onder vermelding van Mercedes SL. Deze betaling kon enkel plaatsvinden door een bijschrijving op de rekening van [naam bedrijf 1] van 75.000,- afkomstig van [naam] op diezelfde dag. In de administratie van [naam bedrijf 1] is een factuur
aangetroffen gericht aan [naam] met factuurnummer [factuurnummer] en factuurdatum 28 december 2018 voor een totaalbedrag van 85.000,-. In de omschrijving bij de factuur wordt gerefereerd aan een Mercedes-Benz uit 1957 die opgehaald is uit Zweden.21 [naam] heeft verklaard dat de 75.000,- een lening betrof aan [naam bedrijf 1] in verband met de aanschaf van een oldtimer. Dit was een mondelinge afspraak. [naam bedrijf 1] heeft geen rente betaald over deze lening. Verder verklaart zij dat zij de Mercedes niet heeft gekocht en de factuur van 28 december 2018 nooit heeft ontvangen.22 Uit de gegevens van de Rijksdienst Wegverkeer (RDW) blijkt dat [naam] nooit een Mercedes Benz uit 1957 op haar naam heeft gehad.23 [medeverdachte 1] bevestigt in zijn verhoor van 14 september 2022 dat de lening van
[naam] bedoeld was voor de aanschaf van de Mercedes, dat dit een mondelinge afspraak was en dat er niets was afgesproken over rente, looptijd, zekerheden en aflossing.24 Volgens [medeverdachte 1] was het de bedoeling dat [naam] de Mercedes aan verdachte zou factureren, maar is dat nog niet gebeurd. De reden om het op deze manier te regelen, was om voor de familie van verdachte te verbergen dat verdachte de Mercedes van [medeverdachte 1] had gekocht. De reden dat [medeverdachte 1] in al deze jaren sinds de verkoop nooit achter de betaling aan is gegaan, is volgens [medeverdachte 1] gelegen in het feit dat hij andere mensen in contact kon brengen met verdachte voor sponsoring van hun motorcrossteams door Jumbo. Volgens [medeverdachte 1] was dat een goede regeling en heeft hij daar goed aan verdiend.25
Verdachte heeft op 14 september 2022 verklaard dat hij de Mercedes heeft doorverkocht aan zijn zwager, [getuige 4] . Hij weet niet meer voor welke prijs hij de Mercedes heeft verkocht.26 Op 14 maart 2023 verklaart verdachte dat hij de Mercedes met zijn zwager heeft geruild voor een Ferrari. De waarde van de Mercedes lag volgens verdachte ergens rond de
50.000,- en 60.000,-.27
De Mercedes is niet aangetroffen bij de doorzoeking van de werkplaats. Volgens het Landelijk Informatiepunt Voertuigcriminaliteit (LIV) is de registratie van het voertuig in Zweden opgeschort, maar is het voertuig vervolgens niet aangemeld (keuring) of geregistreerd in Nederland.28 Evenmin zijn er stukken aangetroffen waaruit de verkoop of de levering aan [getuige 4] blijkt.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij tussen de 55.000,- en 60.000,- contant heeft betaald voor de Mercedes. Dat wijkt dus af van zijn eerdere verklaring in het verhoor van 14 september 2022. Ook over de verkoop van de Mercedes verklaart verdachte wisselend. Bovendien is er geen bewijs voor de beweerdelijke aankoop door verdachte van de Mercedes. Er is in het WhatsApp-contact tussen verdachte en [medeverdachte 1] niet onderhandeld over een prijs. Nadat er door [medeverdachte 1] wat fotos worden verstuurd van de auto en er over en weer wat wordt geappt, geeft [medeverdachte 1] op 15 juli 2018 aan dat hij de Mercedes heeft gekocht en vervolgens stuurt hij naar verdachte een bericht met de tekst “Jij mag hem wel hoor”. Al deze omstandigheden maken dat de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte niet voor de auto heeft betaald. Naar het oordeel van de rechtbank is de Mercedes derhalve aan verdachte geschonken, hetgeen ook is aan te merken als een door [medeverdachte 1] aan verdachte verleende dienst, nu verdachte om niet gebruik heeft kunnen maken van de Mercedes.
Een Polaris Fendt Ranger 6x6
Deze Polaris Fendt Ranger 6x6 (hierna: de Polaris) wordt in 2011 door [medeverdachte 1] gekocht via zijn eenmanszaak [naam bedrijf 7] .29 In het onderzoek komt naar voren dat de Polaris op 20 september 2018 vermoedelijk bij verdachte is afgeleverd.30 Dit vermoeden wordt bevestigd door [medeverdachte 1] in zijn verhoor van 14 september 2022.31 Volgens [medeverdachte 1] is de Polaris te leen gegeven aan verdachte en is deze uiteindelijk teruggegeven aan [naam bedrijf 1] .32 Verdachte verklaart eveneens dat
de Polaris aan hem is geleverd. Dit was volgens verdachte enkel met het doel om hem uit te proberen. Hij heeft hem naar schatting enkele maanden gehad.33
In de administratie van [naam bedrijf 1] is een verkoopfactuur van 29 december 2018 aangetroffen. De verkoopfactuur is gericht aan [naam] , [adres] , en vermeldt de verkoop van een Fendt 6x6 Ranger voor een bedrag van 50.000,-.34 Op het adres [adres] is onder andere [naam] ingeschreven. Dit betreft de vader van [naam] , die volgens de loongegevens van de Belastingdienst in de periode van 1 december 2018 tot en met 1 april 2019 in dienst was van [naam bedrijf 1] . In de administratie van [naam bedrijf 1] is een handgeschreven notitie aangetroffen waaruit blijkt dat het aankoopbedrag voor de Polaris in mindering moest worden gebracht op een lening van [naam] aan [naam bedrijf 1] .35 [naam] heeft aangegeven dat hij nooit een Polaris heeft gekocht van [naam bedrijf 1] en dat hij de verkoopfactuur van 29 december 2018 niet kent.36 [medeverdachte 1] heeft toegegeven dat hij de Polaris nooit heeft verkocht aan [naam] en ook niet aan haar vader.37 De rechtbank gaat ervan uit dat deze valse factuur, net als de factuur aan [naam] bij de levering van de Mercedes, gebruikt is om de levering aan verdachte op heimelijke wijze weg te boeken in de administratie van [naam bedrijf 1] .
Ten aanzien van de Polaris is sprake van het verlenen van een dienst. Verdachte heeft meerdere maanden om niet gebruik kunnen maken van de Polaris en heeft daarmee immaterieel voordeel genoten.
Gereedschapskisten (van het merk Snap-on)
Op 22 juni 2019 stuurt [medeverdachte 1] via WhatsApp meerdere fotos aan verdachte waarop in totaal acht gereedschapskisten te zien zijn. [medeverdachte 1] vermeldt daarbij dat het gaat om een “speciale limited kleur”. Bovenop de gereedschapskisten is een A4 papier zichtbaar met onderaan een rode kleur en aan de bovenkant een rode tekst. Bij de doorzoeking van de werkplaats zijn in totaal negen gereedschapskisten van het merk Snap-on aangetroffen. Deze gereedschapskisten zien er exact hetzelfde uit als de gereedschapskisten op de fotos die [medeverdachte 1] had doorgestuurd, inclusief het A4 papier op de bovenkant. Het modelnummer van de gereedschapskisten die bij de doorzoeking zijn aangetroffen betreft [nummer] .38 [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de gereedschapskisten heeft gekocht bij [naam] . In het digitale beslag van [naam bedrijf 1] in het onderzoek 26Eufaula zijn meerdere facturen aangetroffen van de onderneming [naam] waaronder een factuur van 21 juni 2019 met betrekking tot elf gereedschapskisten van het type kra4107.39 Dit past bij het modelnummer van de gereedschapskisten die zijn aangetroffen in de werkplaats van verdachte.
Op 2 september 2020 stuurt [medeverdachte 1] via WhatsApp naar verdachte verschillende fotos van een laptopscherm waarop inlays (inleg foam) voor gereedschap te zien zijn. Vervolgens stuurt [medeverdachte 1] “zo worden de kisten”. De fotos van de inlays komen overeen met de fotos van de met gereedschap gevulde inlays die zijn aangetroffen bij de doorzoeking van de werkplaats van verdachte.40
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de gereedschapskisten heeft aangeboden aan verdachte omdat hij weet dat verdachte van mooie spullen houdt. Verdachte wilde de kisten wel hebben, maar alleen als er een factuur voor sponsoring voor kon worden gemaakt. Uiteindelijk heeft [medeverdachte 1] naar eigen zeggen veel meer gekregen voor de gereedschapskisten dan waarvoor hij ze heeft ingekocht.41 Verdachte heeft verklaard dat de gereedschapskisten afkomstig zijn van [medeverdachte 1] , maar dat hij niet meer weet hoe dat is gegaan. Het heeft volgens verdachte in ieder geval niets te maken met sponsoring.42 Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij voor de gereedschapskisten heeft betaald.
In het dossier wordt een verband gelegd tussen de gereedschapskisten en een factuur van 8 juli 2019 van [naam bedrijf 3] aan Jumbo voor een bedrag van 405.350,- ( 335.000,- exclusief btw).43
[naam raceteam] (het motorcrossteam van [naam bedrijf 3] ) wordt vanaf april 2018 gesponsord door Jumbo. Aan deze sponsoring ligt geen schriftelijke overeenkomst ten grondslag. Tussen [naam bedrijf 3] en [naam bedrijf 1] bestaat wel een schriftelijke overeenkomst. In deze overeenkomst staat onder meer dat [medeverdachte 1] zijn goede contacten bij de directeur/eigenaar van Jumbo, verdachte, heeft gebruikt om sponsoring tussen [naam bedrijf 3] en Jumbo mogelijk te maken. Verder is in de overeenkomst opgenomen dat [naam bedrijf 1] ter afwikkeling van de bestaande afspraken tussen Jumbo en [naam bedrijf 1] een vergoeding ontvangt van [naam bedrijf 3] van 215.000,-. Bovendien ontvangt [naam bedrijf 1] van alle toekomstige sponsorbedragen van Jumbo aan [naam bedrijf 3] 50%.44 Op 11 mei 2018 heeft [naam bedrijf 3] een bedrag van 278.300,- (exclusief btw 230.000,-) ontvangen van Jumbo. Diezelfde dag maakt [naam bedrijf 3] een bedrag van 260.150,- (exclusief btw 215.000,-) over naar [naam bedrijf 1] .45 Deze betaling correspondeert met de overeenkomst tussen [naam bedrijf 3] en [naam bedrijf 1] . In totaal heeft [naam bedrijf 3] middels zes transacties in totaal
913.550,- overgemaakt aan [naam bedrijf 1] .46 Uit het WhatsApp-contact tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , de eigenaar van [naam bedrijf 3] , blijkt dat [medeverdachte 1] zich ook actief bemoeid heeft met de sponsoring van [naam bedrijf 3] , zo neemt hij bijvoorbeeld contact op met verdachte wanneer het sponsorgeld nog niet binnen is en doet [medeverdachte 2] navraag bij [medeverdachte 1] over de hoogte van het sponsorbedrag.47
In het fysieke beslag uit het pand van [naam bedrijf 1] is een handgeschreven notitie aangetroffen.48 In deze notitie staat onder andere “ [medeverdachte 1] heeft [verdachte] voor 105.000 spullen gedaan (moet ie nog hebben)”, “juli factuur 230.000,- (+ 105.000)” en “115 jij 115 ik daarna”.49 De genoemde bedragen passen bij de factuur van [naam bedrijf 3] van juli en bij de afspraak om het sponsorgeld 50/50 te verdelen. In zijn verhoor van 31 oktober 2022 heeft [medeverdachte 1] aangegeven dat met
“ [verdachte] ” verdachte wordt bedoeld. Volgens [medeverdachte 1] wilde verdachte spullen van hem hebben en moest dit geregeld worden via een sponsorfactuur.50 [medeverdachte 1] is de roepnaam van [medeverdachte 1] .
Gelet op de verklaring van [medeverdachte 1] , de handgeschreven notitie en de feitelijke gang van zaken moet geconcludeerd worden dat van het door Jumbo aan [naam bedrijf 3] betaalde volledige bedrag van 335.000,- exclusief btw, 115.000,- (de helft van 230.000,-) kennelijk bedoeld was als commissie voor [medeverdachte 1] en 105.000,- in werkelijkheid betrekking had op door [medeverdachte 1] aan verdachte geleverde spullen. Dat het daarbij specifiek om de gereedschapskisten gaat, zoals vermeld in de tenlastelegging, kan echter niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld. De rechtbank acht deze gang van zaken echter wel illustratief voor het feit dat er spullen aan verdachte in privé worden gegeven en dat deze spullen indirect via sponsorgeld van Jumbo aan de schenkers van de spullen worden vergoed.
Hoewel de rechtbank niet buiten elke redelijke twijfel kan vaststellen dat er een verband is tussen de gereedschapskisten enerzijds en de factuur van [naam bedrijf 3] van juli 2019 en de handgeschreven notitie anderzijds, biedt dit wel steun aan de verklaring van [medeverdachte 1] dat de gereedschapskisten zijn gefinancierd middels een sponsorcontract. Nu het dossier voor het overige geen aanknopingspunten bevat dat verdachte in privé voor deze gereedschapskisten heeft betaald of dat deze zoals verdachte ter zitting heeft aangegeven deel uitmaakten van een andere aankoop, is de rechtbank van oordeel dat deze als gift kunnen worden gekwalificeerd.
Een Honda CR 125 R (cross)motor
Op 4 september 2020 stuurt [medeverdachte 1] via WhatsApp een link van een Google album van
[naam] naar verdachte. In dit album staan fotos van een Honda CR 125 R crossmotor. [medeverdachte 1] geeft aan dat het een nieuwe crossmotor met origineel kenteken betreft. Hij stuurt vervolgens “Zal ik mee brengen van de week”. Verdachte reageert hierop met “Oh”, waarop [medeverdachte 1] zegt “Niet gedacht gedacht he”. Uit de gegevens van de RDW blijkt dat de crossmotor op 5 september 2020 op naam is gesteld van [naam bedrijf 1] . Diezelfde dag stuurt [medeverdachte 1] fotos van de crossmotor naar verdachte. Te zien is dat de crossmotor in de werkplaats van [medeverdachte 1] staat. Op 9 september 2020 stuurt [medeverdachte 1] een bericht aan verdachte met daarin de tenaamstellingscode van de crossmotor. Volgens de gegevens van de RDW is de crossmotor op 10 september 2020 op naam gesteld van verdachte.51
In het onderzoek is geen transactie, vergoeding of facturatie aangetroffen die in relatie staat tot de levering van de crossmotor.52 Verder zijn er zoals hiervoor reeds is overwogen vaker crossmotoren/brommers door [medeverdachte 1] cadeau gedaan aan verdachte. De rechtbank is derhalve van oordeel dat ook deze crossmotor gekwalificeerd kan worden als gift.
Bemiddelen bij [naam bedrijf 2]
Op 21 juli 2017 vraagt [medeverdachte 1] of verdachte interesse heeft in veertien nieuwe motoren van [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2] ), het bedrijf van [naam] en zijn zoon [naam] . Verdachte geeft aan dat hij geen interesse heeft.
Vanaf 20 augustus 2019 vindt er wederom contact plaats over de verkoop van motoren door [naam bedrijf 2] aan verdachte. Hierbij is te zien dat [medeverdachte 1] als tussenpersoon fungeert. Wanneer [naam bedrijf 2] geen reactie ontvangt van verdachte is [medeverdachte 1] degene die aan verdachte vraagt om te reageren op [naam bedrijf 2] . Daarnaast vraagt [medeverdachte 1] aan [naam bedrijf 2] om een “jumbo lijstje” te sturen. [naam bedrijf 2] stuurt vervolgens een lijstje met daarop dertien motoren en bevestigt aan [medeverdachte 1] dat hij dit lijstje ook heeft gestuurd naar verdachte. Vervolgens ontstaat er discussie over het lijstje. Op 29 augustus 2019 vraagt [medeverdachte 1] aan verdachte of hij het heeft geregeld met [naam bedrijf 2] en later op de dag stuurt hij “Dat heb ik ervan, om iets te regelen tussen jullie”. Op 10 september 2019 stuurt [naam bedrijf 2] nog twee lijstjes met daarop motoren. [medeverdachte 1] stuurt deze vrijwel direct door naar verdachte. Vervolgens spreken [medeverdachte 1] en verdachte de dag daarna af. Het is onbekend of verdachte uiteindelijk motoren heeft gekocht van [naam bedrijf 2] .
Eind 2021 neemt [medeverdachte 1] weer contact op met verdachte in verband met motoren van [naam bedrijf 2] . Op 23 december 2021 stuurt [medeverdachte 1] een handgeschreven lijstje met daarop veertien motoren. Een gedeelte van het lijstje komt overeen met het lijstje dat in 2019 naar verdachte is gestuurd. [medeverdachte 1] geeft aan “Denk dat nu goeie moment wel is”.53 In een OVC-gesprek van 7 januari 2022 laat [medeverdachte 1] weten dat hij op 6 januari 2022 nog bij Jumbo is geweest.54 Uit de printlijst van het telefoonnummer dat in gebruik is bij [medeverdachte 1] kan worden opgemaakt dat zijn telefoon op 6 januari 2022 van 15:35 uur tot 16:12 uur een mast aanstraalde bij Heeswijk-Dinther, de woonplaats van verdachte.55 Hieruit blijkt dat wanneer [medeverdachte 1] het over “Jumbo” heeft, hij hiermee verdachte bedoelt. In hetzelfde OVC-gesprek zegt [medeverdachte 1] dat verdachte aan hem heeft gevraagd om de koop van de motoren te regelen en dat hij daarbij heeft gezegd dat er dan wel een factuurtje voor sponsoring moet komen.56 Het gesprek wordt vervolgd waarbij [medeverdachte 1] aangeeft “dan hebt hij ze weer privé, maar de zaak betaald ze weer”.57 Uit een OVC-gesprek tussen [medeverdachte 1] en B. [naam] , een werknemer van [medeverdachte 1] , blijkt daarnaast dat verdachte
geen rechtstreeks contact wil met [naam bedrijf 2] en dat als [naam bedrijf 2] hem rechtstreeks appt dat verdachte dan niet reageert.58
Zowel [naam] als [naam] zijn als getuige gehoord. [naam] heeft aangegeven dat verdachte in januari 2022 motoren bij hem wilde kopen. Vervolgens is hem gevraagd om hiervoor een sponsorfactuur op te maken, maar dat wilde [naam bedrijf 2] niet. [naam] bevestigt bovendien dat [medeverdachte 1] in deze transactie als tussenpersoon fungeerde.59 [medeverdachte 1] heeft in zijn verhoor van 21 september 2022 verklaard dat verdachte niet rechtstreeks contact wilde hebben met [naam bedrijf 2] en dat hij een deal had met verdachte om tegen een vergoeding het contact met [naam bedrijf 2] op zich te nemen. [medeverdachte 1] geeft in dit verhoor ook aan dat verdachte de koop van de motoren wilde regelen via een sponsorfactuur, maar dat [naam bedrijf 2] dit niet wilde.60 Verdachte heeft op 14 september 2022 verklaard dat hij wel rechtstreeks contact had met [naam bedrijf 2] , maar dat [medeverdachte 1] er als een soort van tussenpersoon tussen zat. Hij merkt daarbij op dat het dus voor 2014 geweest zal zijn.61 Dat laatste is overduidelijk onjuist, maar uit deze verklaring volgt wel dat verdachte wel wist dat dergelijk contact met [medeverdachte 1] na 2014 niet meer plaats mocht vinden.
De bemiddeling door [medeverdachte 1] bij de aankoop van motoren van [naam bedrijf 2] waarbij geprobeerd is om een valse sponsorfactuur ten laste van Jumbo op te maken, kan gekwalificeerd worden als een dienst. De bemiddeling strekte ertoe dat verdachte in privé een groot aantal motoren in bezit zou krijgen.
Roundup/Formaline en een (bijbehorend) karretje
Zoals hiervoor reeds is overwogen, kan vastgesteld worden dat [medeverdachte 1] op 6 januari 2022 langs is gegaan bij de woning van verdachte in Heeswijk-Dinther.62 In een OVC-gesprek tussen [medeverdachte 1] en [naam] (hierna: [naam] ) op 18 januari 2022 refereert [medeverdachte 1] aan dit bezoek. Volgens [medeverdachte 1] was er veel groene aanslag om het huis, ook op de tuinmeubels. In het OVC-gesprek geeft [medeverdachte 1] aan dat hij tegen verdachte heeft gezegd dat hij nog wel wat antigroen heeft liggen tegen deze aanslag. Uit het WhatsApp-contact is gebleken dat [medeverdachte 1] vlak voor het gesprek met [naam] twee fotos naar verdachte heeft gestuurd. De eerste van een bloempot met groene aanslag en de tweede van een bloempot die behandeld is met antigroen. [medeverdachte 1] geeft daarbij aan dat het resultaat in één dag is bereikt. Binnen tien minuten reageert verdachte met “Wanneer leveren?”.63 Gelet op deze reactie acht de rechtbank de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, namelijk dat verdachte de Roundup/Formaline ongevraagd heeft langsgebracht, ongeloofwaardig.
Op 3 februari 2022 maakt het telefoonnummer van [medeverdachte 1] omstreeks 08:58 uur gebruik van een zendmast aan [adres] . Het hoofdkantoor van Jumbo en de werkplaats zijn gelegen in de nabijheid van deze zendmast.64 Kort na dit bezoek is er een OVC-gesprek opgenomen tussen [medeverdachte 1] en [naam] . [medeverdachte 1] zegt dan tegen [naam] dat hij die ochtend Formaline/Roundup mee moest nemen. [naam] vraagt of [medeverdachte 1] dat cadeau heeft gegeven. Dit wordt door [medeverdachte 1] beaamd. Hij geeft daarbij aan dat hij er ook zon mooi karretje bij heeft gedaan om te spuiten. Hij heeft daarnaast ook aan verdachte uitgelegd hoe hij de Formaline/Roundup en het karretje moet gebruiken.65
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte de Roundup/Formaline en het bijbehorende karretje heeft ontvangen van [medeverdachte 1] zonder dat hiervoor is betaald. Hoewel de waarde van de Roundup/Formaline en het karretje mogelijk slechts beperkt is, betekent dat niet dat er geen sprake is van een gift in de zin van artikel 328ter Sr. Het past binnen een langdurig patroon waarbij
[medeverdachte 1] herhaaldelijk giften van verschillende omvang en waarde aan verdachte deed. Daarnaast had deze gift wel degelijk waarde voor verdachte. Hij vraagt vrijwel direct aan [medeverdachte 1] wanneer de goederen geleverd kunnen worden. Kennelijk had hij er belang bij en wilde hij de spullen graag hebben.
Een contant geldbedrag van 25.000,-
Zoals hiervoor reeds is overwogen, kan vastgesteld worden dat [medeverdachte 1] op 3 februari 2022 langs is geweest bij verdachte in Veghel. In het OVC-gesprek dat [medeverdachte 1] kort daarna met [naam] voert, geeft [medeverdachte 1] aan dat hij bij dat bezoek ook 25.000,- in een tasje heeft meegenomen voor verdachte. Volgens [medeverdachte 1] is verdachte altijd gek op geld.66
Verdachte heeft zich aanvankelijk in zijn verhoor van 16 september 2022 beroepen op zijn zwijgrecht nadat hij werd geconfronteerd met de OVC-gesprekken die onder meer gaan over het geldbedrag van 25.000,-.67 Pas later, in het verhoor van 17 maart 2023, verklaart verdachte dat hij nooit contant geld heeft aangenomen van [medeverdachte 1] .68 [medeverdachte 1] heeft in zijn verhoor van 31 oktober 2022 bekend dat hij 25.000,- naar verdachte heeft gebracht. Dit geld heeft verdachte ook van hem aangenomen.69 [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij het geld in een enveloppe of een zakje aan verdachte heeft gegeven op de parkeerplaats van de werkplaats.70 Het geld zou volgens [medeverdachte 1] afkomstig zijn van [naam bedrijf 1] .71 De verklaring van [medeverdachte 1] vindt steun in ander bewijsmateriaal, namelijk in het OVC-gesprek tussen [medeverdachte 1] en [naam] van 3 februari 2022. In dit gesprek geeft [medeverdachte 1] onder andere aan dat hij Roundup/Formaline bij verdachte heeft langsgebracht. Dit wordt door zowel verdachte als [medeverdachte 1] niet ontkend. In hetzelfde gesprek geeft [medeverdachte 1] aan dat hij 25.000,- naar verdachte heeft gebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat in dat deel van het OVC-gesprek door [medeverdachte 1] gelogen zou zijn.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] het contante geldbedrag van 25.000,- aan verdachte heeft gegeven en dat dit een gift betreft.
Het contante geldbedrag en de Roundup/Formaline worden in verband gebracht met de sponsoring van Stichting [naam] (hierna: [naam] ) door Jumbo. De bestuurders van [naam] zijn [naam] (hierna: [naam] ) en [naam] . [naam] was vanaf de oprichting tot eind 2018 penningmeester. Het heeft er echter
alle schijn van dat [naam] feitelijk bestuurder was van [naam] . Uit chatberichten kan worden afgeleid dat hij degene was die, samen met [medeverdachte 1] , aan [naam] opdracht gaf sponsorfacturen op te maken en daarbij bepaalde aan wie de sponsorfacturen moesten worden gericht en voor welke bedragen.72 Op 27 januari 2021 stuurt [naam] een berichtje naar [naam] dat hij het btw nummer en alle gegevens naar [medeverdachte 1] moet sturen. Volgens [naam] gaat [medeverdachte 1] de week daarop naar Jumbo om te kijken “hoeveel die gaat doen of wat mogelijk is”. Op 3 februari 2021 gaat [medeverdachte 1] zoals hiervoor reeds overwogen is s ochtends langs bij verdachte in Veghel en neemt onder andere 25.000,- voor hem mee. Kort daarna gaat [medeverdachte 1] langs bij [naam] . Direct daarna stuurt [naam] aan [naam] dat “hij” hen gaat helpen voor vijf jaar. Met “hij” wordt verdachte bedoeld.73
Op 5 februari 2022 stuurt [naam] via WhatsApp aan [naam] dat “hij” (naar de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) bij verdachte geweest is en dat [naam] een factuur mag opmaken. Op 7 februari 2022 heeft [medeverdachte 1] via WhatsApp contact met [naam] . [medeverdachte 1] geeft aan dat er een factuur van 40.000,- exclusief btw gemaakt kan worden en geeft nadere specificaties. Ook geeft hij
opdracht om de factuur te antedateren.74 In het digitaal beslag van Jumbo is een factuur van [naam] aangetroffen met factuurdatum 14 januari 2022 en factuurnummer 20220114. Bij de omschrijving staat “ [naam] ”. Het bedrag van de factuur is 40.000,- ( 48.400,- inclusief btw).75 Op 9 en 11 maart 2022 stuurt [medeverdachte 1] via WhatsApp berichten van [naam] door aan verdachte. Uit deze berichten blijkt dat het geld nog niet is bijgeschreven. Uit de transactiegegevens van [naam] blijkt dat Jumbo vervolgens op 11 maart 2022 daadwerkelijk een bedrag van 48.400,- heeft overgemaakt. In de omschrijving staat het factuurnummer 20220114 vermeld.76 Dat de factuur geantedateerd is, blijkt ook uit het OVC-gesprek tussen [medeverdachte 1] en [naam] op 3 februari 2022. In dit gesprek zegt [medeverdachte 1] : “Donderdag kan ik de factuur brengen van 40.000 ex.; de eerste. Ik antidateer hem even. Ik zeg een maand eerder, want anders wacht ie weer met betalen en dat kan nou even niet”.77 Dit
betreft hetzelfde OVC-gesprek waarin [medeverdachte 1] aangeeft dat hij Roundup/Formaline en 25.000,- heeft meegenomen naar verdachte.
Uit het voorgaande blijkt dat de sponsordeal met [naam] tot stand is gekomen direct nadat [medeverdachte 1] bij verdachte langs is gegaan en hem de Roundup/Formaline, het bijbehorende karretje en een geldbedrag van 25.000,- als gift heeft overhandigd.
Een dieplader van het merk KTS en met kenteken [kenteken]
Op 27 mei 2022 stuurt [medeverdachte 1] via WhatsApp een foto van een oranje dieplader (in het dossier ook wel oplegger of trailer genoemd) naar verdachte. [medeverdachte 1] stuurt daarna het bericht: “Bedenken we plan mee”. Verdachte reageert met “mooi ding”. Vervolgens spreken verdachte en [medeverdachte 1] op 7 juni 2022 om 08:00 uur af in de werkplaats.78 In het onderzoek Hille heeft de politie opname apparatuur geplaatst in de kantine/koffieruimte van de werkplaats van verdachte.79 Het gesprek dat verdachte en [medeverdachte 1] in de ochtend van 7 juni 2022 in de werkplaats hebben gevoerd, is derhalve opgenomen. In dit gesprek geeft [medeverdachte 1] onder meer aan dat de dieplader nieuw is en dat hij er wel een plannetje voor kan bedenken. Hij geeft vervolgens aan “krijg je gewoon een factuurtje voor sponsoring” en “kan wel in twee keer, hoeft niet in één keer”. Ook heeft [medeverdachte 1] het over een “wegracertje” in het team van [naam] die gesponsord kan worden. Verdachte merkt op dat hij een bonnetje moet hebben om het kenteken over te schrijven. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij wel een bonnetje voor 10.000,- van hem kan krijgen. Verdachte reageert daarop door te zeggen dat dat niet kan op een nieuwe trailer. Vervolgens biedt [medeverdachte 1] gereedschapskisten aan aan verdachte.
Volgens [medeverdachte 1] zijn deze gereedschapskisten groter, breder en dieper dan de gereedschapskisten die verdachte al heeft (hiermee wordt door [medeverdachte 1] waarschijnlijk gedoeld op de gereedschapskisten die hij in 2019 aan verdachte heeft gegeven). [medeverdachte 1] doet vervolgens het volgende voorstel aan verdachte: een factuur van 15.000,- voor de dieplader, een sponsorfactuur voor 40.000,- en voor de gereedschapskisten nog twee keer een sponsorfactuur van 45.000,-. Dit komt dan in totaal uit op 145.000,-. [medeverdachte 1] geeft daarbij aan dat verdachte het spul dan goedkoop heeft en het hem maar 15.000,- kost. Verdachte merkt op dat [medeverdachte 1] de dieplader dan met heel veel verlies aan hem verkoopt.80 Hij benadrukt dat het verschil te groot is en hij zegt daarbij: “Dat is toch misdaad”. Daarop komt [medeverdachte 1] met een ander voorstel, namelijk 25.000,- voor de dieplader en daarna drie sponsorfacturen van ieder 40.000,-. Hierbij komt het totaal wederom uit op 145.000,-. Na een korte stilte vraagt verdachte aan [medeverdachte 1] “wie gaan we sponsoren?”. Uiteindelijk geeft verdachte aan “Is goed [verdachte] . Doen we het zo”.81 Volgens de RDW gegevens is de dieplader op diezelfde dag, 7 juni 2022, op naam gesteld van de handelsonderneming van verdachte.82 De dieplader is op 13 september 2022 tijdens de doorzoeking van de werkplaats in de nabijheid van de werkplaats aangetroffen en in beslag genomen.83
Kort na het gesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte in de kantine van de werkplaats van verdachte neemt [medeverdachte 1] via WhatsApp contact op met [naam] . Hij geeft aan dat [naam] de volgende dag een factuur kan mailen voor 40.000,- exclusief btw naar [mailadres 2] .84 In het digitale
beslag van Jumbo is een factuur van [naam] aangetroffen met factuurdatum 7 juni 2022 en factuurnummer [factuurnummer] . Bij de omschrijving staat “ [naam] ”. Het bedrag is 48.400,- inclusief btw.85 [naam] is een wegracer in het team van [naam] en hij is tevens de zoon van [naam] .86 Op 29 juni 2022 heeft [naam] een bedrag van 48.400,- ontvangen van Jumbo onder vermelding van
“ [factuurnummer] ”. Op 25 juli 2022 meldt [naam] via WhatsApp aan [medeverdachte 1] dat hij verdachte in de eerste week van juli een factuur heeft gestuurd maar tot nu toe nog niks heeft ontvangen. In het digitale beslag van Jumbo is een factuur van [naam] aangetroffen met factuurdatum 1 juli 2022 en factuurnummer [factuurnummer] . Bij de omschrijving staat “ [naam] ”. Het bedrag is wederom 48.400,- inclusief btw.87 Op 1 augustus 2022 heeft [naam] een bedrag van 48.400,- ontvangen van Jumbo onder vermelding van “ [factuurnummer] ”.88 Tot slot is ook de derde sponsorfactuur voor een bedrag van
48.400,- inclusief btw aangetroffen in het digitale beslag van Jumbo.89 Deze factuur is echter niet meer betaald. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de aanhoudingen van verdachte en [medeverdachte 1] op 13 september 2022.90
[medeverdachte 1] heeft in zijn verhoor van 15 september 2022 aangegeven dat hij met verdachte heeft besproken dat Jumbo nog drie keer 40.000,- sponsoring zou betalen aan [naam] en dat hij hem dan de dieplader gunde voor 25.000,-. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij degene is die [naam] in contact heeft gebracht met verdachte. Vervolgens heeft hij gekeken wat hij los kon krijgen bij verdachte. De hoogte van het sponsorbedrag werd volgens [medeverdachte 1] gebaseerd op wat verdachte wilde geven en daarnaast op wat hij aan verdachte vroeg om te geven.91 De reden dat [medeverdachte 1] de dieplader in eerste instantie voor nog minder geld heeft aangeboden aan verdachte, was volgens [medeverdachte 1] omdat hij ook wel eens goed heeft kunnen verdienen aan verdachte.92
Verdachte wordt in het verhoor van 15 september 2022 geconfronteerd met de geluidopnames die op 7 juni 2022 zijn gemaakt in de werkplaats. In reactie hierop verklaart hij dat [medeverdachte 1] het iedere keer interessant maakt door de prijs omlaag te doen en er sponsorfacturen aan toe te voegen. [medeverdachte 1] zou volgens verdachte gebaat zijn bij sponsorfacturen omdat hij daar zijn deel weer van krijgt. De prijs die verdachte voor de dieplader heeft betaald, betreft volgens hem de handelswaarde die een normale ondernemer er ook voor zou betalen. Verder zou volgens verdachte aan de deal onlosmakelijk verbonden zijn dat er een motorrijder wordt gesponsord. Desgevraagd geeft verdachte aan dat Jumbo, zijn vader en zijn zussen dit niet fijn zouden vinden omdat er dingen vermengd worden, namelijk een sponsorcontract en de aanschaf van een dieplader, die niets met elkaar te maken hebben en waar twee verschillende bedrijven bij betrokken zijn.93
In het verhoor van 14 maart 2023 komt verdachte terug op zijn eerdere verklaring. Hij geeft aan dat [medeverdachte 1] juist degene was die probeerde zaken te vermengen. Volgens verdachte was de situatie in de kantine erg hectisch en chaotisch. Het was erg druk, hij stond naar eigen zeggen al met één been in een vergadering en er waren allerlei mensen die vragen aan hem stelden. In de tussentijd kwam [medeverdachte 1] met allerlei berekeningen, maar dat is allemaal langs hem heengegaan. Verdachte geeft aan dat hij geen intentie had om zaken met elkaar te vermengen. Hij heeft een dieplader gekocht voor een marktconforme prijs en daarnaast heeft hij sponsoring geregeld voor [naam] .94
Het gesprek in de kantine van de werkplaats wordt beschreven in het proces-verbaal van bevindingen van 17 oktober 2023. De verbalisant geeft aan dat de kantine is afgezonderd van de werkplaats. Verdachte en [medeverdachte 1] zitten minimaal 45 minuten in deze ruimte tijdens het gesprek. Het gesprek klinkt ontspannen en er wordt af en toe ook over “koetjes en kalfjes” gepraat. In het proces-verbaal van bevindingen wordt ook duidelijk aangegeven wanneer er geluiden te horen zijn op de achtergrond en wanneer er andere mensen de kantine in en uit lopen. Op het moment dat [medeverdachte 1] de constructie aan verdachte uitlegt en het moment dat verdachte daarmee akkoord gaat, zijn er geen andere personen te horen in de kantine. Voordat verdachte zegt: “Is goed [verdachte] . Doen we het zo”, is er bovendien een stilte te horen van minimaal vijf seconden.95
De verdediging is in de gelegenheid gesteld om de tapgesprekken te beluisteren. De raadslieden hebben aangevoerd dat op de geluidsopname inderdaad te horen is dat er van alles gebeurt op de werkplaats en
dat de verbalisanten ten onrechte allerlei conclusies hebben getrokken. De verdediging heeft echter niet verzocht om de geluidsopname toe te laten voegen aan het dossier. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het proces-verbaal van bevindingen en zal daar ook vanuit gaan.
Daarmee acht de rechtbank de verklaring van verdachte ongeloofwaardig.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte de dieplader voor 25.000,- van [medeverdachte 1] heeft gekocht. Dit kan gekwalificeerd worden als gift aangezien dit bedrag aanzienlijk onder de marktwaarde ligt. [medeverdachte 1] heeft de dieplader zelf namelijk aangeschaft voor een bedrag van 35.090,- en deze heeft hij vervolgens op marktplaats gezet voor een bedrag van 54.500,-.96 Verdachte heeft daarom voordeel genoten doordat hij de dieplader voor een te laag bedrag heeft verkregen.
Het leveren van gereedschapskisten met inhoud (van het merk Snap-On)
Zoals eerder al kort is benoemd, bood [medeverdachte 1] tijdens het gesprek in de werkplaats op 7 juni 2022 op een gegeven moment gereedschapskisten aan aan verdachte als onderdeel van een sponsordeal met [naam] waar ook de dieplader bij hoorde. Uit het OVC-gesprek blijkt dat de gereedschapskisten cadeau zouden worden gedaan aan verdachte door middel van drie sponsorfacturen van ieder 40.0000,- aan [naam] . Nadat [medeverdachte 1] desgevraagd aangeeft dat het volle gereedschapskisten betreffen, zegt verdachte “Dat slaat ook helemaal nergens op hè wat er eh, wat er eigenlijk hier eh, wat ik ervoor ga geven” en “Ach jonge hou op zeg, voor niks? Er is helemaal NIEMAND! hier op de aardbol die eh die dat doet”.97 Dat verdachte uiteindelijk wel akkoord is gegaan met de levering van de gereedschapskisten blijkt uit het gesprek dat [medeverdachte 1] en verdachte op 20 juli 2022 hebben in de kantine van de werkplaats. Verdachte vraagt [medeverdachte 1] hoe het gaat met de gereedschapskisten. Hij geeft aan dat hij er niet op kan wachten en dat hij ze mooi vindt.98
[medeverdachte 1] ontkent dat de gereedschapskisten via sponsorfacturen betaald zijn. Hij heeft aangegeven dat hij deze zou verkopen aan verdachte, maar dat zij nog geen prijs waren overeengekomen.99 Verdachte heeft in zijn verhoor van 15 september 2022 verklaard dat [medeverdachte 1] de gereedschapskisten bovenop de deal met de dieplader had gegooid. Verdachte weet niet meer op welke wijze er voor de gereedschapskisten is betaald. Wanneer de politie hem vraagt of de betalingen van de sponsorfacturen van Jumbo aan [naam] over augustus en september betrekking hebben op de gereedschapskisten geeft verdachte aan dat dat zou kunnen.100 In zijn verhoor op 14 maart 2023 geeft verdachte aan dat er geen sprake was van een deal met betrekking tot de gereedschapskisten en dat hij ze eigenlijk ook helemaal niet wilde hebben.101 Dit laatste wordt echter weersproken door het OVC- gesprek van 20 juli 2022.
Gelet op de OVC-gesprekken en de verklaring van verdachte op 15 september 2022 acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] aan verdachte de belofte heeft gedaan om hem (in privé) gereedschapskisten met inhoud te leveren.
Tussenconclusie
Uit de bovenstaande uiteenzetting van de feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] aan verdachte de in de tenlastelegging genoemde giften en belofte heeft gedaan en diensten heeft geleverd. Er is sprake van een langdurig patroon waarbij goederen door [medeverdachte 1] gratis, dan wel onder de marktwaarde, geleverd werden aan verdachte in privé. In sommige gevallen kan er een duidelijk en direct verband gelegd worden met het betalen van sponsorgeld door Jumbo; in andere gevallen waren deze goederen gegeven met de intentie om verdachte gunstig te stemmen.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven aan feiten en omstandigheden vast heeft gesteld met verwijzing naar een groot aantal bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat er anders dan door de verdediging bepleit is geen sprake is van een situatie waarin [medeverdachte 1] de enige bron van het belastende bewijs tegen verdachte is. Voor zover de rechtbank de verklaringen van [medeverdachte 1] als bewijsmiddel heeft gebruikt, is zij hier behoedzaam mee omgegaan. De verklaringen van [medeverdachte 1] die voor het bewijs zijn gebruikt vinden op belangrijke punten steun in andere bewijsmiddelen, waaronder bevindingen uit de doorzoekingen, de administratie, (het ontbreken van) bankafschriften, WhatsApp-gesprekken en tapgesprekken (waar onder andere verdachte zelf ook deel aan neemt). De verklaringen van verdachte daarentegen vinden veelal geen steun in andere bewijsmiddelen en zijn met enige regelmaat inconsistent.
Juridische duiding
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er in het geval van verdachte sprake is van passieve niet-ambtelijke omkoping in de zin van artikel 328ter Sr. Daarvan is op grond van dat artikel sprake indien verdachte, anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking of optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen hij in strijd met zijn plicht in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift, belofte of dienst aanneemt dan wel vraagt.
De rechtbank zal eerst beoordelen of verdachte werkzaam was in dienstbetrekking of dat hij gekwalificeerd kan worden als lasthebber. Vervolgens zal de rechtbank (nogmaals) kort stilstaan bij de vraag of [medeverdachte 1] de ten laste gelegde giften, beloftes en diensten aan verdachte heeft gedaan, beloofd, verleend en/of aangeboden. Daarna zal de rechtbank ingaan op de vraag of er sprake is van een tegenprestatie door verdachte en of er een relevante relatie vastgesteld kan worden tussen de omkopingsmiddelen en deze tegenprestatie in het licht van de omkopingsbeschuldiging. Tot slot zal uiteengezet worden of verdachte heeft gehandeld in strijd met zijn plicht.
Een dienstbetrekking en/of optreden als lasthebber
De begrippen dienstbetrekking en lasthebber dienen ruim uitgelegd te worden, waarbij het beschermde belang van artikel 328ter Sr, namelijk de openheid en transparantie van de relatie tussen werkgever en werknemer dan wel lastgever en lasthebber, van doorslaggevend belang is.102 Als een verdachte bestuurder, aandeelhouder of commissaris is van een onderneming en vanuit die hoedanigheid (rechts)handelingen voor die onderneming verricht, zal doorgaans een sterke verbondenheid bestaan tussen de verdachte en de betreffende onderneming op grond waarvan gesproken kan worden van lastgeving in de zin van artikel 328ter Sr.103
Tot 28 maart 2022 was verdachte Chief Executive Officier (CEO) van Jumbo. Hij vormde samen met zijn zus, [naam] en [naam] tot 28 maart 2022 de Raad van Bestuur. Daarna is de Raad van Bestuur als bestuurslaag komen te vervallen en is verdachte benoemd tot algemeen directeur. Zijn zus en [naam] traden toe tot de Raad van Commissarissen en [naam] en [naam] vormden sindsdien het statutair bestuur. Bovendien was verdachte gedurende de gehele ten laste gelegde periode voor de holding (vanaf 1 oktober 2021 genaamd Koninklijke Jumbo Food Groep B.V.), Jumbo Food B.V. en Jumbo Supermarkten B.V. als algemeen directeur ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK).104 Verdachte heeft tot slot ook verklaard dat hij de dagelijkse leiding had binnen het concern Jumbo.105
Gelet op de positie die verdachte had binnen Jumbo, zijn vergaande bevoegdheden en de sterke verbondenheid tussen verdachte en Jumbo kan verdachte gekwalificeerd worden als lasthebber van de
holding en de bedrijven die daaronder vallen. Anders dan de verdediging heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een situatie waarin verdachte volstrekt eigen baas was. Jumbo had, zoals hiervoor benoemd, meerdere bestuurders en aandeelhouders. Getuige [naam] , voormalig Chief Financial Officer (CFO) van Jumbo, heeft aangegeven dat de besluitvorming omtrent sponsoring een familieaangelegenheid is. Van die sponsoring vindt in de financiële rapportages verantwoording plaats, die door de CFO in de gaten wordt gehouden.106 Verdachte heeft ook verklaard dat de sponsoring met elkaar werd besproken en dat dit volledig transparant verliep. Daarnaast werd er volgens verdachte gewerkt met een vierogenprincipe.107 Bij bedragen boven de 250.000,- moest er een tweede directeur mee tekenen.108 Gelet op het voorgaande is er dus geen sprake van een situatie waarin lasthebber en lastgever zich in dezelfde persoon verenigen.
Het aannemen van een gift, belofte of dienst
De rechtbank heeft hiervoor uiteengezet dat [medeverdachte 1] aan verdachte de in de tenlastelegging genoemde giften en belofte heeft gedaan en diensten heeft geleverd en dat er sprake is van een langdurig patroon waarbij goederen door [medeverdachte 1] gratis, dan wel onder de marktwaarde, geleverd werden aan verdachte in privé. De rechtbank verwijst daarnaar en merkt bovendien op dat ook indien er wel voor de goederen betaald is door middel van betaling van een sponsorfactuur door Jumbo, er naar het oordeel van de rechtbank nog steeds sprake is van een omkopingsmiddel in de zin van artikel 328ter Sr, nu verdachte deze goederen immers niet zelf heeft betaald, maar deze door Jumbo betaald zijn middels betaling van sponsorfacturen, terwijl verdachte deze goederen wel in privé heeft verkregen.
Tegenprestatie en causaal verband
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, kan ten aanzien van de Roundup/Formaline en het bijbehorende karretje, het geldbedrag van 25.000,-, de dieplader en de belofte tot het leveren van gereedschapskisten een concreet causaal verband vastgesteld worden met de sponsoring van [naam] door Jumbo. De Roundup/Formaline en het geldbedrag van 25.000,- heeft [medeverdachte 1] gebracht bij verdachte en zeer kort na dit bezoek was de sponsordeal met [naam] een feit. Het verband tussen de dieplader en de gereedschapskisten enerzijds en de tegenprestatie, namelijk de betaling door Jumbo van meerdere sponsorfacturen van [naam] , anderzijds, blijkt heel duidelijk uit het OVC-gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] in de werkplaats op 7 juni 2022. [medeverdachte 1] doet een voorstel waarbij hij de dieplader voor 15.000,- aan verdachte wil verkopen in combinatie met een sponsorfactuur van [naam] voor 40.000,- en dan nog twee sponsorfacturen (van in totaal 90.000,-) voor de levering van de gereedschapskisten. Wanneer verdachte het bedrag voor de dieplader te laag vindt omdat [medeverdachte 1] hem dan met te veel verlies verkoopt (waarbij verdachte opmerkt “dat is toch misdaad”109), komt [medeverdachte 1] met een nieuw voorstel waarbij de prijs voor de dieplader voor verdachte in privé 10.000,- omhoog gaat en het door Jumbo te betalen sponsorgeld met
10.000,- omlaag gaat. De rechtbank kan dit niet anders interpreteren dan dat hier een zeer duidelijk causaal verband is tussen de omkopingsmiddelen enerzijds en de tegenprestatie (de sponsorfacturen van [naam] aan Jumbo) anderzijds.
Het vaststellen van een concrete tegenprestatie is echter geen vereiste om tot een bewezenverklaring te komen van niet-ambtelijke omkoping. Voldoende is dat sprake is van een gift, belofte of dienst met als doel een relatie met de lasthebber te doen ontstaan en/of te onderhouden en zo een voorkeursbehandeling te krijgen.110
De giften, belofte en diensten waren alle bedoeld om verdachte gunstig te stemmen. Die omkopingsmiddelen zijn ingezet om hem te bewegen tot het aangaan van sponsordeals vanuit Jumbo en/of op enig andere wijze voordeel te trekken uit de positie die hij had bij Jumbo. Uit het dossier is
gebleken dat [medeverdachte 1] hieraan ook flink heeft verdiend. Zo heeft hij aan de sponsordeal met [naam bedrijf 3] bijna één miljoen euro overgehouden. Dit is een buitensporige vergoeding voor enkel het aanbrengen van een motorcrossteam bij verdachte. In zijn verhoor van 19 september 2022 heeft [medeverdachte 1] ook aangegeven dat hij de dieplader voor minder geld aan verdachte heeft aangeboden omdat hij ook wel eens goed aan verdachte heeft kunnen verdienen. In datzelfde verhoor geeft [medeverdachte 1] ook aan dat hij bereid is wat verlies te nemen op de verkoop van een dieplader als dat betekent dat hij meer sponsoring binnen kan halen.111 Uit het dossier blijkt bovendien duidelijk dat [medeverdachte 1] zich actief bemoeit met de sponsoring door Jumbo. Hij brengt mensen aan bij verdachte, overlegt over de hoogte van het sponsorbedrag, gaat achter de betaling van facturen aan en fungeert regelmatig als tussenpersoon tussen verdachte en andere partijen.
Illustratief voor de intenties van [medeverdachte 1] bij het geven van goederen aan verdachte is ook wat [medeverdachte 1] in de al eerder aangehaalde OVC-opname zegt tegen en over [naam] van [naam bedrijf 4] , die probeert zijn producten in de Jumbo-schappen te krijgen: “je moet die [verdachte] dat ding geven, dan kan hij nooit meer om je heen”, en “hoe meer je brengt, hoe meer je dat straks kan halen.”112
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte [medeverdachte 1] niet nodig had om bepaalde goederen te krijgen. Hij heeft zelf immers ruimschoots de middelen om deze goederen aan te schaffen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat verdachte de goederen niet zelf (buiten [medeverdachte 1] om) heeft aangeschaft. Hij heeft de goederen gekregen van [medeverdachte 1] of onder de marktwaarde van hem gekocht. Dat zijn motief onduidelijk is gebleven, is uiteindelijk voor de beoordeling van bewijs niet van belang.
Daarnaast is bepleit dat verdachte niet op de hoogte was van het feit dat [medeverdachte 1] bijbedoelingen had toen hij de goederen aanbood. De rechtbank zal aan die verklaring echter voorbijgaan. Soms is immers een concrete tegenprestatie aan te wijzen voor de door [medeverdachte 1] aan verdachte geleverde goederen (zoals bij de dieplader enerzijds en het te betalen sponsorgeld door Jumbo aan [naam] anderzijds), waarbij verdachte dus zelf betrokken is en zonder meer wetenschap heeft gehad van de intenties van [medeverdachte 1] . Het moet voor verdachte ook bij de andere goederen duidelijk zijn geweest dat [medeverdachte 1] hem die gaf om er uiteindelijk zelf beter van te worden.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat ten aanzien van alle bewezenverklaarde omkopingsmiddelen gesproken kan worden van een causaal verband met een tegenprestatie van verdachte, ook indien het verband met een
concretetegenprestatie minder duidelijk is of helemaal niet blijkt.
In strijd met een plicht als lasthebber
De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte heeft gehandeld in strijd met zijn plicht als CEO van Jumbo.
Volgens het derde lid van artikel 328ter Sr valt onder het handelen in strijd met een plicht in ieder geval het in strijd met de goede trouw tegenover de werkgever of lastgever verzwijgen van het aannemen dan wel vragen van een gift, belofte of dienst.
Naar aanleiding van het onderzoek Arville heeft Jumbo aangifte gedaan tegen [medeverdachte 1] . Daarnaast heeft Jumbo uitdrukkelijk alle banden met [medeverdachte 1] verbroken. De brief waarin dit kenbaar werd gemaakt aan [medeverdachte 1] , is ondertekend door verdachte zelf. Daarnaast zijn er gesprekken geweest met verdachte en zijn zus dat het uitgesloten zou zijn dat zij ooit nog iets met [medeverdachte 1] van doen zouden hebben.
Verdachte heeft tegenover Jumbo verzwegen dat hij na 2014 nog steeds regelmatig contact had met [medeverdachte 1] . Op de vraag waarom hij contact met [medeverdachte 1] bleef onderhouden, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank geen bevredigend antwoord kunnen geven. Anders dan verdachte heeft verklaard, had dit contact ook niet uitsluitend een privékarakter, maar werden er ook zaken gedaan en zag het bijvoorbeeld veelal ook op de sponsoring van verscheidene motorcrossteams door Jumbo. Bovendien heeft verdachte verzwegen dat hij in verband met de sponsordeals die hij besprak met [medeverdachte 1] allerlei spullen heeft gekregen, die al dan niet gedeeltelijk werden gefinancierd via sponsorfacturen die door Jumbo werden betaald.
De rechtbank acht het daarnaast volstrekt ongeloofwaardig dat de CEO van Jumbo, het bedrijf dat alle banden met [medeverdachte 1] heeft verbroken, aangifte tegen hem heeft gedaan en uitdrukkelijk verdachte te kennen heeft gegeven dat het uitgesloten was dat zij ooit nog met [medeverdachte 1] van doen zouden hebben, in privé vervolgens vrij zou zijn om te doen wat hij wil met betrekking tot [medeverdachte 1] .
Bovendien heeft verdachte daarbij ook gehandeld in strijd de gedragscode van Jumbo, genaamd “Code Geel”. Op 6 juni 2019 heeft verdachte de Centrale Ondernemingsraad van Jumbo gemaild met het voorgenomen besluit tot aanpassing van Code Geel. De e-mail bevat een voorstel tot het invoeren van de “Regeling omkoping en corruptie” en het aanscherpen van de “Regeling relatiegeschenken geven en ontvangen”. Uit deze regelingen blijkt dat omkoping en corruptie verboden is,
ongeacht wie erbij betrokken is. Daarnaast wordt opgemerkt dat Jumbo bij sponsoring volkomen transparant te werk gaat. Alles wordt open en eerlijk in de boeken opgenomen. Verder mogen relatiegeschenken met een waarde van meer dan 50,- niet worden geaccepteerd zonder voorafgaande toestemming van de direct leidinggevende. Bij Code Geel hoort ook een e-learning, die door iedere nieuwe werknemer gevolgd dient te worden. Op het introductiefilmpje dat bij de e-learning hoort, is verdachte te zien. Hierin benadrukt verdachte hoe belangrijk de leiding van Jumbo het vindt dat
iedereenbinnen Jumbo zich aan Code Geel houdt.113 Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte bekend was met de inhoud van Code Geel en dat deze regels ook op hemzelf van toepassing waren.
Conclusie
De rechtbank acht de onder 1 ten laste gelegde passieve niet-ambtelijke omkoping wettig en overtuigend bewezen.

Feit 2

De factuur van [naam bedrijf 3]
Verdachte wordt in de kern verweten dat hij samen met (een) ander(en) een sponsorfactuur valselijk heeft opgemaakt door in deze factuur in strijd met de waarheid aan te geven dat het bedrag volledig sponsoring betrof en niet te vermelden dat een groot deel van dat geld bedoeld was als commissie en ter betaling van gereedschapskisten. Vervolgens zou verdachte deze factuur hebben goedgekeurd en laten opnemen in de administratie van Jumbo.
Op grond van de stukken in het dossier stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte 2] een bedrag van 335.000,- exclusief btw gefactureerd heeft aan Jumbo. Van dat bedrag heeft [medeverdachte 2] een bedrag van 115.000,- (de helft van 230.000,-) als commissiegeld betaald aan [naam bedrijf 1] , het bedrijf van [medeverdachte 1] . Daarnaast heeft [medeverdachte 2] nog een bedrag van
105.000,- betaald aan [naam bedrijf 1]
Gelet op deze gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat de factuur vals is, nu de inhoud van deze factuur voor Jumbo niet de werkelijkheid weerspiegelt. Een buitensporig groot deel van het gefactureerde bedrag (namelijk 220.000,- van 335.000,-, ex BTW) komt in feite immers terecht bij [naam bedrijf 1] / [medeverdachte 1] en is niet ten goede gekomen aan de sponsoring van het motorteam. Een deel daarvan ( 115.000,- ex BTW) was kennelijk bedoeld als commissie, terwijl uit de verklaring van [medeverdachte 1]114, de handgeschreven notitie115 en de feitelijke gang van zaken moet worden geconcludeerd dat het andere deel (van 105.000,- ex BTW) in werkelijkheid betrekking had op door [medeverdachte 1] aan verdachte geleverde spullen. Dat het daarbij om de gereedschapskisten gaat zoals vermeld in de tenlastelegging, kan overigens niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld. Van die gestelde valsheid zal de rechtbank dus vrijspreken, al doet dat niet af aan de conclusie dat de factuur vals is.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte ook wist dat de factuur aan Jumbo niet de werkelijkheid weerspiegelde en dus vals was. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de verklaring van [medeverdachte 1] kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat een bedrag van 105.000,- ex BTW in werkelijkheid betrekking had op aan hem geleverde spullen. Dat verdachte ook wist dat een buitensporig deel van het te betalen sponsorgeld bij [medeverdachte 1] terechtkwam is niet buiten redelijke twijfel vast te stellen, maar dat staat een bewezenverklaring verder niet in de weg.
Door het goedkeuren en laten opnemen van deze valse factuur in de bedrijfsadministratie van Jumbo heeft verdachte ook het oogmerk gehad om de factuur als onvervalst te gebruiken.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte de betreffende factuur valselijk heeft laten opmaken; daarbij is ook het medeplegen bewezen nu verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen.
Drie facturen van Stichting [naam]
Aan verdachte is verder ten laste gelegd dat hij samen met anderen drie facturen van [naam] die verdachte in de bedrijfsadministratie van Jumbo Supermarkten B.V. heeft opgenomen, valselijk heeft opgemaakt. Op deze facturen zou niet zijn vermeld dat het sponsorbedrag volledig de motorsportsponsoring betrof en/of dat deze (ook) betrekking hadden op de aankoop door verdachte van een dieplader en gereedschapskisten.
Op grond van de stukken in het dossier stelt de rechtbank vast dat [naam] drie keer een bedrag van 48.800,- (inclusief BTW) gefactureerd heeft bij Jumbo.116De rechtbank is van oordeel dat ook deze facturen vals zijn, nu de inhoud van deze facturen voor Jumbo niet de werkelijkheid weerspiegelt. Uit de hiervoor al door de rechtbank vastgestelde feitelijke gang van zaken moet worden geconcludeerd dat telkens een deel van het bedrag bedoeld was voor door [medeverdachte 1] aan verdachte geleverd contant geld en geleverde spullen.
De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat de sponsordeal met [naam] die ziet op factuurnummer 20220114 met als datum 14 januari 2022117 tot stand is gekomen vlak nadat [medeverdachte 1] bij verdachte langs is gegaan en hem de Roundup/Formaline, het bijbehorende karretje en een geldbedrag van 25.000,- als gift heeft overhandigd.
De verdediging heeft ten aanzien van deze factuur aangevoerd dat deze niet vals is omdat deze factuur geen betrekking kan hebben op een dieplader en/of gereedschapskisten. De dieplader en de gereedschapskisten komen immers pas ter sprake in een OVC-gesprek van 7 juni 2022, dus vijf maanden na de factuur van 14 januari 2022. De rechtbank verwerpt dit verweer van de verdediging, nu in de
tenlastelegging naast het betrekking hebben op een dieplader en/of gereedschapskisten ook staat opgenomen dat “in strijd met de waarheid op die factuur/facturen was weergegeven dat het sponsorbedrag (volledig) de (motorsport)sponsoring betrof”. Anders dan de verdediging is de rechtbank ook bij deze eerste factuur van oordeel dat deze vals is nu een buitensporig deel van het op deze factuur vermelde bedrag geen betrekking had op motorsportsponsoring, maar op door [medeverdachte 1] aan verdachte geleverde spullen. Nu Jumbo in feite (dus) via een sponsordeal met [naam] betaalt voor spullen die [medeverdachte 1] aan verdachte in privé levert, moet verdachte er ook van op de hoogte zijn geweest en dus wetenschap hebben gehad van de valsheid van de factuur aan [naam] , namelijk dat die factuur niet volledig sponsoring betrof.
Ten aanzien van de factuur met factuurdatum 7 juni 2022 en factuurnummer [factuurnummer]118 en de factuur met factuurdatum 1 juli 2022 en factuurnummer [factuurnummer]119 overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de hierboven geschetste gang van zaken met betrekking tot het plan om [naam] te sponsoren in combinatie met de deal met de gereedschapskisten en de dieplader stelt de rechtbank vast dat verdachte ook wetenschap heeft gehad van de valsheid van deze beide facturen. Nu verdachte in ruil voor deze sponsordeals gereedschapskisten in het vooruitzicht gesteld kreeg en een dieplader ver beneden de marktwaarde kon kopen van [medeverdachte 1] , kan het niet anders dan dat hij wist dat het bedrag van 48.400,- niet volledig betrekking had op sponsoring van [naam] .
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in ieder geval nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte 1] met betrekking tot het opstellen van de facturen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte dit feit tezamen met een ander heeft gepleegd.

Feit 3

De feiten en omstandigheden
Op basis van de inhoud van het dossier gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Informatie uit eerdere strafrechtelijke onderzoeken en uit onderzoek Hille
Onderzoek Arville draaide, zoals hiervoor als is benoemd, om de invoer van cocaïne en witwassen. Hoofdverdachte [naam] is in dit onderzoek tot 12 jaar gevangenisstraf veroordeeld en ook [medeverdachte 1] is in dat onderzoek veroordeeld voor witwassen. Uit dit onderzoek bleek dat Jumbo grote geldbedragen betaalde als sponsorgeld aan motorteams die aan [medeverdachte 1] waren gelieerd, terwijl die gelden niet ten goede kwamen aan de motorsport maar grotendeels werden besteed ten behoeve van [naam] .
In dit onderzoek heeft [naam] verklaard dat hij van onder andere [naam] heeft gehoord dat [medeverdachte 1] een vriend heeft, [verdachte] , eigenaar van de Jumbo Supermarkten. Deze [verdachte] sponsort jaarlijks een bedrag aan [medeverdachte 1] . [verdachte] krijgt dit bedrag dan onder de tafel terug zodat [verdachte] er twee keer van kan genieten. Hij trekt het van zijn belasting af als sponsorgelden en daarnaast krijgt hij het zwart onder de tafel terug waar hij dan leuke dingen mee kan doen. Een zogenaamde witwasconstructie.120
Uit een afgeluisterd gesprek in het onderzoek Kenjar, waaraan onder andere medeverdachte [medeverdachte 1] deelneemt, blijkt dat hij zegt: “ik heb ja wel een kerel die ik geld kan geven en die mij een factuur van sponsoring weer terug doet voor een motorcross. Jumbo sponsort mij al, vroeger al, 5/6 en ook wel 7 ton per jaar, daar heb ik ook voor vastgezeten is gewoon omdat Jumbo dat graag wil, Jumbo is niet goed, hallo Jumbo”.121
Olaf [naam] heeft in het onderzoek Hille verklaard dat hij van [medeverdachte 1] hoorde dat hij contant geld naar Jumbo bracht om het daar in sponsorgeld te laten verdubbelen.122
Uit een OVC-gesprek van 14 jan 2022 blijkt dat [medeverdachte 1] tegen [naam] zegt: “paardenman” (= [naam] ) wil hem voor zijn dochter (gaat kennelijk over een woning) en dat “paardenman” weer 375 en 300 zwart wil betalen”. Vervolgens zegt [medeverdachte 1] : “nah dan kan ik 300.000 naar Jumbo brengen voor 6. Daarom ben ik regelmatig bij Jumbo.”123
[medeverdachte 1] zegt in een OVC-gesprek tussen hem en [naam] van 3 februari 2022 dat hij bedragen van 25.000,-, 30.000,- en 50.000,- cash heeft overhandigd aan [verdachte] . Ook zegt [medeverdachte 1] : “Die dertig ligt er nog, eh eh die vijftig die ik toen gebracht heb,” waarop [naam] antwoordt: “Nou weer 25”, wat [medeverdachte 1] beaamt. Even later geeft [naam] aan dat het opgevoerd moet worden
en dat “twee toch gemakkelijk moet kunnen dit jaar”. [medeverdachte 1] is het daarmee eens, vindt alleen wel dat het beetje bij beetje moet, maar concludeert ook “dan is vier, vijf, zes ton niks voor hem”. 124
Ook in een OVC-gesprek met een onbekende man heeft [medeverdachte 1] het over geld dat hij bij [verdachte] heeft gestald: “zwarte poen”. Hij karakteriseert [verdachte] in dat gesprek als “een zware witwasser, die groot op de Telegraaf komt” als [medeverdachte 1] dat wil.125
Uit TCI-informatie over medeverdachte [medeverdachte 1] volgt onder andere dat hij een grote speler is in de cocaïnehandel en omgang heeft met Jumbo-topman [verdachte] . Daarnaast is er informatie via een informant dat [verdachte] een zeer groot geldbedrag heeft overgeboekt naar [medeverdachte 1] en dat [medeverdachte 1] dat op andere wijze heeft teruggegeven.126
Gelet op hetgeen de rechtbank daarover hierboven heeft opgemerkt, staat vast dat verdachte na onderzoek Arville contact heeft gehouden met [medeverdachte 1] en onder andere een bedrag van
25.000,- in contanten van hem heeft gekregen.
Verder komen in het proces-verbaal bevindingen BT Motorsport en BT Racing B.V.127 drugsgerelateerde verdenkingen naar voren tegen de familie [naam] en er wordt beschreven dat met sponsorgeld van Jumbo in 2020 een appartement in Marbella is aangekocht door [naam] . Uit een proces-verbaal van bevindingen van 5 april 2023128 komt naar voren dat [medeverdachte 1] zou hebben bemiddeld tussen [verdachte] en [naam] bij levering van energy drank No Fear aan Jumbo. Uit een WhatsApp gesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] valt op te maken dat [naam] fysiek afspreekt bij de werkplaats van [verdachte] .129
Aangetroffen geldbedrag in de werkplaats en woning van verdachte
Op 13 september 2022 hebben er in het onderzoek Hille doorzoekingen plaatsgevonden in de
werkplaats van verdachte in Veghel en op zijn woonadres. Tijdens de doorzoeking van de werkplaats trof de politie een groot contant geldbedrag van 250.250,- aan. Van deze contanten bestond 38.500,- uit 77 biljetten van 500,-, 22.000,- uit 110 biljetten van
200,- en 29.900,- uit 299 biljetten van 100,-. De contanten werden onder andere aangetroffen in enveloppen tussen boeken in een boekenkast, in een houten kistje en in een gele plastic boodschappentas van Jumbo weggestopt in een koelkast.130
In de woning van verdachte werd een bedrag van 197.802,60 aan contant geld aangetroffen in kluizen. Van deze contanten bestond 13.500,- uit 27 biljetten van 500,-, 30.400,- uit 152 biljetten van 200,- en
6.900,- uit 69 biljetten van 100,-.131
In totaal is er een contant geldbedrag van 448.052,60 aangetroffen en in beslag genomen. Van dit geldbedrag bestond het bedrag van 141.200,- uit biljetten van 500,-, 200,- en
100,-. 132
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het contante geld van hem was en dat hij het geld nooit heeft opgegeven bij de belastingdienst.133
Bewijsoverwegingen
Het beoordelingskader
In artikel 420bis Sr is onder meer strafbaar gesteld het voorhanden hebben van voorwerpen waarvan verdachte weet dat die afkomstig zijn uit enig misdrijf. Voor een bewezenverklaring van het in de op art. 420bis Sr toegesneden tenlastelegging opgenomen onderdeel "afkomstig uit enig misdrijf" is, gelet op doel en strekking van deze wetsbepaling en mede in het licht van de wetsgeschiedenis, niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Dit betekent dus dat uit de bewijsmiddelen niet behoeft te kunnen worden afgeleid door wie, wanneer en waar dit misdrijf concreet is begaan. Wel is voor een veroordeling ter zake van art. 420bis Sr vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, bewezen worden geacht, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Als de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Als de verdachte zo'n verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden geacht op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een
wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Als zo'n verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen over het bewijs.
Een vermoeden van witwassen
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak geen gronddelict kan worden vastgesteld waaruit het bij verdachte aangetroffen contante geldbedrag afkomstig zou zijn. De rechtbank moet daarom eerst vaststellen of de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
De rechtbank stelt vast dat er een groot contant geldbedrag van 448.052,60 in de werkplaats en in de woning van verdachte is aangetroffen. Van dit geldbedrag bestond een deel van 141.200,- uit biljetten van 500,-, 200,- en 100,-. In de werkplaats trof de politie de contanten aan in onder andere enveloppen tussen boeken in een boekenkast, in een houten kistje en in een gele plastic boodschappentas van Jumbo weggestopt in een koelkast.
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van grote contante geldbedragen door privépersonen hoogst ongebruikelijk is vanwege het risico op onder meer diefstal, waarbij het geld niet is verzekerd. Daarnaast worden coupures van
500,- in het normale Nederlands betalingsverkeer maar zelden gebruikt, terwijl deze wel voorkomen in het criminele milieu. Het geld werd daarnaast voor een groot deel op zeer ongebruikelijke plaatsen bewaard, te weten tussen boeken en in een koelkast.
Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte het aangetroffen contante geld niet heeft opgegeven bij de belastingdienst.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte contacten heeft onderhouden met personen met criminele antecedenten. De rechtbank wijst ten eerste op het contact van verdachte met medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte was ervan op de hoogte dat medeverdachte [medeverdachte 1] verdachte was van witwassen in het onderzoek Arville. Desalniettemin heeft verdachte na 2014 tot aan 13 september 2022 contact onderhouden met medeverdachte [medeverdachte 1] en zelfs 25.000,- in contanten van hem heeft aangenomen. In onderzoek Arville is medeverdachte [medeverdachte 1] veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 maanden voor witwassen.
Ook blijkt uit het dossier van andere directe en indirecte contacten van verdachte met personen met criminele antecedenten en personen jegens wie verdenkingen bestaan. Het gaat daarbij met name om verdenkingen die zien op witwassen en drugsdelicten. De rechtbank wijst onder andere op [naam] , [naam] en [naam] .
Gelet op het onderzoek van de politie was er naar het oordeel van de rechtbank dan ook zonder meer sprake van een vermoeden van witwassen.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet de gemiddelde verdachte is en dat het vanwege bijvoorbeeld zijn vermogenspositie en ook zijn hobbys (waaronder het handelen in tweedehands auto- en motoronderdelen) voor hem niet zo ongebruikelijk is om een dergelijk contant geldbedrag voorhanden te
hebben.
Aan de verdediging moet worden toegegeven dat het in het kader van de witwasverdenking zonder meer relevant zou kunnen zijn dat verdachte vanwege zijn vermogenspositie over een groot contant geldbedrag zou kunnen beschikken. Dat neemt gelet op alle hiervoor geschetste omstandigheden in dit geval echter niet het vermoeden weg dat sprake is van crimineel geld. Zo bestaat het geld deels uit ongebruikelijke coupures, werd het deels op ongebruikelijke plekken bewaard, is het niet opgegeven bij de belastingdienst en staat verder vast dat er contacten zijn geweest met personen met criminele antecedenten, waaronder [medeverdachte 1] , waarvan verdachte dus ook 25.000,- in contanten heeft aangenomen.
De verklaring van verdachte
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat de aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen rechtvaardigen, mag van verdachte een verklaring worden gevergd voor de herkomst van het geld. Die verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Verdachte heeft op 14 september 2022 en 15 september 2022 bij de politie, , verklaard -voor zover hier van belang- dat hij in het verleden veel in autos heeft gehandeld en dat dit ook veel contant is gegaan. Het aangetroffen contante geld is in de loop der jaren gespaard bij de verkoop van onder andere onderdelen, autos en motoren. Hij verkocht onderdelen van autos en voertuigen aan verzamelaars en hobbyisten. Hij kende die kopers zelf niet. Deze zomer hadden ze voor het eerst veel onderdelen via Marktplaats verkocht. Dat ging meestal contant en niet met een tikkie.134
Op 14 maart 2023 heeft verdachte onder andere verklaard dat hij verklaringen van mensen wil overhandigen die in totaal 600.000,- contant aan hem hebben betaald. Daarnaast hebben zijn kinderen via Marktplaats onderdelen van motoren verkocht voor wel
60.000,-.135
In maart 2023 heeft de verdediging schriftelijke verklaringen van elf getuigen en verdachte zelf overgelegd aan de rechtbank en het Openbaar Ministerie. Deze verklaringen zouden de verklaring van verdachte kunnen bevestigen. Het Openbaar Ministerie heeft vervolgens nader onderzoek gedaan naar een aantal van die verklaringen. Een deel van de personen die een schriftelijke verklaring hebben afgelegd, te weten zeven van hen, is gehoord als getuige bij de rechter-commissaris.
De rechtbank zal eerst een aantal opmerkingen van algemene aard maken die betrekking hebben op (vrijwel) alle verklaringen. Daarna zal de rechtbank elk van de verklaringen apart beoordelen.
Algemene opmerkingen naar aanleiding van de verklaringen van de getuigen
De rechtbank merkt allereerst op dat de verklaringen van de getuigen nauwelijks zijn onderbouwd met stukken. Zo vindt geen enkele getuigenverklaring bevestiging in facturen of schriftelijke koopovereenkomsten. Noch verdachte noch enige getuige heeft stukken kunnen overleggen, op een paar met de hand geschreven stukken na.
In hun schriftelijke verklaringen hebben de getuigen van geen enkel voertuig dat zij van verdachte zouden hebben gekocht een chassisnummer of kenteken genoemd. Verder geldt dat er in het digitale beslag geen aanwijzingen zijn te vinden die erop duiden dat verdachte spullen verkocht in het algemeen en evenmin en in het bijzonder aan de getuigen.
Ook in de voertuigenlijst van verdachte136 zijn geen voertuigen terug te vinden die verdachte aan de verschillende getuigen zou hebben verkocht. Tot slot komen de verklaringen telkens niet overeen met
informatie over de betreffende voertuigen van het Landelijk Intelligence- en expertisecentrum Voertuigcriminaliteit (LIV).
Voorts blijkt uit de verhoren van de getuigen bij de rechter-commissaris dat alle verklaringen tot stand zijn gekomen op verzoek van verdachte en dat sommige verklaringen (deels) zijn opgesteld door verdachte zelf of op aanwijzingen van verdachte. Verder geldt dat alle getuigen personen zijn uit de werkkring, vriendenkring of (schoon)familie van verdachte en dus goede bekenden zijn van verdachte.
Verdachte heeft in zijn verhoor van 15 september 2022 bij de politie verklaard dat hij niet
echt een handelaar in autos was, maar een verzamelaar. Hij zette autos niet snel om en kocht niet snel in om snel weer te verkopen.137 In een OVC-gesprek van 7 juni 2022 zegt verdachte dat hij altijd veel crossmotoren heeft gekocht, maar nooit iets heeft verkocht en dat hij geen idee heeft hoe dat moet.138
Tot slot merkt de rechtbank op dat alle getuigen hebben verklaard dat zij goederen hebben verkocht voor verdachte. Zij zouden daarna het daarmee contant verdiende geld aan verdachte overhandigd hebben.
Hierover merkt rechtbank op dat het in alle gevallen oncontroleerbaar is of de getuigen het contant verdiende geld ook aan verdachte hebben overhandigd.
De voorgaande overwegingen hebben ertoe geleid dat de rechtbank de verschillende verklaringen met een kritische blik heeft beoordeeld. De rechtbank zal nu de verschillende verklaringen nader beschouwen.
De verklaringen van de getuigen
[getuige 1]
verklaart in zijn schriftelijke verklaring dat hij gedurende de periode voorjaar 2020 tot zomer 2020 in opdracht van [verdachte] , als medewerker van de [naam bedrijf 8] , diverse auto- en restauratieonderdelen heeft verkocht ter waarde van 26.500,-.139
Bij de rechter-commissaris verklaart [getuige 1] dat hij zijn schriftelijke verklaring heeft opgesteld op verzoek van verdachte. Hij stond op de loonlijst bij Jumbo en werkte als privé chauffeur voor verdachte. Daarnaast verklaart hij dat hij privéspullen voor verdachte verkocht, zoals velgen, een tent, een formule 1 wagen voor kinderen, een quad en een kinderjeep.140
Naar aanleiding van de verklaring bij de rechter-commissaris heeft het Openbaar Ministerie nader onderzoek gedaan. Daaruit blijkt dat [getuige 1] in de periode van maart 2020 tot augustus 2020 diverse goederen te koop heeft aangeboden op Marktplaats, met een totale waarde van maximaal 11.445,-.141
Nadat het Openbaar Ministerie de bevindingen van het nadere onderzoek heeft gedeeld met de verdediging, heeft de verdediging een aanvullende verklaring van [getuige 1] overgelegd. In die verklaring geeft [getuige 1] aan dat hij een kinderauto van MG heeft verkocht aan een inmiddels overleden collega, voor 8.000,-. Ook noemt hij in deze verklaring het bedrag waarvoor hij een kinderquad heeft verkocht aan een andere collega. Tot slot zou hij nog een kinderjeep hebben verkocht.142
De rechtbank is van oordeel dat de aanvankelijk afgegeven schriftelijke verklaring niet overeenkomt met de verklaring die [getuige 1] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. In zijn schriftelijke verklaring heeft [getuige 1] aangegeven dat het ging om de verkoop van auto- en restauratieonderdelen. [getuige 1] heeft in zijn verklaring bij de rechter-commissaris aangegeven dat hij ook privéspullen voor verdachte verkocht, zoals velgen, een tent, een formule 1 wagen voor kinderen, een quad en een kinderjeep.
Daarnaast heeft [getuige 1] in zijn schriftelijke verklaring opgegeven dat hij goederen verkocht als medewerker van de [naam bedrijf 8] . De rechtbank kan dit bezwaarlijk anders opvatten dan dat [getuige 1] de spullen heeft verkocht namens de Handelsonderneming. Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 1] echter aangegeven dat hij de spullen verkocht via zijn privé-Marktplaatsaccount. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [getuige 1] dan ook tegenstrijdige verklaringen afgelegd.
Uit nader onderzoek van het openbaar ministerie is weliswaar gebleken dat [getuige 1] een aantal spullen heeft verkocht via zijn Marktplaatsaccount, maar naar het oordeel van de rechtbank is dat geen bevestiging dat hij die spullen voor verdachte heeft verkocht en het daarmee verdiende contante geld aan verdachte heeft overhandigd.
De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden maken dat de verklaring van [getuige 1] grotendeels niet verifieerbaar is en overigens ook niet geloofwaardig is.
Verdachte
Verdachte zelf verklaart dat twee van zijn zoons gedurende de vakantieperiode van 2022 als vakantiebaantje diverse crossmotors en onderdelen hebben verkocht ter waarde van
60.000,-.143
Naar aanleiding van deze schriftelijke verklaring heeft het Openbaar Ministerie nader onderzoek gedaan.144 Een bevraging bij Marktplaats en WhatsApp-communicatie tussen verdachte en zijn zoons bevestigt op zichzelf wel de verklaring van verdachte dat zijn
zoons in de zomerperiode van 2022 via Marktplaats crossmotoren en onderdelen hebben verkocht. Op Marktplaats zijn 140 advertenties geplaatst met vraagprijzen van in totaal ruim
107.000,-. Met betrekking tot 70 van die advertenties is er geen Marktplaats chatverkeer aangetroffen, zodat aannemelijk is dat voor die advertenties geen belangstelling was. Voor de resterende 70 advertenties geldt dat het in 31 gevallen wel en in 39 gevallen niet tot een verkoop is gekomen. De verkopen hebben een waarde gehad van 19.620,-, maar daarvan is 3.175,- per bank betaald. Dan resteert 16.445,- aan (mogelijke) contante verkopen.
De rechtbank is van oordeel dat ook ten aanzien van de verklaring van verdachte kanttekeningen zijn te plaatsen. Zo acht de rechtbank het aannemelijk dat de zoons voor hun werkzaamheden een vergoeding hebben ontvangen.
Desondanks zal de rechtbank er in het voordeel van verdachte -net als de officieren van justitie- vanuit gaan dat er voor 16.445,- aan contanten is verkocht en dat dit geld aan verdachte is overhandigd. De rechtbank heeft daarbij betrokken dat de verklaring van verdachte enigszins bevestiging vindt in het nadere onderzoek van de FIOD. De rechtbank zal dan ook een bedrag van 16.445,- in mindering brengen op het ten laste gelegde geldbedrag.
[getuige 2]
Op 17 september 2022 is [getuige 2] door de politie gehoord en dan verklaart hij, gevraagd naar zijn werkzaamheden voor verdachte, dat hij wel eens materialen aan verdachte heeft geleverd en wat werkplaatsgerelateerde werkzaamheden heeft verricht.145
In maart 2023 verklaart [getuige 2] in zijn schriftelijke verklaring dat hij als vriendendienst in opdracht voor verdachte crossmotoren heeft verkocht in de periode 2018 tot en met 2022 met een totale waarde van 63.000,- (bestaande uit twaalf motoren en onderdelen).146
Uit onderzoek blijkt dat verdachte in het hiervoor al aangehaalde OVC-gesprek van 7 juni 2022 verklaart nooit crossmotoren te hebben verkocht.147 Uit de eigen administratie van verdachte blijkt dat er tussen 2019 en 2022 geen motoren zijn verkocht.148
Bij de rechter-commissaris verklaart [getuige 2] dat hij zijn schriftelijke verklaring heeft opgesteld op verzoek van verdachte. Verder blijft hij bij zijn verklaring motoren en onderdelen te hebben verkocht voor verdachte. Uit zijn verhoor bij de rechter-commissaris blijkt daarnaast dat hij een lijstje contante verkopen heeft en dat hij dat lijstje samen met verdachte heeft gemaakt. Ze hebben daarbij uit hun herinnering geput. Er is geen administratie van en [getuige 2] kan niet per motor aangeven wat de opbrengst is geweest. [getuige 2] verklaart bij de rechter-commissaris ook dat er een stuk of twee motoren via zijn zaak verkocht zijn en dat daarvan wel facturen zijn.149
Naar aanleiding van deze verklaring bij de rechter-commissaris heeft de politie nader onderzoek gedaan. Het Openbaar Ministerie heeft alle in- en verkoopfacturen met betrekking tot verdachte gevorderd bij [getuige 2] , die enkel verkoopfacturen heeft uitgeleverd. Het gaat om 107 facturen, waarvan er slechts vier zien op de verkoop van een motor. Geen van die vier facturen heeft betrekking op één van de motoren op het lijstje dat [getuige 2] heeft overgelegd.150
De rechtbank is van oordeel dat de schriftelijke verklaring van [getuige 2] en zijn verklaring bij de rechter- commissaris in zijn algemeenheid niet passen bij de verklaring die hij op 17 september 2022 bij de politie heeft afgelegd. Bij de politie heeft [getuige 2] , gevraagd naar zijn werkzaamheden voor verdachte, in het geheel niet verklaard over de verkoop van crossmotoren voor verdachte.
Voor zover er nader onderzoek naar de verklaring van [getuige 2] mogelijk is, blijkt deze verklaring niet te kloppen. Volgens de administratie van [getuige 2] hebben de vier in zijn administratie aangetroffen verkoopfacturen geen van alle betrekking op motoren die op zijn lijstje met voor verdachte verkochte motoren staan.
Voor het overige is de verklaring van [getuige 2] oncontroleerbaar en overigens ook niet geloofwaardig. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat het er sterk op lijkt dat het handgeschreven lijstje met voor verdachte verkochte motoren dat [getuige 2] later alsnog heeft overlegd, overeen lijkt te komen met zijn eerder ingediende schriftelijke verklaring, maar dan zonder dat lijstje. Ook heeft de rechtbank erop gelet dat verdachte op 7 juni 2022 heeft verklaard dat hij nog nooit een crossmotor had verkocht hetgeen ondersteund wordt door de eigen administratie van verdachte.
[getuige 3]
heeft op 26 januari 2023 schriftelijk verklaard dat hij vanaf 2017 diverse malen bedragen van 1.000,- en 2.000,- aan verdachte heeft gegeven, in ruil voor o.a. een blauwe Mercedes SL en een Blauwe Jaguar XJS. Hij verdeelt dat als volgt over de verschillende jaren: 2017: 10.000,-, 2019: 12.000,-, 2020: 22.000,-,
2021: 6.000,- en 2022:
10.000,-. Het totaalbedrag komt daarmee op 60.000,-.151
Bij de rechter-commissaris verklaart [getuige 3] dat zijn schriftelijke verklaring tot stand is gekomen naar aanleiding van de vraag van verdachte of [getuige 3] nog wist wat zij met elkaar hadden gedaan en of [getuige 3] dat op papier wilde zetten. Verder heeft [getuige 3] verklaard dat hij alleen contant geld opnam voor verdachte. Zo zijn ook de bedragen tot stand gekomen die in zijn schriftelijke verklaring staan. [getuige 3] heeft over al die jaren gekeken wat hij contant had opgenomen en zoals gezegd nam hij alleen contant geld op om aan verdachte te betalen. Nadat de officier van justitie [getuige 3] geconfronteerd heeft met het feit dat hij in 2019 meer cash geld heeft opgenomen dan in zijn schriftelijke verklaring staat, verklaart [getuige 3] dat hij het meerdere dan in zijn kluis opgeborgen zal hebben.
Tot slot verklaart hij dat hij incidenteel ook wel eens aan een ander cash betaald heeft.152
Naar aanleiding van deze verklaring bij de rechter-commissaris heeft de politie nader onderzoek gedaan. Om de door [getuige 3] afgelegde verklaring te verifiëren, is een vordering gedaan bij de door hem genoemde banken om zijn contante opnamen in de jaren 2017-2022 inzichtelijk te krijgen. Uit de opgevraagde bankafschriften blijkt dat [getuige 3] in die periode bijna 110.000,- contant heeft opgenomen.153
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de stelling van [getuige 3] dat hij alleen voor verdachte contant geld opnam, aantoonbaar onjuist is. Hoewel [getuige 3] heeft verklaard dat hij in de periode van 2017 tot en met 2022 60.000,- contant heeft opgenomen voor verdachte, blijkt uit onderzoek van de politie dat hij in die periode bijna 110.000,- contant heeft opgenomen.
Dit brengt mee dat de door [getuige 3] afgelegde verklaringen op dit punt onjuist zijn. In feite is de verklaring van [getuige 3] dat hij geldbedragen aan verdachte heeft overhandigd dus oncontroleerbaar.
[getuige 4]
verklaart in zijn schriftelijke verklaring van 27 februari 2023 dat hij in 2018 van verdachte een Bentley heeft gekocht voor 80.000,-. Dit bedrag heeft hij in twee termijnen van elk 40.000,- contant aan verdachte betaald.154
Naar aanleiding van deze schriftelijke verklaring heeft de politie nader onderzoek gedaan. Uit dit onderzoek blijkt dat [getuige 4] de Bentley heeft gekocht voor 250.000,- in plaats van 80.000,-. Hij heeft de auto gekocht in 2017 en niet in 2018. [getuige 4] heeft 150.000,- van de totale koopsom per bank betaald en er is een bedrag van 100.000,- verrekend met de verkoop van een Jaguar XK 150. Verder blijkt uit het onderzoek dat [getuige 4] de Bentley niet met contant geld betaald heeft.155 In de boeken van verdachte staat de Bentley voor
250.000,- en dat was ook de verzekerde waarde van de auto.156
Bij de rechter-commissaris verklaart [getuige 4] dat verdachte hem heeft verzocht om een schriftelijke verklaring op te stellen. Verder verklaart [getuige 4] dat hij met verdachte een bedrag van 330.000,- voor de Bentley was overeengekomen. [getuige 4] heeft twee contante betalingen van 40.000,- aan verdachte
gedaan.157
De rechtbank merkt op dat de verklaring die [getuige 4] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd afwijkt van zijn eerdere schriftelijke verklaring. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [getuige 4] dan ook tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 4] zijn aanvankelijke verklaring gewijzigd in een verklaring die verder niet meer controleerbaar is. Daarmee voldoet deze verklaring niet aan de eisen die gesteld mogen worden aan een dergelijke verklaring.
Ook overigens is de rechtbank van oordeel dat deze verklaring ongeloofwaardig is, gelet op de eerder afgelegde schriftelijke verklaring. Tot slot vinden de verklaringen van [getuige 4] geen bevestiging in de stukken in het dossier.
De broers [achternaam broers]
De broers [achternaam broers] verklaren op 28 februari 2023 dat zij medio 2019 een Kreidler en Flandria bromfiets en een Ducati motorfiets hebben gekocht van verdachte en daarvoor contant 20.000,- hebben betaald.
Naar aanleiding van deze schriftelijke verklaring heeft de politie nader onderzoek gedaan. Uit een Excelbestand van verdachte ten behoeve van de aangifte inkomstenbelasting blijkt dat hij tussen 2019 en 2022 één Flandria bromfiets, elf Kreidlers en drie Ducatis heeft. Al die tweewielers staan geregistreerd met kenteken en type (m.u.v. de Flandria en twee Kreidlers, waarbij de type aanduiding ontbreekt). Er blijkt niet van de verkoop van één van die bromfietsen of motorfietsen. Dat volgt ook uit de uitdraai van de historie van de betreffende voertuigen van het LIV. Ook uit een taxatierapport van de in de collectie van verdachte opgenomen motoren volgt dat de collectie tussen 2019 en 2022 exact hetzelfde blijft, waaruit volgt dat er geen motoren zijn verkocht.
In de administratie van Jumbo is nog gezocht op zoektermen die gerelateerd kunnen worden aan de verklaring van de broers: hun namen, motor, bromfiets, Kreidler, Ducati en Flandria, maar dat leverde geen enkele hit op. 158
Uit een nader verhoor van [getuige 5] blijkt dat hij niet meer weet of hij geld aan verdachte heeft gegeven, noch hoe de verdeling van de betalingen tussen hem en zijn broer was. Ook weet hij niet wie de schriftelijke verklaring heeft opgesteld, op wiens verzoek dat is geweest of hoe überhaupt de aankoop van de motoren tot stand is gekomen. Hij weet ook niet meer of verdachte de voertuigen aanbood en of er over de prijs is
onderhandeld. Het bedrag van 20.000,- is een bedrag dat bij zijn broer en hem is blijven hangen.159
De rechtbank merkt op dat de schriftelijke verklaring van de broers [achternaam broers] geen enkele bevestiging vindt in het door de politie onderzochte materiaal. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de broers ongeloofwaardig is, in het bijzonder gelet op de verklaring van [getuige 5] bij de politie. Hij kan zich geen enkel detail omtrent de verkopen van de verschillende motoren meer herinneren.
De verdediging heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie in dit geval niet aan zijn onderzoeksplicht voldaan heeft door [getuige 5] niet te horen. Daarnaast is de FIOD niet nagegaan of de voertuigen nog in het bezit waren van de broers, terwijl zij dit wel hebben verklaard. De rechtbank overweegt dat het nader onderzoek dat het Openbaar Ministerie wel heeft verricht, de verklaring van verdachte heeft ontkracht.
Naar het oordeel van de rechtbank was dit niet anders geweest wanneer [getuige 5] nog was gehoord. Gelet op de inhoud van de schriftelijke verklaring en hetgeen zijn broer [getuige 6] heeft verklaard, valt niet te verwachten dat door het horen van [getuige 5] een ander licht op de zaak zou worden geworpen.
Dit geldt ook ten aanzien van eventueel nader onderzoek naar de motoren. Wanneer deze motoren bij de broers [achternaam broers] zouden zijn aangetroffen, dan bevestigt dit nog niet dat zij deze motoren van verdachte hebben gekocht en dat zij hem daarvoor contant hebben betaald. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging op dit punt.
[getuige 7]
verklaart op 14 januari 2023 schriftelijk dat hij medio juli 2012 30.000,- van verdachte heeft geleend en dat hij gedurende de laatste 10 jaar de 30.000,- bij elkaar heeft gespaard en het geld in de zomer van 2022 contant aan verdachte heeft overhandigd.160
[getuige 7] is nader gehoord door de politie en daar heeft hij verklaard dat hij de schriftelijke verklaring op verzoek van verdachte heeft opgesteld. Hij heeft aan verdachte gevraagd wat er in de verklaring moest staan en verdachte zei dat het zo summier mogelijk moest. Verder heeft [getuige 7] verklaard dat er geen leningovereenkomst is opgesteld omdat verdachte en hij elkaar goed kenden en dat er geen afspraken zijn gemaakt over de terugbetaling. Tot slot verklaart [getuige 7] dat hij in augustus 2021 een bedrag van 15.000,- op de bank had staan, welk bedrag hij aan verdachte wilde terugbetalen als gedeeltelijke inlossing van de lening. Hij vroeg daarbij om het rekeningnummer van verdachte.161
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [getuige 7] oncontroleerbaar is. Of [getuige 7] het door hem geleende bedrag contant aan verdachte heeft terugbetaald valt op geen enkele manier te controleren.
[getuige 8]
verklaart schriftelijk dat hij in 2018 KTM onderdelen en motoren heeft gekocht
( 10.000,-), in 2019 12 KTM motoren ( 20.000,-), in 2020 4 KTM 250-495 ( 10.000,-) en in 2022
(juni/juli) 18 KTM + onderdelen en 3 Husqvarna ( 35.000,-).
Zoals hierboven al is aangehaald blijkt uit het OVC-gesprek van 7 juni 2022 dat verdachte zegt dat hij nooit crossmotoren voor 7 juni 2022 heeft verkocht.162 Uit de eigen administratie van verdachte en een overzicht van het LIV blijkt dat er tussen 2019 en 2022 geen motoren zijn verkocht.163
Daarnaast is er gezocht op zoektermen, zoals de naam [getuige 8] , de termen motor en merknamen van motoren, maar dat leverde geen resultaten op.164
[getuige 8] heeft verklaard dat hij de verklaring helemaal uit zijn hoofd heeft opgesteld, omdat hij dat soort dingen kan onthouden; hij heeft nergens iets opgeschreven.165 Er zijn geen koopovereenkomsten.166
De rechtbank merkt op dat voor zover er nader onderzoek naar de verklaring van [getuige 8] mogelijk was, deze verklaring niet blijkt te kloppen. Voor het overige is de verklaring van [getuige 8] naar het oordeel van de rechtbank niet geloofwaardig. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat verdachte op 7 juni 2022 heeft verklaard dat hij nog nooit een crossmotor had verkocht.
De verdediging heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie ook in dit geval niet aan zijn onderzoeksplicht voldaan, nu de FIOD niet is nagegaan of de motoren nog in het bezit waren van [getuige 8] , zoals hij heeft verklaard. De rechtbank overweegt dat het nader onderzoek dat het Openbaar Ministerie wel heeft verricht, de verklaring van verdachte heeft ontkracht. Naar het oordeel van de rechtbank was dit niet anders geweest wanneer de FIOD zou zijn nagegaan of de motoren nog in het bezit waren van [getuige 8] . Wanneer de FIOD zou hebben vastgesteld dat hiervan sprake was, dan bevestigt dit nog niet dat [getuige 8] deze motoren van verdachte heeft gekocht en dat hij verdachte daarvoor contant heeft betaald. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging op dit punt.
[getuige 9]
Op 2 maart 2023 heeft [getuige 9] schriftelijk verklaard dat hij vanaf 2017 tot en met 2021 motorblokken, versnellingsbakken en allerlei onderdelen, olieblikken en toebehoren, een oliereservoir en Castrolborden heeft gekocht van verdachte voor een totaalbedrag van
57.000,-.167
Naar aanleiding van deze schriftelijke verklaring heeft de FIOD nader onderzoek gedaan. Uit dit onderzoek blijkt dat er in het digitale beslag geen relevante hits zijn aangetroffen die in relatie staan tot [getuige 9] en de verkoop van de in de verklaring genoemde spullen.
Verder komt uit open bronnen naar voren dat [getuige 9] klassieke motoren verzamelt en een museum heeft. Tot slot blijkt dat [getuige 9] in 2015 niets meer koopt, maar af en toe ruilt omdat het een wereldje is waar niet veel meer verkocht wordt en het ook niet meer te betalen is.168
Bij de rechter-commissaris verklaart [getuige 9] dat hij zijn schriftelijke verklaring heeft opgesteld op verzoek van verdachte. Hij verklaart dat hij verdachte contant heeft betaald voor de goederen. Daarnaast legt [getuige 9] bij de rechter-commissaris een boekje en fotos over waaruit blijkt dat hij heeft bijgehouden wat en wanneer hij van verdachte heeft gekocht voor welke bedragen. [getuige 9] verklaart dat hij de diverse aankopen zoals in zijn verklaring vermeld per jaar en per onderdeel op papier heeft gezet en er setjes fotos van heeft meegenomen. Hij heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat deze in ieder setje fotos aantrof van de onderdelen waarover het gaat. 169
Naar aanleiding van de verklaring van [getuige 9] bij de rechter-commissaris heeft de FIOD nader onderzoek gedaan. In open bronnen is gezocht naar afbeeldingen van het museum van [getuige 9] , met name van de periode voor 2017.
Met betrekking tot de Caltex, Mobil Oil en Orion blikken, waarvan [getuige 9] zegt dat hij die in 2020 heeft gekocht van verdachte, constateert de FIOD dat een aantal daarvan zich al in 2015, 2016 en 2019 in het museum bevond.170 Drie Mobil Oil borden, waarover [getuige 9] verklaart deze in 2020 van verdachte te hebben gekocht, hingen ook al in 2015 en 2019 in zijn museum.171 Over een volledige collectie Castrol blikken verklaart [getuige 9] dat hij die in 2021 van verdachte kocht, maar ook die stonden al in 2015 in zijn museum.172
De grote Castrol emaillen borden, die [getuige 9] in 2021 zou hebben gekocht van verdachte, hingen er in 2015 tot 2020 ook al.173 Dat geldt ook voor de “kartonnen vrouw reclame Castrol”. Deze hing er al in 2016.174 Tot slot waren de tweetact benzinepomp en de gietijzeren vetpomp al in het museum aanwezig in 2015, terwijl [getuige 9] heeft verklaard dat hij deze beide goederen in 2021 van verdachte heeft gekocht.175
Naar aanleiding van dit nadere onderzoek van de FIOD heeft [getuige 9] een nadere schriftelijke reactie gegeven.176 In deze reactie geeft hij aan dat hij niet meer exact weet welke olieblikken of borden van verdachte komen. [getuige 9] geeft aan dat hij eerder fotos had bijgevoegd die in zijn museum gemaakt zijn, maar dat hij toen niet de moeite had genomen om zijn veilig opgeborgen collectie uit te pakken en uit te stallen. [getuige 9] geeft aan dat hij misschien had moeten verduidelijken dat de bijgevoegde fotos niet de exacte goederen waren die hij van verdachte had gekocht. Opnieuw voegt verdachte fotos toe aan deze nadere verklaring. Het gaat dan om fotos van andere goederen.
De rechtbank stelt vast dat [getuige 9] bij de rechter-commissaris precies aangeeft welke goederen hij aan verdachte zou hebben verkocht. Die verkopen heeft verdachte allemaal genoteerd in een boekje en hij heeft ook fotos van deze verkopen meegenomen. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring van [getuige 9] weerlegging vindt in het bewijsmateriaal, te weten in het nadere onderzoek dat de FIOD heeft gedaan naar aanleiding van die verklaring. In reactie op het onderzoek van de FIOD heeft de verdediging een nadere schriftelijke verklaring van [getuige 9] overgelegd. In deze verklaring staat onder andere dat hij bij de rechter-commissaris verzuimd heeft te verklaren dat op de fotos die hij toen heeft overgelegd niet de daadwerkelijk gekochte voorwerpen stonden. Naar het oordeel van de rechtbank is deze nadere schriftelijke verklaring ongeloofwaardig en duidelijk in strijd met wat [getuige 9] eerder bij de rechter- commissaris heeft verklaard.
[getuige 10]
heeft op 3 januari 2023 schriftelijk verklaard dat hij een paar horloges, Tudor, Rolex en Omega, een racewagen Mock-up en een Yamaha crossmotor heeft gekocht van verdachte. In 2019, 2020, 2021 en 2022 heeft [getuige 10] respectievelijk 5.000,-, 5.200,-, 4.000,- en
14.000,- cash aan verdachte betaald, in totaal 28.250.177 De goederen die [getuige 10] noemt in zijn verklaring zijn niet gespecificeerd met bijvoorbeeld chassisnummers of serienummers. Ook zijn er geen certificaten van de horloges. Verder verklaart verdachte dat er geen verkoopovereenkomsten zijn.178
Naar aanleiding van deze schriftelijke verklaring heeft de FIOD nader onderzoek gedaan en daaruit blijkt het volgende. De Yamaha crossmotor bleek te zijn voorzien van kenteken [kenteken] . Deze motor komt voor op de voertuiglijst van verdachte ter onderbouwing van de overige posten box 3 uit 2021.179 Sinds 31 januari 2024 staat de motor op naam van de zoon van [getuige 10] .180
Uit de stukken in het dossier blijkt verder dat [getuige 10] in de periode van januari 2017 tot en met april 2019 in totaal 200.000,- heeft overgemaakt op de bankrekening van verdachte.
Verdachte heeft in diezelfde periode in totaal 175.000,- overgemaakt aan [getuige 10] .181
De rechtbank merkt op dat de schriftelijke verklaring van [getuige 10] niet verifieerbaar is. Zo vindt de verklaring geen enkele bevestiging in schriftelijke stukken. Een uitzondering hierop is de Yamaha motor, waarnaar de FIOD wel nader onderzoek kon doen. Dit onderzoek wijst uit dat de schriftelijke verklaring van [getuige 10] op dit punt weerlegging vindt in het bewijsmateriaal, nu uit het dossier blijkt dat de motor pas sinds 2024 niet meer op naam van verdachte staat. De rechtbank acht het dan ook ongeloofwaardig dat verdachte de motor al aan [getuige 10] verkocht heeft in 2019 of 2020. Ook overigens is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [getuige 10] ongeloofwaardig is, nu uit de stukken blijkt dat er sprake was van girale betalingen tussen verdachte en [getuige 10] en [getuige 10] niet heeft kunnen verklaren waarom hij deze goederen contant heeft afgerekend met verdachte.
De verdediging heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie ook in dit geval niet aan zijn onderzoeksplicht voldaan, nu de FIOD niet aan [getuige 10] zelf heeft gevraagd waarom de tenaamstelling van de motor pas later heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat het nader onderzoek dat het openbaar ministerie wel heeft verricht, de verklaring van verdachte heeft ontkracht. Naar het oordeel van de rechtbank was dit niet anders geweest wanneer de FIOD aan [getuige 10] zou hebben gevraagd waarom de tenaamstelling van de motor pas later heeft plaatsgevonden. Wanneer [getuige 10] daarover zou hebben verklaard dat hij de motor als verzamelobject heeft gekocht en het daarom niet nodig was om de motor op zijn naam te zetten, dan bevestigt dit nog niet dat [getuige 10] deze motor van verdachte heeft gekocht in 2019 of 2020 en dat hij verdachte daarvoor contant heeft betaald. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging op dit punt.
[getuige 11]
heeft op 2 maart 2023 schriftelijk verklaard dat hij in de periode van 2018 tot en met 2022 diverse onderdelen en motoren heeft gekocht van verdachte. [getuige 11] zou hiervoor een bedrag van 52.000,- contant hebben betaald.182
Naar aanleiding van deze schriftelijke verklaring heeft de FIOD nader onderzoek gedaan en daaruit blijkt het volgende. Zonder chassisnummer van de motoren is de verklaring van [getuige 11] erg moeilijk te verifiëren. In een WhatsApp bericht zegt verdachte dat hij nog nooit een crosser heeft verkocht.183 Uit WhatsAppberichten tussen verdachte en [getuige 11] blijkt vooral dat [getuige 11] restauratiewerkzaamheden verricht voor verdachte.184 Alleen van de Fireblade met het kenteken [kenteken] (een wegmotor) met een waarde van 2.500,- kan worden vastgesteld dat verdachte die aan [getuige 11] heeft verkocht.185
Bij de rechter-commissaris verklaart [getuige 11] dat verdachte de schriftelijke verklaring heeft opgesteld en dat [getuige 11] deze heeft getekend. Het bedrag van 52.000,- komt volgens [getuige 11] uit de koker van verdachte. [getuige 11] verklaart dat het bedrag ook wel 45.000,- of
60.000,- kan zijn geweest, maar dat het in elk geval die 52.000,- is geweest. [getuige 11] verklaart verder bij de rechter-commissaris dat hij in elk geval vier motoren heeft gekocht van verdachte. Drie daarvan betreffen crossmotoren, die niet op kenteken staan.186
De rechtbank stelt vast dat de schriftelijke verklaring van [getuige 11] niet verifieerbaar is. De verklaring vindt geen enkele bevestiging in schriftelijke stukken. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [getuige 11] ongeloofwaardig is. Daarbij heeft de rechtbank mede betrokken dat niet [getuige 11] deze schriftelijke verklaring heeft opgesteld, maar dat verdachte dat voor hem heeft gedaan.
Uit de stukken in het dossier is wel gebleken dat [getuige 11] een Fireblademotor met kenteken
[kenteken] van verdachte heeft gekocht. Net als de officieren van justitie zal de rechtbank gelet hierop een bedrag van 4.000,- in mindering brengen op het ten laste gelegde geldbedrag.
[getuige 12]
heeft op 12 januari 2023 schriftelijk verklaard dat hij een auto van verdachte heeft verkocht aan [naam] . Als bijlage is gevoegd een ADAC Kaufvertrag waaruit kan worden opgemaakt dat verdachte op 31 maart 2020 een Audi Ur Quattro voor een bedrag van
62.000,- heeft verkocht aan [naam] .187
Op 22 maart 2023 heeft de politie nader onderzoek gedaan naar aanleiding van de schriftelijke verklaring van [getuige 12] . Uit dit onderzoek kwam naar voren dat volgens het LIV de Audi met kenteken [kenteken] op 17 februari 2020 is overgeschreven op naam van [naam] . Daarentegen dateert de koopverklaring van 31 maart 2020. Verder blijkt dat de auto van 19 september 2012 tot 7 februari 2020 op naam heeft gestaan van respectievelijk [naam bedrijf 6] en [getuige 12] . Er is geen historie bekend dat het voertuig op naam van verdachte heeft gestaan.188
Op 4 juni 2024 is [getuige 12] door de FIOD gehoord. Hij heeft daar onder andere verklaard dat hij niet begrijpt hoe op het koopverdrag van verdachte staat vermeld dat het voertuig op
31 maart 2020 is verkocht en al op 7 februari 2020 is geëxporteerd.189 Ook verklaart hij dat hij het bedrag van 62.000,- heeft ontvangen op 31 maart 2020, de dag dat de koper kwam kijken, de auto kocht en meenam.190
In een tapgesprek van 4 juni 2024 tussen [getuige 12] en [naam] zegt [naam] een overeenkomst te hebben met [getuige 12] . [naam] is naar eigen zeggen maar één keer in Nederland geweest. Dat was op 31 januari 2020 en toen heeft hij de auto gekocht en meegenomen. Hij had geen idee dat de auto niet van [getuige 12] was. De overeenkomst van 31 maart 2020 kent hij niet en ook “die man” die op die andere overeenkomst staat, kent hij niet. Dit gesprek is gevoerd vlak nadat de FIOD op 4 juni 2024 bij [getuige 12] is vertrokken.191
Op 5 juni 2024 heeft [getuige 12] aan de politie per email een tweetal schriftelijke stukken, beiden met als aanhef “ADAC Kaufvertrag für den privaten Verkauf eines gebrauchten Kraftfahrzeuges” doorgestuurd. Het betreft een formulier met als verkopende partij [getuige 12] d.d. 31 januari 2020192 en een formulier met als verkopende partij [verdachte] d.d. 31 maart 2020.193
Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van [getuige 12] ongeloofwaardig, nu [naam] die als onafhankelijke derde moet worden beschouwd heeft gezegd dat hij de overeenkomst van 31 maart 2020 met verdachte niet kent en nooit in handen heeft gehad. De rechtbank acht het daarom niet geloofwaardig dat verdachte de eigenaar was van de Audi.
De verdediging heeft aangevoerd dat uit het handschrift, de wijze van noteren van de datum en het feit dat de plaatsnaam Veghel verkeerd is gespeld volgt dat [naam] de beide contracten heeft ingevuld. Voor zover de discrepanties in datum dus relevant zouden zijn, zijn ze aan de koper toe te schrijven.
Het feit dat [naam] mogelijk gegevens heeft ingevuld op de overeenkomst van 31 maart 2020 brengt naar het oordeel van de rechtbank niet mee dat hij ook daadwerkelijk op 31 maart 2020 een overeenkomst heeft gesloten met verdachte. Uit het tapgesprek van 4 juni 2024 blijkt dat [naam] heeft gezegd dat hij op 31 maart 2020 niet in Nederland is geweest en verdachte ook helemaal niet kent; hij heeft alleen maar zaken gedaan met [getuige 12] .
Conclusie
De rechtbank acht de inhoud van de verschillende schriftelijke en bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen niet van dien aard dat het vermoeden van witwassen is ontzenuwd. Eigenlijk bevestigen de getuigen immers slechts in het algemeen de verklaring van verdachte, namelijk dat zij spullen verkocht hebben voor verdachte en dat zij het daarmee verdiende contante geld aan hem hebben overhandigd. Ten aanzien van een deel van deze verklaringen blijkt telkens dat deze oncontroleerbaar en/of ongeloofwaardig zijn. Wanneer de verklaringen op punten wel controleerbaar waren, bleken ze niet te kloppen.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat van het aangetroffen contante geldbedrag van 448.052,60 een bedrag van
427.607,60 uit enig misdrijf afkomstig is en verdachte dat ook wist.
Van het gewoontewitwassen zal de rechtbank verdachte vrijspreken. Anders dan de officieren van justitie is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier niet is bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode op meerdere tijdstippen crimineel geld heeft verworven.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feit 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 september 2022, te Veghel, Heeswijk-Dinther, Assen en/of Gasteren, in elk geval in Nederland, meermalen,
telkens anders dan als ambtenaar, optredend als lasthebber van Jumbo Groep Holding BV en/of Jumbo Food Groep B.V. en/of de Koninklijke Jumbo Food Groep B.V. en/of Jumbo Supermarkten B.V. (in de functie van Chief Executive Officer en/of algemeen directeur en/of lid van de Raad van Bestuur en/of aandeelhouder),
naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, bij de uitvoering van zijn last en in strijd met zijn plicht heeft gedaan en/of nagelaten dan wel zou doen en/of nalaten,
telkens al dan niet van/via [medeverdachte 1] en/of van/via een bedrijf van die [medeverdachte 1] , te weten [naam bedrijf 1] ,
giften, te weten:
  • gereedschapskisten (van het merk Snap-on) en
  • een contant geldbedrag van 25.000 euro, en
  • een dieplader van het merk KTS en met kenteken [kenteken] , en
  • twee brommers (met nummers [nummer] respectievelijk [nummer] ), en
  • een blauwe Yamaha crossmotor, en
  • een Honda CR 125 R crossmotor, en
  • een hoeveelheid Roundup/Formaline en een bijbehorend karretje, en
een belofte, te weten:
- het leveren van (luxe) gereedschapskisten (extra) (met inhoud, merk Snap-On) (sponsoring Stichting [naam] ), en
diensten, te weten:
  • het gebruik kunnen/mogen maken en het om niet ter beschikking krijgen/stellen van meerdere voertuigen, te weten:
  • een Polaris Ranger 6x6 (met aan de zijkant “Fendt” vermeld), en
  • een rode Mercedes Benz SL (1957), en
  • het bemiddelen bij het al dan niet aankopen van crossmotoren (van of via motorcrossteam [naam] en/of het bedrijf [naam bedrijf 2] ), en
  • het (bemiddelen bij het) opmaken van een valse factuur (sponsorfactuur) door het bedrijf [naam bedrijf 2] ter zake van de (voorgenomen) levering van een of meer crossmotoren,
heeft aangenomen en/of gevraagd in strijd met zijn plicht en de goede trouw telkens heeft verzwegen tegenover zijn lastgever;
2.
hij, als Chief Executive Officer en/of algemeen directeur en/of lid van de Raad van Bestuur en/of aandeelhouder van Jumbo Groep Holding B.V. en/of Jumbo Food Groep B.V. en/of de Koninklijke Jumbo Food Groep B.V. en/of Jumbo Supermarkten B.V., in de periode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2022 te Veghel, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft laten opmaken
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door een of meer anderen te doen/laten gebruiken,
immers hebben verdachte en zijn mededader(s) telkens valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in die bedrijfsadministratie de navolgende valse facturen laten opnemen
a. a) een sponsorfactuur van [naam bedrijf 3] gericht aan Jumbo Supermarkten B.V. met factuurnummer 20190191 voor een bedrag van 335.000 euro exclusief BTW met omschrijving “Sponsoring [naam raceteam] E.e.a. conform afspraak” en gedateerd 8 juli 2019
bestaande die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid op die factuur was weergegeven dat het sponsorbedrag volledig de motorsportsponsoring betrof,
en
een sponsorfactuur van Stichting [naam] gericht aan Jumbo Supermarkten B.V. (1e sponsorfactuur) met factuurnummer 20220114 voor een bedrag van 48.400 euro inclusief BTW met omschrijving “ [naam] ” gedateerd 14 januari 2022
en
een sponsorfactuur van Stichting [naam] gericht aan Jumbo Supermarkten B.V. (2e sponsorfactuur) met factuurnummer 20220607 voor een bedrag van 48.400 euro inclusief BTW met omschrijving “ [naam] ” gedateerd 7 juni 2022
en
een sponsorfactuur van Stichting [naam] gericht aan Jumbo Supermarkten B.V. (3e sponsorfactuur) met factuurnummer 20220701 voor een bedrag van 48.400 euro inclusief BTW met omschrijving “ [naam]
” gedateerd 1 juli 2022
bestaande die valsheid sub b) en c) en d) - telkens hierin dat in strijd met de waarheid op die facturen was weergegeven dat het sponsorbedrag volledig de motorsportsponsoring betrof en/of dat niet op genoemde facturen was vermeld dat deze ook betrekking had op de privéaankoop door verdachte van een dieplader en gereedschapskisten (met inhoud),
zulks met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij op 13 september 2022, te Veghel en Heeswijk-Dinther, een geldbedrag van 427.607,60 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. het, anders dan als ambtenaar, optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen hij bij de uitvoering van zijn lasten in strijd met zijn plicht heeft gedaan en/of nagelaten dan wel zou doen en/of nalaten, giften, een belofte en diensten heeft aangenomen en/of gevraagd in strijd met zijn plicht en de goede trouw, meermalen gepleegd;
2. medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
3. witwassen
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft opgemerkt dat de zaak veel aandacht heeft gehad. Die aandacht heeft veel bijzondere gevolgen gehad voor verdachte. Zo heeft hij noodgedwongen afscheid
moeten nemen van de dagelijkse leiding over zijn levenswerk. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat zij de eis van de officieren van justitie exorbitant hoog vindt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officieren van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich over een periode van meerdere jaren schuldig gemaakt aan passieve niet-ambtelijke omkoping. Nadat hij in het onderzoek Arville werd geconfronteerd met het feit dat [medeverdachte 1] de sponsorgelden van Jumbo aanwendde voor andere activiteiten dan motorcross, daarvan zelfs aangifte tegen [medeverdachte 1] was gedaan en uitdrukkelijk binnen het management van Jumbo was afgesproken dat er geen zaken meer met [medeverdachte 1] (en diens B.V.) zouden worden gedaan, is verdachte willens en wetens wederom contact blijven onderhouden met [medeverdachte 1] . Verdachte heeft geen bevredigend antwoord kunnen geven op de vraag waarom hij zich opnieuw met [medeverdachte 1] heeft ingelaten. Het blijft daarom gissen wat zijn motief precies is geweest. Weliswaar heeft verdachte ter zitting aangegeven dat hij zicht op [medeverdachte 1] wilde houden omdat hij bang was dat [medeverdachte 1] bekend zou maken dat hij, verdachte, in het onderzoek Arville aanvankelijk als verdachte was gehoord en hij bang was voor reputatieschade, maar de rechtbank kan verdachte daarin niet volgen. Indien dat zou zijn gebeurd, zou verdachte dat eenvoudig hebben kunnen pareren door duidelijk te maken dat hij door het OM als getuige was aangemerkt. Daarnaast verklaart dit motief ook niet waarom verdachte heeft gemeend om medeverdachte [medeverdachte 1] financieel te moeten faciliteren door het via Jumbo aangaan van sponsorcontracten met door [medeverdachte 1] aangedragen motorraceteams. Door goederen in privé te accepteren en in ruil daarvoor valse sponsorfacturen uit te laten betalen door Jumbo, heeft verdachte misbruik gemaakt van zijn positie als CEO van Jumbo.
Verdachte heeft zich ten koste van Jumbo in privé verrijkt met geld en spullen. Hij heeft daarmee niet alleen de wet, maar ook de binnen Jumbo geldende gedragsregels geschonden. Het is nota bene verdachte zelf die nieuwe medewerkers in een introductiefilmpje erop wijst hoe belangrijk het is dat iedereen binnen Jumbo zich aan die regels houdt. Dat juist verdachte in zijn positie als CEO de gedragsregels schendt, is buitengewoon kwalijk.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift. Verdachte heeft na overleg met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] valse sponsorfacturen laten opmaken. De facturen zijn vals doordat in deze sponsorfacturen in strijd met de waarheid is opgenomen dat het
sponsorbedrag volledig de sponsoring voor de motorsport betrof en niet is vermeld dat een groot deel van dat sponsorgeld was bedoeld voor de aankoop van spullen die verdachte in privé kreeg.
Door aldus te handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat in een juist gebruik van geschriften moet kunnen worden gesteld en waarvan in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden uitgegaan, geschaad. Jumbo is door deze valse facturen immers op het verkeerde been gezet. Daarnaast heeft Jumbo door het handelen van verdachte financiële schade geleden.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een contant geldbedrag van 427.607,60. Het geldbedrag werd gevonden in onder meer een koelkast in de werkplaats van verdachte. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Witwassen vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, ook een bedreiging voor de samenleving. Dit wordt verdachte ernstig aangerekend.
Documentatie en persoon van verdachte
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een strafbaar feit.
LOVS oriëntatiepunten
De rechtbank heeft in de eerste plaats gekeken naar de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het witwassen is volgens de oriëntatiepunten bij een first offender en een benadelingsbedrag tussen de 250.000 en 500.000, een gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden het uitgangspunt. Verschillende factoren kunnen volgens de oriëntatiepunten strafverlagend of strafverhogend werken.
Naast witwassen heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan niet ambtelijke omkoping en valsheid in geschrifte. Dit werkt strafverzwarend. Gelet op de stukken in het dossier en de omvang van het aangetroffen geldbedrag kan het niet anders dan dat deze feiten hebben plaatsgevonden in de context van zware georganiseerde criminaliteit. Uit het dossier blijkt van voldoende aanwijzingen dat verdachte zich in kringen van (drugs)criminaliteit bevond. Ook dat weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
Verdachte is weliswaar een first offender maar was wel een gewaarschuwd man. Immers in 2014 is hem duidelijk geworden dat zijn sponsorcontact in de motorwereld, [medeverdachte 1] , verdacht werd van betrokkenheid bij ernstige strafbare feiten. Dit heeft hem er echter niet van weerhouden langdurig zaken met hem te blijven doen, ook niet toen [medeverdachte 1] voor deze verdenkingen werd veroordeeld. Ook dit werkt strafverzwarend.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, lid 1, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Normaliter wordt als uitgangspunt gehanteerd dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Gelet op de omvang en complexiteit van het onderzoek en het uiteindelijke einddossier, ziet de rechtbank aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en uit te gaan van een redelijke termijn van drie jaar.
Die termijn heeft in dit geval een aanvang genomen vanaf de inverzekeringstelling van verdachte op 13 september 2022. Aangezien het eindvonnis gewezen is binnen de redelijke termijn van drie jaar, zal de rechtbank hiermee geen rekening houden in de strafmaat.
Straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf zoals geëist door de officieren van justitie geen recht doet aan de ernst van de feiten. Daarbij heeft de rechtbank erop gelet dat er sprake is van ernstige ondermijnende delicten gedurende een langere periode, gepleegd door iemand met een voorbeeldfunctie.
Anders dan de officieren van justitie ziet de rechtbank ook geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Daarbij heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat zij geen zicht heeft gekregen op de motieven van verdachte om deze feiten te plegen.
De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Inbeslaggenomen goederen
In het dossier zit een beslaglijst d.d. 18 juni 2025 met in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen. Uit die lijst volgt dat de rechtbank ten aanzien van de volgende voorwerpen nog een beslissing moet nemen:
  • een geldbedrag van in totaal 448.052,60 (nummers 1 tot en met 7)
  • een oplegger (nummer 9)
  • 6 gereedschapskisten van het merk Snap On (nummers 10 tot en met 15)
  • administratie Jumbo/verdachte
  • administratie [naam]
  • administratie Jumbo
Vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de volgende voorwerpen verbeurd moeten worden verklaard:
  • een geldbedrag van in totaal 427.607,60 (nummers 1 tot en met 7). Het overige deel van het contante geld moet worden teruggegeven aan verdachte
  • een oplegger (nummer 9)
  • 6 gereedschapskisten van het merk Snap On (nummers 10 tot en met 15)
Het volgende voorwerp moet worden onttrokken aan het verkeer:
- administratie [naam]
Tot slot moeten de volgende voorwerpen worden teruggegeven aan verdachte:
  • administratie Jumbo/verdachte (met uitzondering van goednummer [goednummer] )
  • administratie Jumbo
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat alle in beslag genomen voorwerpen aan verdachte moeten worden teruggegeven.
Oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de volgende voorwerpen verbeurd verklaren, nu dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het onder 1 en 3 bewezen verklaarde is begaan:
  • een geldbedrag van in totaal 427.607,60 (nummers 1 tot en met 7). Het overige deel van het contante geld moet worden teruggegeven aan verdachte.
  • een oplegger (nummer 9)
  • 6 gereedschapskisten van het merk Snap On (nummers 10 tot en met 15)
Onttrekken aan het verkeer
De rechtbank zal de administratie [naam] , bestaande uit de facturen:
  • [goednummer]
  • [goednummer]
  • [goednummer]
  • [goednummer]
onttrekken aan het verkeer, omdat het bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelastte aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • administratie Jumbo/verdachte (met uitzondering van goednummer [goednummer] )
  • administratie Jumbo.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 225, 328ter en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Verklaart verbeurd

  • een geldbedrag van in totaal 427.607,60 (nummers 1 tot en met 7). Het overige deel van het contante geld moet worden teruggegeven aan verdachte.
  • een oplegger (nummer 9)
  • 6 gereedschapskisten van het merk Snap On (nummers 10 tot en met 15)

Verklaart onttrokken aan het verkeer

de administratie van [naam] , bestaande uit de facturen:
  • [goednummer]
  • [goednummer]
  • [goednummer]
  • [goednummer]

Gelast de teruggave aan verdachte van

  • administratie Jumbo/verdachte (met uitzondering van goednummer [goednummer] )
  • administratie Jumbo.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. T.M.L. Wolters en
mr. F. Sieders, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn en mr. G. Langius, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 augustus 2025.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt tenzij anders vermeld bedoeld een
ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpaginas, betreft dit tenzij anders vermeld de paginas van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 2 april 2024 (onderzoek HILLE / NNRBB20005).
2 pagina 2721
3 pagina 10.194 e.v.
4 pagina 5909
5 pagina 10.195
6 Hoge Raad 19 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1246
7 pagina 4748 e.v.
8 pagina 4887 e.v.
9 pagina 9419
10 pagina 10.204 e.v.
11 pagina 2906 e.v.
12 pagina 10.463 e.v.
13 pagina 10.464
14 pagina 10.469 e.v., pagina 10.894 en pagina 10.896
15 pagina 10.418 e.v.
16 pagina 3112 e.v.
17 pagina 10.419 e.v.
18 pagina 468
19 pagina 1146 e.v.
20 pagina 3138
21 pagina 4273 en pagina 3140
22 pagina 1953 e.v.
23 pagina 6381
24 pagina 464
25 pagina 469 e.v.
26 pagina 1146 e.v.
27 pagina 1308 e.v.
28 pagina 3069
29 pagina 7252 e.v.
30 pagina 6691
31 pagina 520
32 pagina 522
33 pagina 1149
34 pagina 6694
35 pagina 6685 e.v.
36 pagina 7572
37 pagina 518
38 pagina 10.293 e.v. en pagina 8811
39 pagina 10.296
40 pagina 10.459 e.v.
41 pagina 803 e.v.
42 pagina 1316
43 pagina 11.245
44 pagina 2819 e.v.
45 pagina 10.278
46 pagina 4737
47 pagina 10.277 e.v.
48 pagina 8807
49 pagina 8813
50 pagina 801
51 pagina 10.466 e.v.
52 pagina 132
53 pagina 10.342 e.v.
54 pagina 10.910
55 pagina 10.350
56 pagina 10.910
57 pagina 10.911
58 pagina 10.916
59 pagina 7859A e.v.
60 pagina 535
61 pagina 1151
62 pagina 5999 e.v.
63 pagina 10.387 e.v.
64 pagina 6002
65 pagina 10.953 e.v.
66 pagina 10.953 e.v.
67 pagina 1184 e.v.
68 pagina 1362
69 pagina 800
70 pagina 808
71 pagina 1000
72 pagina 10.356 e.v.
73 pagina 10.382
74 pagina 10.393
75 pagina 11.191
76 pagina 10.394
77 pagina 10.954
78 pagina 10.396
79 pagina 7650
80 pagina 10.396 e.v. en pagina 11.060 e.v.
81 pagina 10.400 e.v. en pagina 11.069 e.v.
82 pagina 10.408
83 pagina 7875
84 pagina 10.407
85 pagina 11.193
86 pagina 10.399
87 pagina 11.195
88 pagina 10.410
89 pagina 11.196
90 pagina 10.411
91 pagina 568
92 pagina 576
93 pagina 1172 e.v.
94 pagina 1296 e.v.
95 pagina 10.400
96 pagina 10.407
97 pagina 11.070
98 pagina 11.047
99 pagina 577 e.v.
100 pagina 1175 e.v.
101 pagina 1303 e.v.
102 gerechtshof Den Haag 24 november 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:2320.
103 rechtbank Overijssel 31 juli 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:3007.
104 pagina 10592 e.v., pagina 10594 e.v., pagina 10597 e.v. en JM2539 die op 10 juni 2024 als aanvullend
proces-verbaal is toegevoegd aan het dossier.
105 pagina 1125 e.v.
106 pagina 9949 e.v.
107 pagina 1125 e.v.
108 pagina 9417 e.v.
109 pagina 11.069
110 gerechtshof s-Hertogenbosch 27 juni 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2720
111 pagina 573 e.v.
112 pagina 10.485 e.v.
113 pagina 11273 e.v.
114 pagina 801
115 pagina 8807
116 pagina 11.191, 11.193 en 11.195
117 pagina 11.191
118 pagina 11.193
119 pagina 11.195
120 pagina 10.197
121 pagina 9496 e.v.
122 pagina 2257
123 pagina 10.926
124 pagina 10.954-10.955
125 pagina 10.871
126 pagina 4734 e.v.
127 pagina 10.208 e.v.
128 pagina 9816 e.v.
129 pagina 2729
130 pagina 7 van ZD06
131 pagina 9 van ZD06
132 pagina 10 van ZD06
133 de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 juni 2025
134 pagina 7038 e.v. en 7055 e.v.
135 pagina 9715 e.v.
136 pagina 686 e.v. van ZD-06
137 pagina 1157
138 pagina 11.058
139 pagina 532 van ZD06
140 de verklaring van getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris op 15 april 2025
141 aanvullend proces-verbaal [nummer] , als losse bijlage bij het dossier gevoegd
142 opgenomen als losse bijlage bij het dossier Hille
143 pagina 540 van ZD06
144 pagina 705 e.v. van ZD06
145 pagina 2496
146 pagina 535 van ZD06
147 pagina 11.058
148 pagina 438 van ZD06
149 de verklaring van getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 15 april 2025
150 aanvullend proces-verbaal [nummer] , als losse bijlage bij het dossier gevoegd
151 pagina 542 van ZD06
152 de verklaring van getuige [getuige 3] bij de rechter-commissaris op 16 april 2025
153 aanvullend proces-verbaal [nummer] , als losse bijlage bij het dossier gevoegd
154 pagina 449 van ZD08
155 pagina 308 e.v. van ZD06
156 pagina 678 van ZD06
157 de verklaring van getuige [getuige 4] bij de rechter-commissaris op 11 juni 2025
158 pagina 30 en 31 van ZD06
159 pagina 779 e.v. van ZD06
160 pagina 533 van ZD06
161 pagina 727 e.v. van ZD06
162 pagina 11.058
163 pagina 438 van ZD06
164 pagina 43 van ZD06
165 pagina 756 van ZD06
166 pagina 760 van ZD06
167 pagina 536 van ZD06
168 pagina 36 en 37 van ZD06
169 de verklaring van getuige [getuige 9] bij de rechter-commissaris op 15 april 2025
170 pagina 9 van aanvullend proces-verbaal [nummer]
171 pagina 13-17 van aanvullend proces-verbaal [nummer]
172 pagina 18 van aanvullend proces-verbaal [nummer]
173 pagina 19-25 van aanvullend proces-verbaal [nummer]
174 pagina 23 van aanvullend proces-verbaal [nummer]
175 pagina 26 en 27 van aanvullend proces-verbaal [nummer]
176 gevoegd als losse bijlage bij het dossier Hille
177 pagina 537 van ZD06
178 pagina 740 van ZD06
179 pagina 437
180 pagina 666 van ZD06
181 pagina 696 van ZD06
182 pagina 538 van ZD06
183 pagina 697 en 698 van ZD06
184 aanvullend proces-verbaal [nummer] , gevoegd als losse bijlage bij het dossier Hille
185 pagina 48 van ZD-06
186 de verklaring van getuige [getuige 11] bij de rechter-commissaris op 17 april 2025
187 pagina 446 en 447 van ZD-06
188 pagina 252 en 253 van ZD-06
189 pagina 746 van ZD-06
190 pagina 745 van ZD-06
191 pagina 801 e.v. van ZD-06
192 pagina 752 van ZD-06
193 pagina 754 van ZD-06