ECLI:NL:RBNNE:2025:2996

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
11440520 BU VERZ 24-2907
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring van beroep tegen boete voor onnodig geluid met motorvoertuig

Op 8 juli 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een zaak waarbij een boete was opgelegd aan de betrokkene wegens het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig. De overtreding vond plaats op 18 mei 2023, toen de betrokkene met een motorfiets op de Rijksweg in Groningen werd betrapt op het produceren van te veel geluid. De opgelegde boete bedroeg € 289,00, inclusief administratiekosten. De betrokkene heeft hiertegen beroep aangetekend, maar de officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 8 juli 2025 heeft de kantonrechter de zaak behandeld, waarbij de vertegenwoordigster van de officier van justitie, mr. R.A. van der Velde, aanwezig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van berechting was geschonden en heeft de boete met 25% gematigd tot € 219,00. Tevens is er een proceskostenvergoeding toegekend aan de betrokkene. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gewijzigd en de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 56,69. De uitspraak is gedaan door kantonrechter J.Y.B. Jansen, met D.W. Veenstra als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 257998120
zaaknummer: 11440520 BU VERZ 24-2907

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van8 juli 2025

in de zaak van

[betrokkene] (de betrokkene),

die woont in [woonplaats] ,
gemachtigde: F. Nadri, Boetejuristnu.nl.

Inleiding

1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: ‘als bestuurder met een motorvoertuig of als brom- of snorfietser onnodig geluid veroorzaken’, verricht op 18 mei 2023, om 17:33 uur, op de Rijksweg in Groningen , met een motorfiets, met kenteken [kenteken] . De opgelegde boete bedraagt € 289,00 (inclusief administratiekosten).
1.1.
Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De kantonrechter heeft het beroep op 8 juli 2025 op de zitting behandeld. Daarbij was als vertegenwoordigster van de officier van justitie aanwezig mr. R.A. van der Velde.
1.3.
Na sluiting van het onderzoek op de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de kantonrechter

Beslissing

2. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van betrokkene. Hij oordeelt dat het beroep gedeeltelijk gegrond is en zal de boete matigen. Daarnaast zal hij een proceskostenvergoeding toekennen. De kantonrechter zal hierna uitleggen waarom hij dat doet.
Standpunten
3. Namens betrokkene wordt aangevoerd dat de boete ten onrechte is opgelegd omdat de demper niet uit de uitlaat is verwijderd en uit het kentekenregister van de RDW blijkt dat het voertuig stationair al 106 dB geluid produceert. De gemachtigde verzoekt om proceskostenvergoeding.
4. De vertegenwoordigster stelt zich op het standpunt dat het beroep inhoudelijk ongegrond is, maar dat de redelijke termijn van berechting is geschonden.
Overwegingen
5. De kantonrechter stelt vast dat betrokkene geen zekerheid heeft gesteld. [1] De gemachtigde heeft een met stukken gemotiveerd draagkrachtverweer gevoerd namens betrokkene, waarin de kantonrechter aanleiding ziet om de zekerheid op nul te stellen.
6. Betrokkene betwist de verkeersovertreding. In zaken op grond van de Wahv is de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht in beginsel voldoende voor het vaststellen van de verkeersovertreding, tenzij concrete omstandigheden worden aangevoerd die aanleiding geven tot twijfel.
6.1.
De verklaring van de verbalisanten in het zaakoverzicht luidt: “Hoorden wij verbalisanten dat betrokken voertuig veel geluid produceerde. Bij het stilhouden en controleren van het voertuig bleek de demper uit het uitlaatsysteem te zijn verwijderd. Zie ook gemaakte foto’s van de uitlaat. Hiervoor bekeuring aangezegd en verzocht om demper weer in de uitlaat te monteren.” In het dossier zitten de foto’s van de uitlaat waarnaar de verbalisanten verwijzen.
6.2.
Op verzoek van de vertegenwoordigster heeft een van de verbalisanten deze verklaring aangevuld met een op ambtsbelofte opgemaakt aanvullend proces-verbaal. Daarin verklaart de verbalisant dat hij een “enorm hard geluid” uit de uitlaat hoorde komen, dat hij ambtshalve herkende als het geluid van een uitlaat waarvan de zogenoemde dB-killer is verwijderd. Bij staandehouding zag hij dat de uitlaat inderdaad niet was voorzien van een dB-killer, wat onnodig geluid oplevert. De verbalisant verwijst hierbij naar het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 23 juli 2018. [2]
6.3.
Zoals de vertegenwoordigster heeft aangegeven, kan ook met een voertuig dat aan alle eisen voldoet onnodig geluid worden veroorzaakt. Hoeveel decibel het voertuig volgens de RDW produceert, is niet relevant. De vaststelling ligt bij de verbalisant(en). Die heeft/hebben gehoord dat onnodig geluid werd veroorzaakt en gezien dat de dB-killer uit de uitlaat was verwijderd. De kantonrechter kent doorslaggevende waarde toe aan de waarneming van de verbalisant(en). De verkeersovertreding kan worden vastgesteld.
7. De kantonrechter zal de boete matigen met 25% tot € 219,00 (inclusief administratiekosten) omdat de redelijke termijn is geschonden. [3] In deze zaak is namelijk meer dan twee jaar verstreken tussen het moment waarop betrokkene kon verwachten dat hij een boete zou krijgen en deze uitspraak.
8. Omdat de kantonrechter het beroep gedeeltelijk gegrond zal verklaren in verband met de schending van de redelijke termijn, zal hij de officier van justitie veroordelen in de proceskosten van betrokkene in de kantonfase. Hij zal één punt toekennen voor het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter met een waarde van € 907,00.
8.1.
Gelet op de aard van de zaak en het uitgangspunt van de Hoge Raad past de kantonrechter de wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toe. [4]
8.2.
Op 24 juni 2025 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de extra vermenigvuldigingsfactor uit artikel 13a, tweede lid, van de Wahv toelaatbaar is. [5] Van een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling is geen sprake. Daarom past de kantonrechter de vermenigvuldigingsfactor van 0,25 toe in deze zaak.
8.3.
De kantonrechter zal de officier van justitie veroordelen tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 907,00 x 0,25 x 0,25 = € 56,69.
8.4.
Artikel 13a, vijfde lid, van de Wahv regelt dat uitbetalingen op grond van een uitspraak op beroep op grond van deze wet uitsluitend plaatsvinden op een bankrekening die op naam staat van degene aan wie de boete is opgelegd. Gelet op de jurisprudentie is de kantonrechter niet bevoegd om over deze feitelijke uitvoering van zijn beslissing een oordeel te geven. [6]

Conclusie

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond;
  • wijzigt de beslissing van de officier van justitie en matigt de sanctie tot € 219,00 inclusief administratiekosten;
  • veroordeelt de officier van justitie in de proceskosten van betrokkene van € 56,69;
  • verklaart zich onbevoegd om te oordelen over de wijze van uitbetalen van de proceskostenvergoeding.
Waarvan proces-verbaal,
D.W. Veenstra, griffier mr. J.Y.B. Jansen, kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.

Voetnoten

1.Artikel 11, tweede lid, van de Wahv.
2.Hof Arnhem-Leeuwarden 23 juli 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:6729.
3.Artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
4.HR 10 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1526.
5.HR 24 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:985.
6.Hof Arnhem-Leeuwarden 17 juni 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4051.