Beoordeling
1. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter ontbreekt. Deze klacht mist feitelijke grondslag. In het dossier zit het proces-verbaal van de openbare zitting van de kantonrechter.
2. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 370,- opgelegd ter zake van “als bestuurder van een motorvoertuig of een bromfiets onnodig geluid veroorzaken”, welke gedraging zou zijn verricht op 29 augustus 2015 om 16:35 uur op de Oostweg te Zoetermeer met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
4. De advocaat-generaal leidt uit de door de gemachtigde aangehaalde arresten juist af dat de gedraging is verricht. Een aanpassing aan een goedgekeurde uitlaat kan onnodig geluid tot gevolg hebben. In deze zaak is dat het geval.
5. In reactie op het verweerschrift betwijfelt de gemachtigde of het hof nu nog wel hetzelfde zou moeten oordelen als in het arrest dat hij zelf heeft aangehaald. Dit arrest dateert immers al van 2004. Bovendien betekent het oordeel van het hof in die zaak een uitbreiding van Europees geregelde voertuigvereisten. Verder wijst de gemachtigde erop dat de verbalisant niet heeft verklaard dat het een niet-goedgekeurde of gewijzigde uitlaat betrof.
6. In zaken als deze biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
7. De verbalisant heeft op 16 december 2015 een aanvullend proces-verbaal opgemaakt, waarin hij onder meer het volgende verklaart:
‘Ik zag dat er ongeveer 500 meter voor mij twee motorrijders […] voor een verkeerslicht stonden te wachten. Op het moment dat het verkeerslicht groen werd, zag en hoorde ik dat beide motoren krachtig optrokken. […] Ik hoorde dat één van de twee motoren, een KTM voorzien van kenteken [00-YY-YY] , een uitlaatgeluid produceerde dat beduidend hoger lag dan wat toegestaan is voor een motorfiets. Ik herkende het geluid ambtshalve als het geluid van een uitlaat waarvan de zogenaamde dB-killer is verwijderd. Het geluidsniveau was zodanig luid dat er bij mij geen enkele twijfel over bestond dat dit boven de toegestane grens lag. Wanneer deze dB-killer wordt verwijderd, ontstaat er een open uitlaatsysteem waardoor het dempende effect teniet wordt gedaan. Ik zag en hoorde dat genoemde motorfiets krachtig accelereerde en dit zodanig deed dat hierdoor uitzonderlijk veel uitlaatgeluid werd geproduceerd. […] Nadat ik de bestuurder had staandegehouden, zag ik dat de uitlaat inderdaad niet was voorzien van een dB-killer.’
8. De gedraging is gebaseerd op artikel 57 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Dit artikel is bedoeld om op te kunnen treden in gevallen waarin een voertuig aan alle daaraan te stellen eisen voldoet, maar daarmee onnodig geluid gemaakt wordt. Onder onnodig geluid moet worden verstaan dat geluid dat sterker is dan het geluid dat het rijden met een naar de eisen van de tijd normaal ingericht voertuig onvermijdelijk veroorzaakt. Van onnodig geluid is sprake als het veroorzaakte geluid het normale, geaccepteerde, door een voertuig veroorzaakte geluid te boven gaat.
9. In de arresten waarnaar de gemachtigde verwijst, heeft het hof overwogen dat het voor de vaststelling van ‘onnodig geluid’ niet relevant is of het maximale geluidsniveau, zoals dat bij de typegoedkeuring is vastgesteld, al dan niet wordt overschreden. Het gaat erom dat er, op het gehoor, onnodig geluid wordt veroorzaakt. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de motor op een onnodig hoog toerental wordt gebracht, met piepende banden wordt geremd of wijzigingen worden aangebracht aan (goedgekeurde) onderdelen. Van onnodig geluid kan echter niet worden gesproken wanneer enkel (normaal) wordt gereden met een voertuig met een goedgekeurd uitlaatsysteem waaraan geen wijzigingen zijn aangebracht. Het hof kon in voormelde zaak niet uitsluiten dat het voertuig was uitgerust met een ongewijzigde uitlaat van een goedgekeurd type. Het enkel daarmee rijden kan niet als het veroorzaken van onnodig geluid worden aangemerkt, zodat het hof de sanctie vernietigde.
10. In de onderhavige zaak heeft de verbalisant op het gehoor geconstateerd dat het voertuig uitzonderlijk veel uitlaatgeluid produceerde. Verder heeft hij vastgesteld dat de zgn. dB-killer uit de uitlaat was verwijderd. Als er al sprake was van een goedgekeurde uitlaat, betrof het dus in ieder geval niet een
ongewijzigdeuitlaat. Namens de betrokkene is overigens niet gesteld dat de uitlaat van een goedgekeurd type was, en ook niet dat geen aanpassingen aan de uitlaat zijn gedaan. De situatie in het aangehaalde arrest doet zich hier dus niet voor.
11. De stelling van de gemachtigde dat het oordeel van het hof een uitbreiding van (Europese) voertuigeisen zou inhouden, is niet juist. Artikel 57 van het RVV 1990 is een gedragsregel, die het verbiedt om een voertuig op zodanige wijze te gebruiken dat onnodig geluid wordt veroorzaakt. Dit voorschrift en de uitleg daarvan door het hof zijn niet aan te merken als een uitbreiding op de permanente voertuigeisen in de Regeling Voertuigen. Rijden met een voertuig waarvan de uitlaat is gemodificeerd, waardoor geluidsnormen worden overschreden, kan ook een overtreding van permanente voertuigeisen opleveren. Dat betekent echter niet dat een verbalisant geen sanctie kan opleggen voor onnodig geluid veroorzaken, wanneer hij constateert dat met een dergelijk voertuig op de openbare weg buitensporig geluid wordt gemaakt. Voertuigeisen en gedragsregels kunnen naast elkaar bestaan.
12. Op basis van de verklaring van de verbalisant staat vast dat de gedraging is verricht. De beslissing van de kantonrechter wordt daarom bevestigd.
13. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.