ECLI:NL:RBNNE:2025:1771

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
11342379 CV EXPL 24-6574
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een lening door middel van cessie

In deze civiele zaak heeft Cleos B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor de terugbetaling van een bedrag van € 7.000,00, dat volgens Cleos is verstrekt als lening. Cleos stelt dat deze vordering rechtsgeldig is gecedeerd van LIMES International Tax + Expat B.V. naar MILES Recruitment B.V. en vervolgens naar Cleos. [gedaagde] betwist de rechtsgeldigheid van de cessie en stelt dat het ontvangen bedrag geen lening was, maar een vergoeding voor werkzaamheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de cessie-akte van 15 december 2015 rechtsgeldig is en dat Cleos de eigenaar is van de vordering. De rechter oordeelt dat [gedaagde] het bedrag van € 7.000,00 moet terugbetalen, omdat het als lening is aangemerkt. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 27 november 2020, en de proceskosten worden aan de zijde van Cleos begroot op € 1.450,54. Het vonnis is uitgesproken op 13 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: 11342379 \ CV EXPL 24-6574
Vonnis van 13 mei 2025
in de zaak van
CLEOS B.V.,
te Katwijk,
eisende partij,
hierna te noemen: Cleos,
gemachtigde: mr. R.R. Surquin,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.J. Blaak-Looij.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 december 2024;
- de brief met aanvullende productie 12 van de zijde van Cleos;
- de mondelinge behandeling van 21 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de spreekaantekeningen van mr. Surquin;
- de spreekaantekeningen van mr. Blaak-Looij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van het geschil

2.1.
Cleos vordert in deze procedure betaling van [gedaagde] van een bedrag van € 7.000,00 en legt daaraan ten grondslag dat zij deze vordering door middel van een rechtsgeldige cessie via LIMES International Tax + Expat B.V. (hierna: LIMES) en MILES Recruitment B.V. (hierna: MILES) heeft verkregen. De vordering betreft volgens Cleos een door LIMES aan [gedaagde] geleend bedrag (met als omschrijving ‘
bevoorschotting’). [gedaagde] heeft dit bedrag niet terugbetaald.
2.2.
[gedaagde] betwist dat Cleos bevoegd is om tot inning van de vermeende vordering over te gaan. Zijn verweer is tweeledig. Enerzijds voert hij aan dat de vermeende vordering niet rechtsgeldig aan MILES is gecedeerd, waardoor MILES deze vordering op haar beurt ook niet rechtsgeldig aan Cleos kon cederen. Anderzijds betwist [gedaagde] dat er sprake is van een vordering. Volgens [gedaagde] betrof het door hem verkregen bedrag geen lening, maar een vergoeding voor verrichte werkzaamheden en hoeft hij dit bedrag niet terug te betalen.
2.3.
De kantonrechter zal een eindvonnis wijzen waarin zij de vorderingen van Cleos zal toewijzen. De kantonrechter zal hierna eerst de relevante feiten vaststellen, daarna de precieze vorderingen vermelden en vervolgens toelichten hoe zij tot haar oordeel is gekomen

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] en de heer [werknemer] (hierna: [werknemer] ) waren in 2015 werkzaam voor een recruitment organisatie die in grote financiële problemen verkeerde, waardoor zij sinds augustus 2015 geen salaris meer ontvingen. In 2015 zijn [gedaagde] en [werknemer] in gesprek geraakt met LIMES over het gezamenlijk oprichten van een nieuwe organisatie gericht op recruitment en payrolling. Op 29 september 2015 hebben [gedaagde] , [werknemer] en LIMES hun intenties vastgelegd in een intentieovereenkomst.
3.2.
Uit de intentieovereenkomst volgt onder meer:
‘1. Zodra vaststaat dat de financiering ervan rond is (zie artikel 14 hierna], zullen partijen een B.V. (de BV] oprichten in een aandelenverhouding 51% voor LIMES en 24,5% voor [gedaagde] en 24,5% voor [werknemer] ;
(…)
3. [gedaagde] en [werknemer] en of een eventueel op te richten BV zullen bestuurder zijn van de BV, LIMES zal als aandeelhouder bepaalde bestuursbesluiten tevoren moeten goedkeuren;
4. [gedaagde] en [werknemer] treden in dienst van de BV of zullen voor door hen te verrichten werkzaamheden een management fee in rekening brengen. De keuze voor dienstverband of management overeenkomst zal uiterlijk op 1 november 2015 worden gemaakt. Tot uiterlijk 1 november 2015 zal aan [gedaagde] en [werknemer] een voorschot worden betaald. Voor het eerst op 25 oktober 2015 een bedrag van EUR 3.500,00 ieder.
5. [gedaagde] en [werknemer] treden per 1 oktober 2015 uit dienst van Natural Resources Recruitment BV.’
3.3.
Op 27 oktober 2015 en 25 november 2015 heeft [gedaagde] op zijn bankrekening betalingen ter hoogte van € 3.500,00, dus in totaal € 7.000,00, ontvangen van LIMES met als omschrijving ‘
bevoorschotting’.
3.4.
Per 1 december 2015 is [gedaagde] in dienst getreden in de functie van directeur van de nieuw opgerichte besloten vennootschap MILES.
3.5.
Op 24 december 2015 heeft [gedaagde] op zijn bankrekening een betaling van € 3.500,00 ontvangen van LIMES met als omschrijving
‘bevoorschotting’.
3.6.
Cleos heeft twee aktes van cessie in het geding gebracht. In de eerste akte van cessie, waarop de datum van 15 december 2015 is vermeld, is opgenomen dat LIMES haar vordering op [gedaagde] uit hoofde van bevoorschotting ten bedrage van € 7.000,00 overdraagt aan MILES. In de tweede akte van cessie, gedateerd op 1 oktober 2020, is opgenomen dat MILES haar vordering uit hoofde van geldlening ten bedrage van € 7.000,00 op [gedaagde] overdraagt aan Cleos.
3.7.
Op 17 juni 2020 heeft MILES [gedaagde] aangeschreven tot betaling van onder ander
€ 7.000,00 in verband met een lening/voorschot.
3.8.
Op 20 november 2020 heeft Cleos de volgende brief naar [gedaagde] gestuurd:
‘Betreft: Mededeling cessie, betalingsverzoek
Geachte [gedaagde] ,
Graag vraag ik uw aandacht voor het volgende.
Op 1 oktober jl. heb ik van de besloten vennootschap MILES recruitment B.V. te Valkenburg (ZH) overgenomen een vordering op u groot EUR. 7.000, zie bijgaande akte van cessie.
Deze vordering is ontstaan doordat de besloten vennootschap LIMES International tax + expat B.V. u op 27 oktober 2015 en nog eens op 25 november 2015 een bedrag groot EUR. 3.500 heeft geleend.
LIMES international tax + expat B.V. heeft deze vordering op u overgedragen aan MILES recruitment B.V., een besloten vennootschap waarvan u indirect mede aandeelhouder en beleidsbepaler was. De vordering op u heeft vanaf 2015 op de geconsolideerde balans gestaan van MILES holding B.V.
Middels deze brief wijs ik u erop dat u uw schuld nog slechts bevrijdend kunt betalen aan ondergetekende.
Tevens verzoek ik u hierbij om de vordering voor uiterlijk vrijdag 27 november aanstaande aan mij te betalen (…)’
3.9.
Op 23 maart 2021 heeft Cleos [gedaagde] nogmaals verzocht om tot betaling over te gaan.
3.10.
De advocaat van [gedaagde] heeft op deze betalingsverzoeken bij brieven van 26 november 2020 en 29 maart 2021 gereageerd en – kortgezegd – laten weten dat er geen sprake is van een vordering en dat voor zover er wel een vordering is deze niet rechtsgeldig aan Cleos is gecedeerd.
3.11.
Op 17 juni 2024 en 19 augustus 2024 heeft Cleos [gedaagde] nogmaals gesommeerd om de vordering te voldoen. [gedaagde] is niet tot betaling overgegaan.

4.Het geschil

4.1.
Cleos vordert om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om aan Cleos betalen een bedrag van € 7.000.00 uit hoofde van niet terugbetaalde voorschotten;
II. [gedaagde] te veroordelen om aan Cleos te betalen de wettelijke handelsrente ex art.
6:119a BW vanaf 20 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. [gedaagde] te veroordelen om aan Cleos te betalen een bedrag van € 725,00 aan
buitengerechtelijke incassokosten;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de proces- en de nakosten.
4.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Cleos, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Cleos, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Cleos in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Cleos baseert haar vorderingen op twee verschillende aktes van cessie, namelijk de akte van cessie van 15 december 2015 waarin LIMES de vordering cedeert aan MILES en de akte van cessie van 1 oktober 2020 waarin MILES op haar beurt de vordering cedeert aan Cleos. [gedaagde] betwist dat de (overigens volgens hem niet bestaande) vordering rechtsgeldig is gecedeerd aan Cleos.
Juridisch kader
5.2.
Voor een rechtsgeldige cessie is op grond van artikel 3:94 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vereist dat sprake is van een daartoe bestemde akte en een mededeling aan de persoon tegen wie de rechten die worden gecedeerd kunnen worden uitgeoefend. De mededeling van de cessie als bedoeld in artikel 3:94 lid 1 BW kan op grond van artikel 3:37 lid 1 BW in iedere vorm geschieden.
Akte van cessie is een onderhandse akte met vrije bewijskracht
5.3.
De kantonrechter stelt bij haar beoordeling voorop dat de aktes van cessie onderhandse aktes zijn in de zin van artikel 156 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Deze onderhandse aktes hebben in dit geval tussen partijen enkel vrije bewijskracht als bedoeld in artikel 152 lid 1 Rv. De dwingende bewijskracht van een akte (artikel 157 lid 2 Rv) geldt alleen tussen de partijen die de akte hebben ondertekend (en hun rechtsverkrijgenden). [1] [gedaagde] heeft de aktes van cessie niet ondertekend. De stelplicht en bewijslast van de stelling dat de vordering rechtsgeldig is gecedeerd rusten op Cleos, die zich beroept op de rechtsgevolgen hiervan, namelijk dat zij rechtsgeldig eigenaar is geworden van de vordering.
De vorderingen zijn rechtsgeldig gecedeerd
5.4.
Cleos heeft ter onderbouwing van haar stelling dat zij eigenaar is van de vordering waarvan zij in deze procedure betaling vordert, twee cessie-aktes in het geding gebracht, die zijn ondertekend door gevolmachtigden van de bij de cessie betrokken vennootschappen. De eerste akte van cessie waarin LIMES de vordering heeft gecedeerd aan MILES, is opgesteld in 2015, vlak nadat [gedaagde] in dienst is getreden bij MILES, aldus Cleos.
5.5.
[gedaagde] betwist de eerste akte van cessie, omdat deze volgens hem pas op een later moment, namelijk nadat de tweede akte van cessie was opgesteld, is gefabriceerd. Dat maakt volgens [gedaagde] dat MILES de vordering niet aan Cleos kon cederen, omdat MILES de vordering ten tijde van de tweede cessie (nog) niet had verkregen.
5.6.
Ter onderbouwing van het achteraf opstellen van de eerste akte van cessie heeft [gedaagde] aangevoerd dat de [projectontwikkelaar/aannemer] (hierna: [projectontwikkelaar/aannemer] ) in de eerste cessie-akte wordt genoemd als gevolmachtigde van MILES, terwijl [projectontwikkelaar/aannemer] op dat moment nog niet betrokken was bij MILES. Op de mondelinge behandeling heeft de [gevolmachtigde Cleos] (hierna [gevolmachtigde Cleos] , verschenen als gevolmachtigde namens Cleos) toegelicht dat het klopt dat [projectontwikkelaar/aannemer] destijds niet betrokken was bij MILES, maar dat hij als projectontwikkelaar/aannemer wel betrokken was bij LIMES. De naam van [projectontwikkelaar/aannemer] is volgens [gevolmachtigde Cleos] per abuis op de cessie-akte terechtgekomen. Gelet op deze toelichting, waar [gedaagde] op de mondelinge behandeling overigens niets tegenin heeft gebracht, kan uit het enkele feit dat de naam van [projectontwikkelaar/aannemer] op de akte is vermeld niet worden afgeleid dat de akte pas jaren later is opgesteld. Bovendien is de akte niet ondertekend door [projectontwikkelaar/aannemer] . De akte is namens MILES ondertekend door [gevolmachtigde Cleos] die daartoe bevoegd was, zo is ter zitting duidelijk geworden.
5.7.
Daarnaast voert [gedaagde] als argument voor het achteraf opstellen van de cessie-akte aan dat er geknipt en geplakt is uit de tweede cessieakte. De kantonrechter kan hem daar echter, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet in volgen. De twee cessie-aktes verschillen immers wezenlijk qua tekst (in de ene akte staat ‘
bevoorschotting’en in de andere akte staat
‘geldlening’) en ook staan er onder beide aktes verschillende handtekeningen. Dat er sprake zou zijn van knip- en plakwerk is dan ook onvoldoende gebleken.
5.8.
Dat [gedaagde] de cessie-akte pas laat onder ogen zou hebben gekregen kan evenmin de conclusie dragen dat de akte pas achteraf is opgesteld. Daartoe is van belang dat de schuldenaar, in dit geval [gedaagde] , slechts een mededeling van de cessie hoeft te ontvangen en dus niet de cessie-akte.
5.9.
Kortom, gelet op het voorgaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat niet is gebleken dat de cessie-akte van 15 december 2015 achteraf is opgesteld. [gedaagde] heeft de eerste akte van cessie dan ook onvoldoende gemotiveerd betwist. Daarmee is er sprake van een rechtsgeldige cessie-akte en is voldaan aan het eerste vereiste van artikel 3:94 BW.
5.10.
Het tweede vereiste betreft de mededeling van de cessie. De wijze waarop de mededeling van de cessie plaats moet vinden is vormvrij en kan dus in iedere vorm geschieden. In de geconsolideerde jaarrekening van MILES Holding B.V. van 2016 staat het volgende vermeld:
[afbeelding]
Uit de door Cleos overgelegde notulen van de algemene vergadering van MILES Holding B.V. van 14 december 2017 volgt dat na discussie de vergadering met algemene stemmen de jaarrekening over 2016 vast stelt. De notulen zijn medeondertekend door [persoonlijke vennootschap] de persoonlijke holding van [gedaagde] . Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat het opnemen van de lening in de geconsolideerde jaarrekening van 2016 van MILES Holding B.V. die door [gedaagde] , via zijn persoonlijke vennootschap [persoonlijke vennootschap] als bestuurder mede is vastgesteld, kan worden aangemerkt als mededeling aan [gedaagde] .
5.11.
Omdat aan beide vereisten van artikel 3:94 BW is voldaan (akte van cessie en mededeling) heeft er een rechtsgeldige overdracht van de – mogelijke – vordering van LIMES op [gedaagde] plaatsgevonden aan MILES. Dat de tweede cessie van MILES aan Cleos niet rechtsgeldig zou hebben plaatsgevonden, is overigens niet door [gedaagde] betwist. Het verweer van [gedaagde] dat de ‘vordering’ niet rechtsgeldig is gecedeerd dient daarom te worden verworpen. Cleos is daarmee eigenaar geworden van de vordering op [gedaagde] .
[gedaagde] moet het bedrag van € 7.000,00 terugbetalen
5.12.
In artikel 4 van de intentieovereenkomst – zoals weergegeven onder r.o. 3.2. – is bepaald dat aan [gedaagde] (en [werknemer] ) een voorschot zal worden betaald van € 3.500,00 per persoon. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] dit bedrag ook tweemaal heeft ontvangen, namelijk op 27 oktober 2015 en 25 november 2015, met als omschrijving ‘
bevoorschotting’. Partijen verschillen echter van mening over het antwoord op de vraag wat wordt bedoeld met ‘
voorschot’. Cleos stelt dat partijen hiermee hebben bedoeld dat aan [gedaagde] (en ook [werknemer] ) een lening is verstrekt (voorschot) ter overbrugging vanwege financiële problemen. [gedaagde] heeft deze lening nog niet terugbetaald. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat hij deze bedragen moet terugbetalen. Volgens [gedaagde] heeft hij deze bedragen ontvangen als vergoeding voor de door hem verrichte werkzaamheden voor de nog op te richten vennootschap (MILES). De kantonrechter stelt voorop dat het – gelet op deze gemotiveerde betwisting – in beginsel aan Cleos is om de juistheid van haar stellingen te bewijzen. Op Cleos rusten immers op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de stelplicht en de bewijslast. De kantonrechter is van oordeel dat Cleos in dat verband voldoende heeft aangevoerd. Zij overweegt daartoe als volgt.
5.13.
De vraag wat partijen hebben bedoeld met artikel 4 van de intentieovereenkomst, dient beantwoord te worden aan de hand van de Haviltex-maatstaf [2] . Dit betekent dat het aankomt op de zin die partijen gelet op de omstandigheden van het geval over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Hierbij dienen alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen. Ook gedragingen van partijen na de datum van het sluiten van de overeenkomst, kunnen van belang zijn voor de aan die overeenkomst te geven uitleg.
5.14.
Uit de tekst van de intentieovereenkomst, onder nr. 4 laatste twee zinnen, kan worden opgemaakt dat de betaling van € 3.500,00 als voorschot plaatsvindt in afwachting van de te maken keuze voor een dienstverband of managementovereenkomst. In die zin zou voorschot uitgelegd moeten worden als vooruitlopend op een te ontvangen salaris of managementfee en niet als lening. Een voorschot betekent in dit verband dan een vooruitbetaling die later op enigerlei wijze verrekend wordt. Hoe een en ander in dit geval feitelijk zou worden afgewikkeld (verrekend), blijkt niet uit de intentieovereenkomst en daarin staat ook niks vermeld over een eventuele terugbetaalverplichting. In de overgelegde geconsolideerde jaarrekeningen van MILES Holding B.V. staat evenwel opgenomen “
lening [afkorting werknemer] / [afkorting gedaagde] € 14.000,00”. [afkorting werknemer] staat voor [werknemer] en [afkorting gedaagde] voor [gedaagde] . Als medeaandeelhouder heeft [gedaagde] deze jaarrekeningen kunnen zien en dus kunnen weten dat het aan hem uitgekeerde bedrag als lening werd aangemerkt in de boekhouding. Daarnaast blijkt uit de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders van 14 december 2017, waar [gedaagde] bij aanwezig was, dat de jaarrekening over 2016 in die vergadering met algemene stemmen is vastgesteld. [gedaagde] heeft niet kunnen uitleggen waarom deze opname in de jaarrekeningen niet juist was. Gesteld noch gebleken is verder dat [gedaagde] het niet eens was met de jaarrekeningen, dan wel dat deze leningen ergens anders op zagen. Ook ter zitting heeft [gedaagde] geen verklaring kunnen geven voor het feit dat het bedrag van € 14.000,00 als lening is opgenomen in de jaarrekeningen.
5.15.
Gelet op het vorenstaande acht de kantonrechter het aannemelijk dat het bedrag van € 7.000,00 als lening aangemerkt moet worden en terugbetaald dient te worden door [gedaagde] . Voor zover [gedaagde] er nog op heeft gewezen dat uit de jaarrekeningen volgt dat er geen aflossingsverplichting is overeengekomen, is de kantonrechter van oordeel dat daaraan niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat er geen sprake is van een lening. De aflossingsverplichting ziet immers op de opeisbaarheid van de lening. Dat LIMES in december 2015, dus nadat [gedaagde] in dienst was getreden bij MILES, nog een bedrag naar [gedaagde] heeft overgemaakt met als omschrijving ‘bevoorschotting’, legt eveneens onvoldoende gewicht in de schaal omdat [gedaagde] met ingang van 1 december 2025 in dienst was van MILES en dit voorschot blijkbaar wel is verrekend.
5.16.
De kantonrechter is met inachtneming van het voorgaande van oordeel dat Cleos voldoende onderbouwd heeft gesteld en [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, dat het bedrag van € 7.000,00 een lening betreft die door [gedaagde] moet worden terugbetaald. Omdat [gedaagde] dit bedrag nog niet heeft terugbetaald, zal de vordering van Cleos worden toegewezen.
5.17.
Voor zover [gedaagde] nog als verweer heeft gevoerd dat het terugbetalen van de voorschotten in strijd is met goed werkgeverschap (7:611 BW) dan wel de redelijkheid en billijkheid omdat hij in de maanden oktober en november 2015 daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht voor de op te richten vennootschap (MILES), gaat de kantonrechter hieraan voorbij. Het gaat immers niet zozeer om de vraag of [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht voor de op te richten vennootschap (MILES) maar om wat partijen hebben afgesproken over de afwikkelen van het voorschot. Hiervoor is geoordeeld dat aannemelijk is dat het voorschot is omgezet in een lening. Dat in de gegeven omstandigheden sprake zou zijn van strijd met goed werkgeverschap van MILES of strijd met de redelijkheid en billijkheid is onvoldoende onderbouwd door [gedaagde] .
Wettelijke rente
5.18.
De gevorderde wettelijke handelsrente zal worden afgewezen, omdat er geen sprake is van een handelsovereenkomst. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 27 november 2020 (en niet zoals gevorderd vanaf 20 november 2020), omdat de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW pas verschuldigd is vanaf het moment dat de schuldenaar in verzuim verkeert. [gedaagde] is vanaf 27 november 2020 in verzuim komen te verkeren, omdat hij niet binnen de in de ingebrekestelling van 20 november 2020 gestelde betaaltermijn heeft betaald
Buitengerechtelijke incassokosten
5.19.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten komt niet voor toewijzing in aanmerking nu het toepasselijke wettelijke tarief niet in de aanmaning is vermeld. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
5.20.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Cleos worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.450,54

6.De beslissing

6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Cleos te betalen € 7.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Cleos begroot op een bedrag van € 1.450,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening, als niet tijdig aan de veroordeling wordt voldaan en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.F. Clement en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025.
30101/lw

Voetnoten

1.ECLI:NL:HR:2003:AK3701 (http://www.rechtspraak.nl/ljn.asp?ljn=AK3701) en ECLI:NL:HR:2012:BU3100 (http://www.rechtspraak.nl/ljn.asp?ljn=BU3100).