ECLI:NL:RBNNE:2024:5154

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
11027219 BU VERZ 24-571
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake verkeerssanctie en schending hoorplicht

Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, een mondelinge uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verkeerssanctie. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. N.G.A. Voorbach van Verkeersboete.nl, had een boete van € 109,00 ontvangen voor het niet gebruiken van de rijbaan als snorfietser op 22 september 2022. De kantonrechter oordeelde dat de verbalisant geen reële mogelijkheid had om de bestuurder staande te houden, omdat hij in zijn vrije tijd en in burgerkleding was, zonder stopmiddelen. Dit leidde tot de conclusie dat de sanctie terecht was opgelegd aan de kentekenhouder.

Echter, de kantonrechter constateerde ook dat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord in het administratief beroep, wat een schending van de hoorplicht betekende. Dit resulteerde in een compensatie van 25% op de boete, waardoor het sanctiebedrag werd verlaagd naar € 75,00, plus administratiekosten. Daarnaast werd er een schending van de redelijke termijn van berechting vastgesteld, wat leidde tot een verdere verlaging van de boete naar € 56,25, inclusief administratiekosten. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en veroordeelde deze in de proceskosten van € 875,00. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht en de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Assen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 252603207
zaaknummer: 11027219 BU VERZ 24-571
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan ter openbare zitting van 17 december 2024 in het beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), ingediend door

[betrokkene] ,

wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: betrokkene,
gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach, Verkeersboete.nl.
Zitting hebben
als kantonrechter : mr. P.G. Wijtsma
als griffier : R. de Hoop
Als waarnemer van de gemachtigde is ter zitting verschenen F.P.B. Waals. Betrokkene is niet verschenen. Als vertegenwoordigster van de officier van justitie is verschenen mr. S. Bayram (hierna: de vertegenwoordigster).
De kantonrechter sluit het onderzoek en doet onmiddellijk mondeling uitspraak. Hij overweegt daarbij als volgt:
Betrokkene heeft een sanctie van € 109,00 (inclusief administratiekosten) ontvangen voor het als (snor)fietser niet de rijbaan gebruiken als er geen verplicht fietspad of fiets/bromfietspad aanwezig is, op 22 september 2022, aan de Hoofdstraat te Hoogeveen.
De kantonrechter stelt vast dat gemachtigde in zijn pro forma beroepschrift van 26 april 2024 heeft verzocht om een termijn voor het indienen van aanvullende gronden. Hij is per brief van 3 april 2024 in de gelegenheid gesteld deze gronden binnen vier weken in te dienen. Gemachtigde heeft hierop niet gereageerd. Ter zitting heeft Waals aangevoerd dat betrokkene ten onrechte niet is staande gehouden. De verbalisant heeft wel foto’s kunnen maken van het voertuig van betrokkene, waardoor het lastig te accepteren is dat hij niet meteen kon overgaan tot een staandehouding, ook gelet op het feit dat het voertuig van betrokkene een maximumsnelheid heeft van 25 kilometer per uur.
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.
De vertegenwoordigster heeft ter zitting een aanvullend proces-verbaal van 12 december 2024 [1] overgelegd. Daarin verklaart de betrokken verbalisant op ambtsbelofte dat hij op de pleegdatum met bijbehorend tijdstip in zijn vrije tijd en in burgerkleding aanwezig was. Er liepen veel mensen op straat en de verbalisant hoorde en zag dat er een snorfiets vlot aan kwam rijden in zijn richting. Omdat hij geen stopmiddelen bij zich had, in burgerkleding liep en alleen was, heeft de verbalisant ervoor gekozen om een foto van het kenteken te maken op het moment dat de snorfiets hem passeerde. Hij verklaart dat hij het onverantwoord vond om in burgerkleding een stopteken te geven aan een vlot aanrijdende snorfiets, die daardoor mogelijk voor hem zou uitwijken en andere voetgangers zo in gevaar kon brengen.
Op grond van deze verklaring acht de kantonrechter het aannemelijk dat er voor de verbalisant geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder bestond. Hiertoe overweegt hij dat de verbalisant in vrije tijd was en geen stopmiddelen had. Daarnaast was het druk en heeft de verbalisant de inschatting gemaakt om in verband met de veiligheid niet tot een staandehouding over te gaan. Gelet op het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat de sanctie terecht met toepassing van artikel 5 van de Wahv aan betrokkene als kentekenhouder is opgelegd. Alles overwegende stelt hij op basis van de beschikbare gegevens vast dat de gedraging door betrokkene is verricht. De sanctie is terecht opgelegd.
De vertegenwoordigster heeft ter zitting wel aangevoerd dat betrokkene in administratief beroep niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord. Uit het dossier blijkt inderdaad niet dat betrokkene, die zonder een professioneel gemachtigde administratief beroep heeft ingesteld, een termijn is gegeven waarbinnen zij kon verzoeken om te worden gehoord. De kantonrechter is dan ook met de vertegenwoordigster van oordeel dat betrokkene is geschaad in haar belangen door haar een essentieel onderdeel van de procedure in administratief beroep te onthouden. Gelet op het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022 [2] is hij van oordeel dat betrokkene vanwege deze schending dient te worden gecompenseerd en ziet hij aanleiding de boete te matigen met 25%. De kantonrechter zal derhalve het sanctiebedrag wijzigen van € 100,00 naar € 75,00, plus € 9,00 administratiekosten, tezamen € 84,00.
De vertegenwoordigster heeft ten slotte ter zitting aangevoerd dat er sprake is van schending van de redelijke termijn van berechting, nu de verweten gedraging meer dan twee jaar geleden heeft plaatsgevonden. In de jurisprudentie is bepaald dat de redelijke termijn van berechting in eerste aanleg ten hoogste twee jaar bedraagt, waarbij de termijn aanvangt op het moment dat vanwege het bestuursorgaan jegens de beboete persoon een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat hem een boete zal worden opgelegd. De procedure in administratief beroep is in deze termijn begrepen; de termijn eindigt met de uitspraak van de kantonrechter. Gelet op het vorenstaande is er sprake van een schending van de redelijke termijn van berechting. Ingevolge het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 28 juli 2023 [3] wordt voortaan als uitgangspunt gehanteerd dat indien de redelijke termijn van berechting is overschreden, hetzij in de procedure in eerste aanleg, hetzij in de procedure in hoger beroep, het sanctiebedrag zoals dat in die procedure is of had moeten worden vastgesteld in beginsel wordt gematigd met 25%. Gelet op het eerder genoemde arrest zal de kantonrechter het sanctiebedrag dan ook nogmaals matigen met 25%
naar € 56,25 plus € 9,00 administratiekosten, tezamen € 65,25.
Nu het beroep gegrond zal worden verklaard zijn er termen aanwezig om de door betrokkene gemaakte kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand te vergoeden. Ingevolge artikel 1, sub a, juncto artikel 2, eerste lid, sub a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft betrokkene aanspraak op één punt voor het indienen van een beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting. Dit maakt tezamen twee punten. De waarde per punt bedraagt sinds 1 januari 2024 voor het beroep € 875,00. De kantonrechter past wegingsfactor 0,5 toe. De berekening is als volgt: twee punten x € 875,00 x 0,5. Dit maakt een bedrag van € 875,00.
Met ingang van 1 januari 2024 is in artikel 13a, derde en vierde lid, van de Wahv bepaald dat uitbetalingen ingevolge een beslissing op het administratief beroep of een uitspraak op beroep op grond van deze wet uitsluitend plaatsvinden op een bankrekening die op naam staat van degene aan wie de beschikking van de administratieve sanctie is opgelegd. Er is geen overgangsrecht van toepassing en deze vorderingen tot uitbetaling zijn niet vatbaar voor vervreemding of verpanding. Omdat het hier een uit de wet voortvloeiende verplichting betreft en gelet op recente jurisprudentie van het hof is de kantonrechter niet bevoegd om over deze uitbetaling te oordelen.

Beslissing

De kantonrechter:
 verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
 vernietigt die beslissing;
 verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gegrond;
 wijzigt de inleidende beschikking in die zin dat de sanctie wordt gematigd tot
€ 65,25;
 veroordeelt de officier van justitie in de kosten van de procedure, aan de zijde van de betrokkene vastgesteld op € 875,00;
 bepaalt dat betrokkene het teveel betaalde zekerheidstelling terugkrijgt;
 verklaart zich onbevoegd om over de uitbetaling te oordelen.
Waarvan proces-verbaal,
de griffier is verhinderd kantonrechter,
om dit proces-verbaal te tekenen.

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Bijlage: aanvullend proces-verbaal 12 december 2024