ECLI:NL:RBNNE:2024:5113

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
LEE 24/4848
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en evenredigheid van woningsluiting op grond van de Opiumwet na aantreffen hennepplantage

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 31 december 2024, wordt een verzoek om voorlopige voorziening behandeld van een verzoeker die zijn woning wil behouden na de sluiting op grond van de Opiumwet. De burgemeester van Groningen had op 2 december 2024 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij de woning van verzoeker voor drie maanden gesloten zou worden na de ontdekking van een hennepplantage met 118 hennepplanten. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen, gezien de aangetroffen hoeveelheid hennep en de professionele opzet van de kwekerij. De voorzieningenrechter baseert zich op eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die de evenredigheid van dergelijke maatregelen benadrukken.

De voorzieningenrechter overweegt dat de sluiting van de woning geschikt is om de woning aan het drugscircuit te onttrekken en dat er een noodzaak is om de openbare orde te herstellen. Hoewel verzoeker gezondheidsproblemen heeft en al lange tijd in de woning woont, weegt het algemeen belang van het herstel van de openbare orde zwaarder dan de persoonlijke omstandigheden van verzoeker. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, maar bepaalt dat de sluiting niet eerder ingaat dan twee weken na de uitspraak, zodat verzoeker de tijd heeft om vervangende woonruimte te vinden. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van verzoeker voor zijn situatie en de gevolgen van zijn betrokkenheid bij de hennepteelt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/4848

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 december 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. E.Tj. van Dalen),
en

de Burgemeester van de gemeente Groningen, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Reitsema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de sluiting van zijn woning.
1.1.
Met het bestreden besluit van 2 december 2024 heeft verweerder aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd, inhoudende dat zijn woning op het [adres] (hierna: woning) voor een periode van drie maanden wordt gesloten. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Verweerder heeft verklaard met de sluiting van de woning te wachten totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.

Feiten en totstandkoming van het besluit

2.1.
Verzoeker is huurder en bewoner van de woning. Het betreft een appartement op de eerste verdieping in een gebouw met een groter aantal woningen.
2.2.
Blijkens een bestuurlijke rapportage van de politie, Eenheid Noord Nederland, Basiseenheid Groningen-Noord, heeft Enexis op 18 september 2024 een melding gedaan van een ongewoon stroomverbruik op het adres van de woning: de stroomafname kwam overeen met de stroomcycli van een hennepkwekerij. Op 20 september 2024 is de politie binnengetreden in de woning. In een met een hangslot afgesloten kamer naast de woonkamer trof de politie een kwekerij met 118 hennepplanten aan. De politie geeft de volgende beschrijving: “Voor de belichting werd gebruik gemaakt van
kunstlicht, geschakeld op tijdklokken. In totaal hingen er in de kweekruimte 10 lampen. De hennepplanten werden door middel van een centraal geregeld bevloeiingssysteem of drupsysteem van een voedingsoplossing voorzien. De kweekruimte was geïsoleerd met betrekking tot daglicht en temperatuur. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. In de kweekruimte werd gebruik gemaakt van verwarming, thermostaat- of computergestuurd. Voor het bestrijden van ziekten en/of
ongedierte werd gebruik gemaakt van chemisch bestrijdingsmiddelen, namelijk groeimiddel”.
2.3.
In de woonkamer werden twee gripzakken met in totaal € 2.480 en hennepgruis aangetroffen. In de keuken stond een emmer met henneptoppen. In de kelder/berging behorend bij de woning werden 212 gebruikte plantenpotten, één gebruikte filter en drie droognetten (waarvan twee gebruikt) aangetroffen.
2.4.
Een fraude-inspecteur van Enexis heeft geconstateerd dat de stroom buiten de
meter om werd afgetapt en dat de hennepkwekerij dus illegaal van stroom werd voorzien.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3.1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.2.
De voorzieningenrechter zal zich bij de beoordeling van de gronden van het verzoek onder meer baseren op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912 (overzichtsuitspraak), en van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 (evenredigheidsuitspraak). In de evenredigheidsuitspraak heeft de AbRS uitgesproken dat het bestreden besluit, indien bevoegd genomen, geschikt en noodzakelijk moet zijn om de beoogde doelen te bereiken en dat de genomen maatregel evenwichtig moet zijn.
3.3.
In de bijlage bij de uitspraak is de relevante regelgeving opgenomen.
Bevoegdheid
4.1.
De AbRS ontleent aan de woorden “daartoe aanwezig” in artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet het uitgangspunt dat bij aanwezigheid van meer softdrugs dan het door het openbaar ministerie gehanteerde criterium voor eigen gebruik, de aangetroffen hoeveelheid softdrugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking [1] . Het is aan de betrokkene om het tegendeel aannemelijk te maken.
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat hennep is opgenomen in Lijst II van de Opiumwet. De aangetroffen hoeveelheid van 118 hennepplanten is zo groot, dat deze bestemd geacht kan worden voor de handel, te weten verkoop, aflevering of verstrekking.
Gezien de omvang en de professionele opzet van de kwekerij, acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat de hennep (uitsluitend) werd gekweekt om in de eigen behoefte te voorzien, zoals verzoeker ter zitting heeft gesteld.
4.3.
Dit betekent dat verweerder bevoegd is tot sluiting van de woning. De maatregel van sluiting voor de duur van drie maanden is verder overeenkomstig verweerders beleid.
Geschiktheid
5. De voorzieningenrechter overweegt dat het middel van sluiting in het algemeen geschikt is om de desbetreffende woning aan het drugscircuit te onttrekken. Hij ziet geen aanleiding om in deze zaak anders te oordelen.
Noodzaak
6.1.
De AbRS heeft in uitspraken van 6 juli 2022 [2] uitgesproken dat aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Met sluiting wordt beoogd het pand aan het drugscircuit te onttrekken door de bekendheid als drugspand weg te nemen en de loop eruit te halen. Voor beoordeling van de ernst en omvang is van belang of de drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Als er geen aanwijzing is van handel, het niet harddrugs betreft, zich geen recidivesituatie voordoet en er geen sprake is van ligging in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, dan is er niet zonder meer de noodzaak om het pand te sluiten.
6.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat het niet om harddrugs gaat en dat in de woning niet eerder een hennepplantage is aangetroffen. Verder brengt verzoeker terecht naar voren dat uit het dossier niet blijkt dat zich overlast voor de directe omgeving heeft voorgedaan.
6.3.
Toch is er sprake van een ernstige situatie nu een volledige en functionerende hennepplantage met een aanzienlijke omvang is aangetroffen in een afgesloten kamer. In andere delen van de woning bevonden zich bovendien voorwerpen die verband hielden met productie van drugs. Daarnaast heeft er diefstal van elektriciteit, met gevaarzetting voor het gehele appartementengebouw als gevolg, plaatsgevonden. Ten slotte heeft verweerder in het verweerschrift en ter zitting goed onderbouwd dat zich sinds 2020 in de wijk Selwerd tien overtredingen van de Opiumwet hebben voorgedaan die hebben geleid tot optreden op grond van de zogenaamde Damocles-wetgeving die bevoegdheden geeft ter bescherming van de openbare orde. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet zich daarom de noodzaak voor om de woning te sluiten om deze aan het criminele circuit te onttrekken.
Evenwichtigheid
7.1.
Verzoeker betoogt dat de maatregel van sluiting onevenwichtig is. Hij woont al sinds 2007 zonder problemen in de woning. Hij heeft gezondheidsproblemen in de vorm van obesitas, artrose/slijtage van knie en heup, oedeem en psoriasis. In de woning staan daarom een elektrische Tripp Trapp-stoel, een verhoogd bed en een verhoogd toilet. Verder heeft hij geen familie of vrienden bij wie hij terecht kan. De sluiting zal bovendien betekenen dat hij de eerste vijf jaar geen sociale huurwoning zal kunnen krijgen. Zijn financiële middelen zijn ten slotte beperkt.
7.2.
Verweerder stelt dat het algemene belang om de eventuele loop op de woning te beëindigen, de openbare orde te herstellen en het woon- en leefklimaat te beschermen tot sluiting noopt.
7.3.
In de evenredigheidsuitspraak heeft de AbRS overwogen dat bij de beoordeling van de evenwichtigheid verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning, de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren, of de overtreder door sluiting van de woning op een zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. Ook heeft de AbRS in een uitspraak van 22 maart 2023 [3] overwogen dat inherent aan de sluiting van de woning is dat de bewoner de woning moet verlaten. Dat is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. Het is in de eerste plaats aan verzoeker om een vervangende verblijfplaats te vinden. Wel dient de burgemeester, zie de evenredigheidsuitspraak, te informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting.
7.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan uitgegaan worden van de verwijtbaarheid van verzoeker. Hij heeft een volledige hennepplantage geïnstalleerd dan wel de installatie daarvan door anderen geduld.
7.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat verzoeker voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij met gezondheidsproblemen kampt. Er is echter geen sprake van bijzondere afhankelijkheid van verzoeker van deze woning. Met uitzondering van het verhoogde toilet is de woning niet aangepast aan de bijzondere behoeften van verzoeker. Genoemde stoel en bed kan hij meenemen naar een andere woning.
7.6.
Zoals ter zitting is besproken heeft WIJ Groningen, na een signaal van de kant van verweerder, contact opgenomen met verzoeker om de mogelijkheid van vervangende huisvesting te bespreken, maar heeft deze te kennen gegeven de verdere besluitvorming over de sluiting af te wachten. De gemachtigde van verweerder heeft opgemerkt dat het niet de bedoeling is dat verzoeker op straat belandt. De voorzieningenrechter leidt hieruit af dat verzoeker zelf nog geen kenbare inspanningen heeft verricht om andere woonruimte te zoeken, maar dat van de kant van verweerder wel oog is geweest voor de noodzaak daartoe. Er is op dit moment geen reden om te veronderstellen dat er geen vervangende woonruimte gevonden kan worden.
7.7.
Dat het voor verzoeker mogelijk in de toekomst lastig zal worden om een sociale huurwoning te krijgen, is het gevolg van zijn keuze om zich in te laten met hennepteelt. Het is inmiddels van algemene bekendheid welke gevolgen dit kan hebben.
7.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er geen grond om de sluiting van de woning als onevenwichtig aan te merken. Terecht heeft verweerder aan het algemeen belang van herstel van de openbare orde het meeste gewicht toegekend. Relevant is dat door de sluiting het risico voor de omgeving van drugscriminaliteit en brandgevaar wordt weggenomen.

Conclusie en gevolgen

8.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verweerder tot sluiting van de woning kan overgaan. Wel ziet de voorzieningenrechter in de noodzaak om andere woonruimte te vinden aanleiding te bepalen dat de sluiting niet eerder ingaat dan twee weken na de dagtekening van deze uitspraak.
8.2.
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 december 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Opiumwet
Artikel 13b
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

Voetnoten

1.Uitspraak van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2206.