ECLI:NL:RBNNE:2024:3446
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag tijdelijke tegemoetkoming rijnvarenden op basis van Regeling tijdelijke tegemoetkoming rijnvarenden
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 27 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Regeling tijdelijke tegemoetkoming rijnvarenden beoordeeld. Eiser had op 21 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming voor de periode van 6 juli 2009 tot en met 5 juni 2013. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft deze aanvraag gedeeltelijk afgewezen met een besluit van 29 november 2022, en het bezwaar van eiser is bij het bestreden besluit van 14 april 2023 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft op 12 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de aanvraag voor de periode van 6 juli 2009 tot en met 30 april 2010 buiten het toepassingsbereik van de Regeling valt. De Regeling is bedoeld voor een specifieke groep rijnvarenden die in de periode van 1 mei 2010 tot en met 31 december 2015 te maken hadden met dubbele premieheffing. De rechtbank concludeert dat de minister bij de totstandkoming van de Regeling veel beslissingsruimte had en dat de keuzes die zijn gemaakt voldoende zijn onderbouwd. Eiser heeft niet aangetoond dat zijn situatie schrijnend is of dat er sprake is van een ongelijkheid in behandeling ten opzichte van andere rijnvarenden.
De rechtbank wijst het beroep van eiser af, waardoor hij geen tegemoetkoming ontvangt voor de gevraagde periode. De uitspraak benadrukt dat de Regeling een algemeen verbindend voorschrift is en dat de minister niet gehouden was om een evenredigheidstoets uit te voeren. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geweigerd om een tegemoetkoming toe te kennen aan eiser voor de periode waarover hij heeft verzocht.