In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een eigen risicodrager (ERD), en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres was verantwoordelijk voor de uitvoering van de Ziektewet (ZW) voor een ex-werknemer die op 29 april 2022 wegens ziekte uitviel. De ex-werknemer was op dat moment nog in dienst bij eiseres, maar trad op 1 juni 2022 in dienst bij een nieuwe werkgever. Eiseres betwistte haar verantwoordelijkheid voor de betaling van de ZW-uitkering aan de ex-werknemer vanaf de datum van indiensttreding bij de nieuwe werkgever, omdat zij meende dat de ZW-verzekering door deze nieuwe dienstbetrekking was beëindigd.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had aangenomen dat eiseres als ERD verantwoordelijk bleef voor de betaling van de ZW-uitkering aan de ex-werknemer, ook na 1 juni 2022. De rechtbank baseerde haar oordeel op de uitleg van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) over het begrip 'laatstelijk tot hem in dienstbetrekking stonden' in artikel 63a van de ZW. De rechtbank concludeerde dat de wetgever een systeem heeft ingericht ter bescherming van werknemers, en dat de verantwoordelijkheid van eiseres niet eindigde door de indiensttreding bij de nieuwe werkgever, aangezien de arbeidsongeschiktheid al was ingetreden voordat de ex-werknemer bij de nieuwe werkgever in dienst trad. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.