Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
‘werkzaamheden (…) voor december 2020, de jaarrekening 2019 en de liquidatie 2020’.
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
‘(de advocaat van de) overige bestuurders van SECOP (heeft) hebben laten weten dat zij vinden dat SECOP verstek moet laten gaan, althans dat de penningmeester van SECOP de litigieuze factuur had moeten betalen’en - onder rn. 9 daarvan -
‘ [gevoegde partij] wil (…) voorkomen dat vanwege een (mogelijk) verstek door (…) SECOP bewerkstelligd wordt dat de vordering van [accountant] als niet betwist wordt toegewezen. Anders dan via een tussenkomst is dit niet mogelijk. Mevrouw [gevoegde partij] kan SECOP niet zelf (dusdanig) vertegenwoordigen dat zij SECOP tot verweer kan dwingen. De vertegenwoordigingsbevoegde bestuurder(s) weigert (weigeren) dit, blijkens het bericht van hun advocaat te doen.’
ondersteunten niet - zoals hier het geval is (de eigen stellingen van [gevoegde partij] volgend) - om de juistheid van het haar bekende standpunt van de gedaagde te betwisten en daarvoor een eigen, ander en daarmee strijdig verweer in de plaats te stellen. Voor zover - en daar heeft het schijn van - sprake is van een intern bestuursconflict, is de rechtsfiguur van de voeging ook niet het geëigende instrument om dit geschil aan de orde te stellen. [gevoegde partij] treedt aldus buiten het bereik van de wettelijke regeling van de voeging. Dat zij zelf, zoals zij stelt, medeschuldeiser van SECOP is en door een voor SECOP ongunstig vonnis in haar verhaalsmogelijkheden zou kunnen worden beperkt, maakt dit niet anders. De vorderingen van [accountant] zullen op grond van het voorgaande als onbetwist worden toegewezen.
- dagvaarding € 110,01
- griffierecht € 487,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 punten × € 271,00)
- nakosten
- totaal € 1.206,51