ECLI:NL:HR:2012:BW9067
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- A.H.T. Heisterkamp
- C.E. Drion
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de processuele hoedanigheid van partijen in een huurovereenkomst en de devolutieve werking van appel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen N.V. Zeedijk en Heineken Nederland B.V. De zaak betreft een huurovereenkomst voor een bedrijfspand dat door Heineken wordt geëxploiteerd als café. De huurovereenkomst is sinds 1982 van kracht en Heineken heeft het pand onderverhuurd aan Damu-Horeca B.V. De gemeente Amsterdam heeft in het verleden vergunningen verleend en ingetrokken vanwege overlast veroorzaakt door het café. In juni 2007 heeft Zeedijk het pand in erfpacht verkregen en heeft zij de huurovereenkomst met Heineken opgezegd, onder andere vanwege de overlast en het niet voldoen aan de verwachtingen van een goed huurder.
Zeedijk heeft primair gevorderd dat de huurovereenkomst met Heineken wordt ontbonden, en subsidiair dat de rechter de beëindiging van de huurovereenkomst op een door hem vast te stellen tijdstip bepaalt. Heineken heeft verweer gevoerd en Damu in vrijwaring opgeroepen. De kantonrechter heeft de vordering van Zeedijk afgewezen, waarna Zeedijk in beroep ging. Het gerechtshof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij het hof de verweren van Damu heeft betrokken in zijn beoordeling.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof niet in strijd heeft gehandeld met artikel 24 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering door de verweren van Damu mee te nemen in de beoordeling van de vordering van Zeedijk. De Hoge Raad heeft het beroep van Zeedijk verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Deze uitspraak bevestigt de devolutieve werking van appel en de processuele hoedanigheid van partijen in een huurovereenkomst, waarbij de rechter de verweren van een gevoegde partij kan betrekken in zijn oordeel.