In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 7 juni 2024, zijn de beroepen van eiser tegen de intrekking van zijn toestemming voor het uitvoeren van beveiligingswerkzaamheden door de korpschef van de politie ongegrond verklaard. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.E. Beukers, had bezwaar gemaakt tegen drie besluiten van de korpschef, waarbij zijn toestemming was ingetrokken vanwege twijfels over zijn betrouwbaarheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef de intrekking van de toestemming op basis van meerdere incidenten heeft gemotiveerd, waaronder het gebruik van onrechtmatig geweld en het dragen van handboeien zonder toestemming. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet voldoende gehoord is in de bezwaarprocedure, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit gebrek is gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat eiser niet benadeeld is door de schending van de hoorplicht. De rechtbank heeft verder geconcludeerd dat de korpschef in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat eiser niet voldoende betrouwbaar is voor het verrichten van beveiligingswerkzaamheden, en dat de intrekking van de toestemming evenredig en noodzakelijk was. De rechtbank heeft de korpschef veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1750,- en heeft het griffierecht van € 184,- aan eiser vergoed.