Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Volgens eiser dient initiatiefnemer te worden gehouden aan de voorwaarden, zoals deze worden gesteld in de vergunning, althans dat de windturbines niet een zodanig geluid en geluidsniveau mogen produceren dat hierdoor het woon- en leefklimaat wordt aangetast. Eiser betoogt dat de mate van (vooral het laagfrequente) geluid leidt tot overschrijding van de geluidsvoorschriften uit de vergunning, althans leidt tot geluidshinder voor de omgeving, hetgeen uitdrukkelijk was uitgesloten bij de vergunning.
Het college heeft ten onrechte niet onderzocht of de geldende geluidsnormen overschreden werden. Ten tijde van het bestreden besluit waren de windturbines reeds een jaar operationeel, waardoor het langtijdgemiddelde geluidsniveau kon worden gemeten. In de testfase geldt dezelfde bescherming, dus in die fase kunnen al metingen worden verricht. Zelfs als dit niet mogelijk was, moest in ieder geval voldaan worden aan het maximale geluidsniveau in de onmiddellijke nabijheid van de windturbines.
In de aanvullende beroepschriften betoogt eiser dat het college niet enkel op basis van rapporten die ten grondslag lagen aan de vergunningverlening kan aannemen dat de windturbines voldoen aan de geluidsnormen. In deze rapporten ging men nog uit van andere turbines dan uiteindelijk zijn geplaatst. Eiser acht het aannemelijk dat de geplaatste turbines een ander geluidsniveau produceren dan in de specificatie van vóór de ingebruikname is opgenomen. Eiser is voorts van mening dat het college zich niet heeft mogen baseren op informatie die is aangeleverd door initiatiefnemer. Het college had zelf metingen op locatie of aan de gevel van eiser moeten uitvoeren. Daarbij had het college ook mee moeten nemen of er sprake is van ‘curtailment’ en of de mitigerende maatregelen, zoals het toepassen van ‘serrated trailing edges’, uitgevoerd zijn.
Eiser stelt tot slot dat de geluidsoverlast zodanig is dat er sprake is van een inbreuk op artikel 8 van het EVRM. [1]
Ter bepaling of aan de normen wordt voldaan is het niet nodig dat het college metingen verricht. Op basis van de door initiatiefnemer geregistreerde brongegevens kan berekend worden of aan de normen wordt voldaan. Door de systematiek van de Activiteitenregeling milieubeheer (Activiteitenregeling) kan echter pas aan het eind van een kalenderjaar berekend worden wat het immissieniveau is geweest en of dit niveau aan de geluidsnormen voldoet. Als uit die berekeningen blijkt dat niet aan de normen wordt voldaan kan handhavend opgetreden worden. Er bestaat, naast deze geluidsnormen over een kalenderjaar, geen norm voor een maximaal geluidniveau.
Ten tijde van het bestreden besluit was nog niet duidelijk of het jaargemiddelde werd overschreden en kon dus niet worden vastgesteld of er sprake was van een overschrijding van de geluidsnormen.
Het college stelt zich voorts op het standpunt dat voor een steekproefsgewijze controle geen aanleiding bestond. Daarvoor zou enkel aanleiding bestaan als een vermoeden bestond dat het door initiatiefnemer opgegeven vermogen onjuist was of er sprake zou zijn van een technisch mankement.