In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 22 maart 2022 het bezwaar van eiser tegen de voldoening van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) ongegrond heeft verklaard. Eiser had op 12 oktober 2018 een bedrag van € 212 aan bpm op aangifte voldaan voor de registratie van een Mercedes-Benz C-Klasse Combi. De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en medewerkers van de Belastingdienst aanwezig waren.
De rechtbank overweegt dat eiser voldoende in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord, ondanks dat hij niet digitaal aanwezig was bij het hoorgesprek op 25 januari 2022. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de hoorplicht niet heeft geschonden en dat de systematiek van heffing van bpm niet in strijd is met het Unierecht. Eiser heeft geen bewijs geleverd voor zijn stelling dat te veel bpm is voldaan en de rechtbank wijst zijn verzoek om immateriële schadevergoeding (ISV) af, omdat de redelijke termijn van berechting niet is overschreden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.