ECLI:NL:RBNNE:2024:1087

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
LEE 23/1956
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een suppletieaangifte en de verplichting tot het nemen van een dwangsombesluit

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 14 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. Eiser, een zonnepaneelhouder, had op 28 december 2022 een suppletieaangifte omzetbelasting ingediend over het tweede kwartaal van 2022. Na het indienen van deze aangifte heeft eiser de inspecteur in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing. De inspecteur heeft hierop gereageerd met een uitspraak op bezwaar waarin hij stelde dat eiser geen recht had op een dwangsom. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank oordeelt dat een suppletieaangifte geen aanvraag is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat de inspecteur niet verplicht was om een dwangsombesluit te nemen naar aanleiding van het verzoek van eiser. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar van de inspecteur, omdat deze ten onrechte een uitspraak op bezwaar heeft gedaan zonder dat daar een primair besluit aan ten grondslag lag. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser gegrond is en dat de inspecteur het griffierecht aan eiser moet vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste kwalificatie van suppletieaangiften en de gevolgen daarvan voor de verplichtingen van de belastinginspecteur. Eiser heeft verder geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar uitgesproken en biedt informatie over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1956
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 14 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de inspecteur van de Belastingdienst/MKB/kantoor Leeuwarden, de inspecteur

(gemachtigde: mr. [naam gemachtigde van de inspecteur] ).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 6 maart 2023.
1.2.
Eiser heeft op 28 december 2022 een suppletieaangifte omzetbelasting ingediend over het tweede kwartaal van 2022.
1.3.
Eiser heeft op 23 februari 2023 de inspecteur in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing naar aanleiding van de ingediende suppletieaangifte.
1.4.
De inspecteur heeft bij brief van 6 maart 2023 gereageerd op de ingebrekestelling met een uitspraak op bezwaar, waarin hij schrijft dat eiser geen recht heeft op een dwangsom.
1.5.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
1.6.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.7.
Op verzoek van partijen heeft de rechtbank een zitting achterwege gelaten. De rechtbank heeft partijen bij brief van 7 februari 2023 geïnformeerd dat de onderzoek is gesloten.

Feiten

2.1.
Eiser is zonnepaneelhouder en levert in die hoedanigheid belaste prestaties in de zin van de omzetbelasting.
2.2.
Op 28 december 2022 heeft eiser een suppletieaangifte omzetbelasting ingediend over het tweede kwartaal van 2022 naar een te betalen bedrag aan omzetbelasting van € 40.
2.3.
Met dagtekening 25 maart 2023 is aan eiser een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd over het tweede kwartaal van 2022 naar een te betalen bedrag van € 40. Deze naheffingsaanslag is bij uitspraak op bezwaar van 27 mei 2023 verminderd tot nihil.
2.4.
Bij een daartoe op 23 februari 2023 ingediend formulier heeft eiser de inspecteur in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing naar aanleiding van de ingediende suppletieaangifte. Eiser heeft daarbij verzocht om een dwangsom.
2.5.
De inspecteur heeft bij brief van 6 maart 2023, in de vorm van een uitspraak op bezwaar, het verzoek om een dwangsom afgewezen.

Beoordeling door de rechtbank

3. Tussen partijen is in geschil of eiser recht heeft op de een dwangsom. Eiser beantwoordt deze vraag bevestigend en verweerder ontkennend.
4. De rechtbank overweegt als volgt. De inspecteur heeft in reactie op de ingebrekestelling van eiser, en het daarin opgenomen verzoek om een dwangsom, een uitspraak op bezwaar gedaan. Het beroep van eiser richt zich tegen deze uitspraak op bezwaar. Dit beroep kan door de belastingrechter worden beoordeeld, omdat de dwangsom waarover in deze uitspraak op bezwaar is beslist, samenhangt met een ingevolge de belastingwet genomen besluit. [1] Aan de uitspraak op bezwaar van de inspecteur ligt echter geen primair besluit ten grondslag. De inspecteur had daarom geen uitspraak op bezwaar kunnen doen. De inspecteur heeft aldus ten onrechte een uitspraak op bezwaar gedaan. Om deze reden zal de rechtbank de uitspraak op bezwaar vernietigen.
5. De rechtbank ziet geen aanleiding om de inspecteur op te dragen opnieuw te beslissen op het verzoek om een dwangsom van eiser. De rechtbank overweegt daartoe dat met het indienen van een suppletieaangifte aan een wettelijke verplichting om de inspecteur te informeren wordt voldaan. Een suppletieaangifte is om die reden niet een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Omdat een suppletieaangifte geen aanvraag is, is de inspecteur ook niet gehouden om een dwangsombesluit te nemen, indien met betrekking tot een suppletieaangifte om een dwangsom wordt verzocht. [2]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar.
7. Omdat het beroep gegrond is, moet de inspecteur het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft verder geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 184 aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.R. van der Heide, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Raateland, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2024.
griffier
rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vergelijk Hoge Raad 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:674 en Hoge Raad 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1797.
2.Vergelijk Afdeling Bestuursrecht Raad van State, 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2884.