Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Het procesverloop
- het verzoekschrift met bijlagen van verzoeker, inkomen ter griffie op 3 januari 2023;
2.De feiten
andereraadsman wenste. De Hoge Raad heeft het geding daarop terugverwezen ter verdere behandeling en beslissing.
3.Het verzoek
4.Het verweer
De rechtbank had betrokkene moeten vragen of zij bijstand door een andere advocaat wilde en wanneer betrokkene daarop instemmend had geantwoord, de zaak moeten aanhouden om haar een nieuwe advocaat toe te wijzen. Doordat dit niet is gebeurd, heeft betrokkene gedurende de gehele periode van de verleende zorgmachtiging (tot 19 augustus 2022) geen bijstand van een advocaat gehad. Uit de ter zitting gegeven toelichting blijkt dat betrokkene in haar kwetsbare situatie behoefte had gehad aan iemand die haar uitlegde wat er zou gebeuren en wat haar rechtspositie was. Door het ontbreken hiervan heeft zij spanning en frustratie ervaren.De rechtbank is van oordeel dat verzoekster om deze redenen recht heeft op schadevergoeding. Hierbij neemt de rechtbank geen mate van eigen schuld aan, gelet op de toelichting van de advocaat van verzoekster dat verzoekster ten tijde van de zitting in paniek was en haar belangen niet goed kon overzien. De rechtbank zal verweerder daarom veroordelen tot vergoeding van de schade, die de rechtbank naar billijkheid vaststelt op een totaalbedrag van € 250,-.".
Ter zitting verwijst de Raad naar twee andere uitspraken (ECLI:NL:RBOVE:2020:1275 en
ECLI:NL:RBOVE:2020:1273) waarbij de betrokkene geen bijstand heeft gehad door een advocaat bij de beoordeling van een crisismaatregel die werd afgegeven door de burgemeester. In beide zaken is een schadevergoeding van € 250,- toegekend. De Raad brengt hierbij naar voren dat het hier gaat om een kortere periode dan in het geval van verzoeker. Het is aan de rechtbank om te beslissen of in het geval van verzoeker daarom een hogere schadevergoeding dan € 250,- billijk is.
5.De beoordeling
6.De beslissing
de Staat der Nederlandentot betaling van een bedrag van € 1.560,- (
zegge duizend vijfhonderdzestig euro)aan
[verzoeker];
Staat der Nederlandenin de proceskosten aan de zijde van verzoeker begroot op een totaal van € 956,-;