ECLI:NL:RBDHA:2020:9125

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
C/09/594628 / FA RK 20-3870
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding op basis van onrechtmatige opname onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 10:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Verzoeker, geboren in 1993, had een verzoekschrift ingediend na een onrechtmatige opname in een zorginstelling van 1 tot en met 12 mei 2020. De rechtbank had eerder op 30 oktober 2019 een voorwaardelijke machtiging verleend, die op 30 april 2020 was omgezet in een voorlopige machtiging. Op 1 mei 2020 werd een verzoek tot zorgmachtiging ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat verzoeker in de periode van 1 tot en met 12 mei 2020 onterecht was opgenomen zonder geldige titel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker recht heeft op schadevergoeding voor de onrechtmatige opname. De hoogte van de schadevergoeding is vastgesteld op € 960,00, gebaseerd op de LOVS-oriëntatiepunten, die een bedrag van € 80,00 per dag voor onrechtmatige detentie hanteren. De rechtbank heeft de schadevergoeding toegewezen en verklaard dat deze uitvoerbaar bij voorraad is. De beslissing is genomen door rechter J.T.W. van Ravenstein, bijgestaan door griffier S.A. van Schaik-van Dommelen, en is openbaar uitgesproken op 19 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van hoger beroep open.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnummer: C/09/594628 / FA RK 20-3870
Datum beschikking: 19 juni 2020
Schadevergoeding ex art. 10:12 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)

Beschikking op het op 18 juni 2020 ingediende verzoekschrift van:

[de man] ,

hierna te noemen: verzoeker,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. mr. M. Lindhout te 's-Gravenhage,
ter verkrijging van een beslissing over een verzoek om schadevergoeding door:

GGZ Rivierduinen,

gevestigd te Leiden,
hierna te noemen: verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift met bijlagen.
Op 19 juni 2020 is het verzoekschrift ter zitting van deze rechtbank behandeld.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechter-commissaris omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- de [casemanager] in aanwezigheid van de betrokkene;
- de advocaat;
- de officier van justitie, mr. A. Baas.

Feiten

De rechtbank heeft op 30 oktober 2019 een voorwaardelijke machtiging verleend onder de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, geldend uiterlijk tot en met 30 april 2020. Op 30 april 2020 is verzoeker opgenomen en is de voorwaardelijke machtiging omgezet in een voorlopige machtiging.
Op 1 mei 2020 is bij de griffie van de rechtbank het verzoek van de officier van justitie binnengekomen, strekkende tot het verlenen van een zorgmachtiging onder de Wvggz.
Verzoeker is vervolgens opgenomen geweest van 1 mei 2020 tot en met 12 mei 2020.

Verzoek en verweer

Verzoeker heeft verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, verweerder te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 960,00. Hij heeft hiertoe gesteld dat de opname in de accommodatie van 1 mei 2020 tot en met 12 mei 2020 onrechtmatig is geweest. Verzoeker is in totaal twaalf dagen onvrijwillig opgenomen geweest zonder geldige titel. Bij beoordeling van de hoogte van het schadevergoedingsbedrag heeft verzoeker aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS).
Verweerder heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wel vraagt hij zich af of de opname wel onrechtmatig is geweest, nu de aanvraag van de zorgmachtiging is gedaan toen de rechterlijke machtiging nog niet verstreken was.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de conversie die op 30 april 2020 (de laatste dag van de lopende maatregel) heeft plaatsgevonden, rechtmatig is geweest. Wel kan hij zich verenigen met de conclusie van verzoeker dat een rechtsgeldige titel voor opname ontbrak in de periode van 1 tot en met 12 mei 2020. Voor de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding verwijst de officier naar een uitspraak van rechtbank Noord-Holland waarin de hoogte van het schadevergoedingsbedrag is bepaald op € 75,00 per dag.

Beoordeling

Verzoeker is op 30 april 2020 gedwongen opgenomen in de accommodatie op een geconverteerde voorwaardelijke machtiging, die op diezelfde dag expireerde. Op 1 mei 2020 is op de griffie van deze rechtbank een verzoek van de officier van justitie binnengekomen, dat strekte tot het verlenen van een zorgmachtiging. De behandeling van het verzoek heeft op 19 juni 2020 plaatsgevonden. Bij beschikking van deze rechtbank van 19 juni 2020 is het verzoek toegewezen.
Met verzoeker en met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verzoeker recht heeft op een schadevergoeding. Aan het niet-weersproken recht op schadevergoeding ligt een verzuim van de accommodatie ten grondslag. Betrokkene heeft immers, zonder rechtsgeldige titel, twaalf dagen – te weten tussen 1 en 12 mei 2020 – in de accommodatie verbleven.
Als het gaat om de hoogte van de schadevergoeding, sluit de rechtbank aan bij de oriëntatiepunten die gelden in het strafrecht (de al genoemde LOVS-oriëntatiepunten). Betrokkene is, net als een gedetineerde in een penitentiaire inrichting, in zijn bewegingsvrijheid beperkt geweest en aan hem is in die periode medicatie toegediend tegen zijn wil. De rechtbank is zich ervan bewust dat in een uitspraak van rechtbank Noord-Holland de hoogte van het schadevergoedingsbedrag is bepaald op €75,00 per dag maar is van oordeel dat het verschil tussen dit bedrag en de in de LOVS-oriëntatiepunten genoemde bedragen zo miniem is, dat laatstgenoemde bedragen kunnen worden gevolgd.
De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen tot een bedrag van (€ 80,00 x 12 dagen =)
€ 960,00.

Beslissing:

De rechtbank:
veroordeelt GGZ Rivierduinen tot betaling van een bedrag van € 960,00 (zegge: negenhonderdenzestig euro) aan [de man] ;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.T.W. van Ravenstein, rechter, bijgestaan door S.A. van Schaik-van Dommelen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juni 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van hoger beroep open.