In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, uitgesproken op 13 januari 2023, worden de beroepen van eiser tegen de herziening en terugvordering van zijn WW-uitkering beoordeeld. Eiser ontving WW-uitkering over de maanden december 2021 en maart 2022, maar het Uwv heeft besloten dat deze uitkering lager had moeten zijn vanwege inkomsten uit arbeid die eiser in die maanden heeft ontvangen. De rechtbank constateert dat het Uwv de inkomsten van eiser heeft toegerekend aan de maanden waarin deze door de werkgever zijn opgegeven, wat volgens het Uwv in overeenstemming is met de geldende regelgeving. Eiser betwist echter dat deze toerekening terecht is, omdat hij van mening is dat de inkomsten moeten worden toegerekend aan de maanden waarin hij daadwerkelijk heeft gewerkt.
De rechtbank oordeelt dat het Uwv onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij de besluitvorming en niet heeft onderzocht of de toerekening van de inkomsten onevenredige gevolgen heeft voor eiser. De rechtbank wijst erop dat het Uwv in zijn besluitvorming niet heeft gekeken naar de bijzondere omstandigheden van eiser, die door de herziening en terugvordering onder het bestaansminimum is gekomen. De rechtbank geeft het Uwv de gelegenheid om de geconstateerde gebreken in de besluitvorming te herstellen en stelt een termijn van zes weken in voor dit herstel. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op de beroepen.