In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de korting van zijn loon op de WW-uitkering over de maand mei 2021. Het primaire besluit van het Uwv, dat op 19 augustus 2021 werd genomen, leidde tot een korting van € 1.194,79 op de WW-uitkering van eiser. Dit besluit werd bevestigd in het bestreden besluit van 28 september 2021. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.B. de Jong, betwistte de korting en stelde dat zijn werkgever, Uitzendkoning, de loonaangifte niet correct had gedaan. Eiser werkte in mei 2021 slechts op de 28e en 29e, maar zijn werkgever had het loon over een langere periode onjuist opgegeven.
De rechtbank heeft op 20 april 2022 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het Uwv niet in overeenstemming heeft gehandeld met de Beleidsregels UWV gebruik polisgegevens 2018, omdat eiser heeft aangetoond dat de gegevens in de polisadministratie onjuist zijn. De rechtbank stelt vast dat het loon dat in juni 2021 aan eiser is betaald, ten onrechte in mindering is gebracht op de WW-uitkering over mei 2021. Dit leidt tot een kennelijk onredelijk resultaat, aangezien het loon dat in juni is verdiend, niet in mindering had mogen worden gebracht op de uitkering van mei.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waardoor het Uwv verplicht is het griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden en een proceskostenvergoeding van € 1.518,- aan eiser te betalen. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2022.