ECLI:NL:RBNNE:2023:525

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
220086
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van portretfoto's en schadevergoeding in kort geding

In deze zaak heeft de eisende partij, [eisende partij], een kort geding aangespannen tegen de vereniging LEEFBAAR MIDDEN-GRONINGEN (LMG) vanwege het gebruik van zijn portretfoto's zonder toestemming. De procedure begon met een dagvaarding en verschillende producties werden ingediend, waaronder een akte wijziging van eis. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 februari 2023. De eisende partij vorderde onder andere de verwijdering van zijn portretfoto's van de website en Facebookpagina van LMG, alsook schadevergoeding en proceskosten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eisende partij geen redelijk belang had om zich te verzetten tegen de publicatie van zijn portret, aangezien hij zelf ook foto's op zijn eigen Facebookpagina had geplaatst. De rechter concludeerde dat er geen expliciete of impliciete toestemming was gegeven voor het gebruik van de foto's door LMG. De vorderingen van de eisende partij werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten van LMG, die in totaal € 2.380,00 bedroegen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A.B. Faber-Siermann op 17 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: C/18/220086 / KG ZA 23-6
Vonnis in kort geding van 17 februari 2023
in de zaak van
[eisende partij],
te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij],
advocaat: mr. T.A. Bode te Zwolle,
tegen
de vereniging LEEFBAAR MIDDEN-GRONINGEN,
te Sappemeer,
gedaagde partij,
hierna te noemen: LMG,
advocaat: mr. A. Melsen te Assen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de akte wijziging van eis alsmede overlegging producties van 3 februari 2023 van [eisende partij],
- de akte overlegging producties van 6 februari 2023 van LMG,
- de mondelinge behandeling van 7 februari 2023 waarbij door de griffier aantekeningen zijn gemaakt van hetgeen is besproken,
- de spreekaantekeningen van [eisende partij],
- de spreekaantekeningen van LMG.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
In 2022 is de politieke partij Boer Burger Bondgenoot-Leefbaar Midden Groningen (hierna: BBB-LMG) opgericht als resultaat van de samenwerking tussen de politieke partijen LMG en Boer Burger Bondgenootschap (hierna: BBB).
2.2.
BBB-LMG nam deel aan de gemeenteraadsverkiezingen van 16 maart 2022.
2.3.
[eisende partij] stelde zich ten behoeve van de gemeenteraadsverkiezingen in 2022 voor BBB-LMG kandidaat teneinde een zetel in de gemeenteraad te bemachtigen.
2.4.
Om stemmen te verkrijgen, diende [eisende partij] zich voor te stellen aan het publiek. Hiertoe is namens BBB-LMG promotiemateriaal gemaakt bestaande uit onder meer een portretfoto van [eisende partij] en groepsfoto’s van de kandidaten van BBB-LMG, waaronder [eisende partij].
2.5.
De foto’s zijn gebruikt voor promotie zowel online als offline. De foto’s zijn afgedrukt op posters en spandoeken. Verder zijn de foto’s geplaatst op de website van BBB-LMG en haar Facebookpagina.
2.6.
Nadat BBB-LMG de groepsfoto op haar Facebookpagina plaatste, heeft [eisende partij] de betreffende foto ook op zijn eigen Facebookpagina geplaatst.
2.7.
BBB-LMG heeft zes zetels behaald. [eisende partij] heeft geen zetel in de gemeenteraad bemachtigd.
2.8.
Enige tijd na de verkiezingen heeft BBB de samenwerkingsovereenkomst met LMG opgezegd en is een afsplitsing van de partij onder de naam Boer & Burgerpartij Midden-Groningen verder gegaan (hierna: BB MG).
2.9.
[eisende partij] heeft op 15 april 2022 zijn lidmaatschap bij LMG opgezegd waarna hij lid is geworden van BB MG.
2.10.
Na opzegging van het lidmaatschap door [eisende partij], heeft LMG foto’s waarop [eisende partij] te zien is en die op haar website en Facebookpagina zijn geplaatst, niet verwijderd.
2.11.
[eisende partij] heeft LMG meerdere malen verzocht en gesommeerd de foto’s van haar website en Facebookpagina te verwijderen. Hieraan heeft LMG geen gehoor gegeven.
2.12.
De door [eisende partij] op zijn eigen Facebookpagina geplaatste foto’s die namens BBB-LMG voor de gemeenteraadsverkiezingen zijn gemaakt, hebben in ieder geval tot 7 februari 2023 op zijn pagina gestaan. Daarnaast hebben tot dat moment foto’s op de Facebookpagina van [eisende partij] gestaan waarop hij poseert bij campagne uitingen ten behoeve van de verkiezingen in het voorjaar van 2022 en zijn lidmaatschap bij BBB-LMG.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert na vermeerdering van eis - samengevat - LMG te veroordelen om iedere inbreuk op zijn portretrecht, in het bijzonder van de tijdens zijn lidmaatschap door LMG gemaakte foto’s zoals overgelegd als productie 2 bij de dagvaarding, te staken (verwijderen) en gestaakt (verwijderd) te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Verder vordert [eisende partij] de veroordeling van LMG tot betaling van een schadevergoeding van € 1.000,00, de buitengerechtelijke incassokosten, begroot op € 9.123,06, en proceskosten.
3.2.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten legt [eisende partij] aan die vorderingen de stelling ten grondslag, beknopt weergegeven, dat LMG zonder zijn toestemming zijn portret gebruikt op haar website en Facebookpagina en hij een redelijk belang heeft zich daartegen te verzetten als bedoeld in artikel 21 van de Auteurswet (Aw).
3.3.
LMG voert tegen de vorderingen van [eisende partij] gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ligt in de aard van de vordering, het verwijderen van foto’s van [eisende partij] van de website en Facebookpagina van LMG, het spoedeisend belang van [eisende partij] besloten zodat hij in zoverre kan worden ontvangen. Dat de foto’s reeds een jaar door LMG online worden gepubliceerd, kan daar niet zonder meer iets aan afdoen. Tegen de vermeerdering van eis heeft LMG geen bezwaren geuit. Omdat de voorzieningenrechter deze ambtshalve ook niet aanwezig acht, zal op de vermeerderde eis worden beslist.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt het volgende voorop. Ingevolge artikel 21 Aw is openbaarmaking van een niet in opdracht vervaardigd portret ongeoorloofd voor zover een redelijk belang van de geportretteerde zich tegen openbaarmaking verzet. Deze norm richt zich niet alleen tot de maker, maar evenzeer tot derden. [1] Een redelijk belang als bedoeld in artikel 21 Aw kan zowel zien op persoonlijke (privacy)belangen als op commerciële belangen. De geportretteerde zal in beginsel bijvoorbeeld steeds een redelijk belang hebben om zich te verzetten tegen gebruik van zijn portret als ondersteuning van een commerciële reclame-uiting. De opname van een portret in een reclame voor een product of dienst heeft immers tot gevolg dat de geportretteerde door het publiek geassocieerd zal worden met dat product of die dienst, waarbij het publiek in het algemeen - en doorgaans terecht - ervan uit zal gaan dat het gebruik van het portret niet zal zijn geschied zonder toestemming van de geportretteerde en de opname van het portret in de reclame-uiting zal opvatten als een blijk van publieke ondersteuning van het product of de dienst door de geportretteerde. Op deze gronden is het op een dergelijke wijze gebruiken van een portret in beginsel aan te merken als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de geportretteerde. [2]
4.2.1.
Uit het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, dat naar zijn inhoud mede door artikel 8 EVRM wordt bepaald, vloeit voort dat indien door de openbaarmaking van een portret op dit recht inbreuk wordt gemaakt, in beginsel sprake is van een redelijk belang van de geportretteerde als bedoeld in artikel 21 Aw dat zich tegen die openbaarmaking verzet. [3]
4.2.2.
Voor de beoordeling van de vraag of openbaarmaking jegens de geportretteerde onrechtmatig is, moet een afweging worden gemaakt in het kader van het door artikel 8 EVRM beschermde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en van het door artikel 10 EVRM beschermde recht op vrijheid van meningsuiting en informatievrijheid, welke afweging met inachtneming van alle bijzonderheden van het gegeven geval ertoe strekt na te gaan welk van de betrokken belangen het zwaarst weegt. [4] Bij deze afweging kunnen van belang zijn de persoon van de geportretteerde, de plaats en de wijze van totstandkoming van de afbeelding, de aard en mate van intimiteit waarin de geportretteerde is afgebeeld, het karakter van de afbeelding, de context van de publicatie, de juistheid van de overige in de publicatie verstrekte informatie, alsmede het maatschappelijk belang, de nieuwswaarde of informatieve waarde van de openbaarmaking hiervan.
4.2.3.
Personen die bekendheid of publieke belangstelling genieten, mogen ook legitieme verwachtingen hebben als het gaat om de eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer. [5] Daarbij komt dat de aan artikel 8 EVRM te ontlenen bescherming niet is beperkt tot privé-activiteiten, maar ook mogelijk is ten aanzien van professionele of zakelijke activiteiten. [6]
4.2.4.
In geval van onrechtmatige openbaarmaking kan de geportretteerde verschillende vorderingen instellen, waaronder, naast schadevergoeding op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW), een verbod op (verdere) openbaarmaking (artikel 3:296 BW in verbinding met artikel 6:162 BW of artikel 21 Aw).
4.2.5.
Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen, oordeelt de voorzieningenrechter als volgt.
4.3.
De voorzieningenrechter gaat er in dit kort geding van uit, nu niet anders is gesteld of gebleken, dat het portret van [eisende partij] niet in zijn opdracht is vervaardigd nu de opdracht werd gegeven door BBB-LMG die hiervoor een professionele fotograaf heeft ingeschakeld. Een portret als bedoeld in artikel 21 Aw is een afbeelding, op welke wijze ook vervaardigd, van een persoon die in deze afbeelding kan worden herkend. [7] Ingevolge het bepaalde in artikel 21 Aw ligt derhalve ter beoordeling voor of de openbaarmaking van het portret van [eisende partij] niet geoorloofd is omdat een redelijk belang van [eisende partij] zich hiertegen verzet. Indien voorshands komt vast te staan dat [eisende partij] toestemming heeft gegeven voor de openbaarmaking, wordt hij geacht tegen de publicatie van zijn portret geen redelijk belang te hebben.
4.4.
LMG voert aan dat [eisende partij] expliciet dan wel impliciet toestemming heeft gegeven voor de publicatie van zijn foto’s. Dit wordt door [eisende partij] weersproken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, gelet op het gemotiveerde verweer daartoe van [eisende partij], niet is gebleken van expliciete toestemming door [eisende partij] tot publicatie van zijn portret.
Impliciete toestemming voor het onbeperkte gebruik van de foto’s door LMG is in het kader van dit kort geding evenmin voorshands komen vast te staan. Het meewerken aan het laten maken van zijn portretfoto is hiervoor op zichzelf genomen onvoldoende. Het meewerken aan het zich laten portretteren is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gelijk te stellen aan het geven van toestemming voor het (onbeperkte) gebruik van de foto’s door LMG. [8] Ditzelfde geldt voor het feit dat [eisende partij] zich kandidaat heeft gesteld voor het bekleden van een ambtelijke functie. Ook hieruit kan naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter niet zonder meer worden opgemaakt dat [eisende partij] toestemming heeft gegeven voor het (onbeperkte) gebruik van zijn foto’s door LMG.
4.5.
Voor zover al geconcludeerd zou moeten worden dat er sprake is van impliciete toestemming, hetgeen in dit kort geding niet is komen vast te staan, kent een dergelijke toestemming bovendien grenzen. De reikwijdte van die toestemming strekt enkel zover als overeengekomen dan wel overeengekomen kan worden geacht. LMG heeft in dat licht niet aannemelijk gemaakt dat [eisende partij] deze wijze van voortgezet gebruik van de foto’s door LMG, dat wil zeggen na opzegging van zijn lidmaatschap het niet staken van de publicatie op de website en Facebookpagina van LMG, heeft kunnen voorzien.
De voorzieningenrechter overweegt in dit verband dat het op de weg van LMG lag om na de opzegging na te gaan of hij instemde met voortzetting van het gebruik van zijn foto’s. Weliswaar heeft er geen arbeidsrechtelijke relatie bestaan tussen LMG en [eisende partij], maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat juist in een politieke setting zoals in de gegeven omstandigheden aan de orde is, het vragen van bevestiging voor de hand lag. De foto’s van [eisende partij] zijn immers gemaakt in het kader van zijn lidmaatschap en kandidaatstelling van BBB-LMG. Dit klemt temeer nu [eisende partij] thans lid is van een andere politieke partij en voor deze partij momenteel actief is als commissielid.
4.6.
Nu niet is gebleken dat [eisende partij] toestemming heeft gegeven voor de publicatie van zijn portret, ligt de vraag voor of [eisende partij] een redelijk belang heeft om zich tegen publicatie te verzetten.
4.6.1.
[eisende partij] stelt zich op het standpunt dat hij een redelijk belang heeft, zoals het recht op privacy ter bescherming van zijn eer en goede naam en/of een financieel belang. [eisende partij] is op de foto’s goed herkenbaar. Volgens [eisende partij] wordt hij, door de publicaties door LMG, ten onrechte geassocieerd met de activiteiten en het gedachtegoed van LMG terwijl hier juist geen sprake meer van is. [eisende partij] heeft zich immers afgesplitst en is lid geworden van een andere politieke partij.
4.6.2.
LMG stelt hiertegenover dat haar belang bij voortgezette publicatie van de foto’s prevaleert op grond van artikel 10 EVRM. Het publiceren van de foto’s heeft volgens LMG zowel een informerende functie ten aanzien van de stemmen die zijn uitgebracht op de kandidaten namens BBB-LMG als een archieffunctie in dat kader. Verder voert LMG aan dat niet is gebleken dat [eisende partij] een financieel belang heeft. Bovendien, zo voert LMG aan, heeft [eisende partij] de betreffende foto’s ook zelf op zijn Facebookpagina staan zodat zijn stelling dat hij niet langer met LMG geassocieerd wil worden, niet opgaat.
4.6.3.
De voorzieningenrechter is met LMG van oordeel dat van een redelijk belang aan de zijde van [eisende partij] niet is gebleken. Hiertoe wordt overwogen dat [eisende partij] tot op de dag van de mondelinge behandeling de in het geding zijnde foto’s alsmede andere foto’s waarop een zichtbare link met BBB-LMG is te zien openbaar op zijn Facebookpagina heeft staan. [eisende partij] werkt derhalve in ieder geval tot en met 7 februari 2023 zelf ook mee aan de openbaarmaking van zijn portretten en de associatie tussen hem en (thans) LMG. Desgevraagd heeft [eisende partij] ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard dat hij er niet van op de hoogte was dat deze foto’s nog op zijn Facebookpagina te zien waren en dat hij ‘niet handig is’ met dit medium. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn dit echter omstandigheden die voor zijn rekening en risico komen. Dit heeft tot gevolg dat van een redelijk belang aan de zijde van [eisende partij] als omschreven in artikel 21 Aw in dit kort geding niet is gebleken. In dit licht behoeft het belang van LMG bij voortgezette publicatie van de foto’s geen bespreking meer. De vordering van [eisende partij] tot het verwijderen en verwijderd houden van zijn foto’s op de website en Facebookpagina van LMG zal worden afgewezen.
4.7.
Gelet op voormeld oordeel, komt de voorzieningenrechter niet toe aan de vraag of [eisende partij] aanspraak kan maken op schadevergoeding dan wel vergoeding van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Deze vorderingen zullen worden afgewezen.
4.8.
[eisende partij] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van LMG als volgt vastgesteld:
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal
2.380,00
4.9.
Gezien op de aard van deze procedure ziet de voorzieningenrechter, tegen de achtergrond van hetgeen in artikel 258 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald, aanleiding de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eisende partij] af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van LMG tot dit vonnis vastgesteld op € 2.380,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2023.
596/eh

Voetnoten

1.HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA2788 (Cruijff/Tirion)
2.HR 2 mei 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2364 (Discodanser)
3.HR 1 juli 1988, ECLI:NL:PHR:1988:AB7688 (Vondelpark) en HR 2 mei 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2364 (Discodanser)
4.HR 21 april 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1240 (Ferdi E.)
5.EHRM 24 juni 2004, ECLI:NL:XX:2004:AQ6531 (Caroline von Hannover/Duitsland I)
6.EHRM 5 oktober 2010, ECLI:NL:XX:2010:BP3541 (Köpke/Duitsland)
7.HR 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:621 (Max Verstappen/Picnic)
8.Zie ook Rechtbank Noord-Holland, 22 mei 2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:4245