Uitspraak
wonende te Monte Carlo, Monaco,
gevestigd te Luxemburg, Luxemburg,
gevestigd te Amsterdam,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
22 april 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door Max Emilian Verstappen en Mavic S.À.R.L. tegen Picnic B.V. De zaak draait om de vraag of een lookalike van Verstappen, die in een filmpje van Picnic te zien is, kan worden aangemerkt als een portret van Verstappen in de zin van artikel 21 van de Auteurswet. Verstappen en Mavic vorderden een verklaring voor recht dat Picnic onrechtmatig had gehandeld door het openbaar maken van het portret van Verstappen en vroegen om schadevergoeding. De rechtbank had de vorderingen van Verstappen toegewezen, maar het gerechtshof Amsterdam vernietigde dit vonnis en wees de vorderingen af. Het hof oordeelde dat de weergave van de lookalike niet als portret van Verstappen kon worden aangemerkt, omdat het voor de kijker duidelijk was dat het niet om Verstappen zelf ging, maar om een persiflage.
De Hoge Raad heeft het oordeel van het hof echter verworpen. Volgens de Hoge Raad kan een afbeelding van een lookalike onder bepaalde omstandigheden wel degelijk als een portret worden aangemerkt, vooral als de mogelijkheid tot herkenning is vergroot door de wijze van presentatie. De Hoge Raad oordeelde dat het hof een onjuiste rechtsopvatting had en dat er wel degelijk sprake was van een portret van Verstappen. De zaak is terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling en beslissing, waarbij de belangenafweging die voortvloeit uit artikel 21 van de Auteurswet opnieuw moet worden gemaakt. De Hoge Raad heeft Picnic ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.