Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
In september 2021 komt er via een informant informatie binnen bij het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI) dat er in vier woningen van verdachte en zijn familieleden minstens honderdduizend euro cash geld zou liggen en dat dit zou zijn verdiend met de handel in cocaïne. Deze melding wordt aangemerkt als betrouwbaar en is de aanleiding om deze woningen vervolgens te betreden en te doorzoeken. In de woning wordt een geldbedrag van 14.275 euro aangetroffen, geseald in een plastic zak en vast getaped onder een speelgoedauto. Gelet op de hoogte van dit geldbedrag, de vindplaats en de verklaring van de partner van de verdachte dat ze niet op de hoogte was van het aangetroffen geldbedrag kan het witwasvermoeden worden aangenomen. De verdachte heeft, zowel bij de politie als op de terechtzitting van vandaag, geen concrete en verifieerbare verklaring voor dit aangetroffen geldbedrag gegeven. De raadsvrouw van verdachte heeft in een dusdanig laat stadium bankafschriften overgelegd, dat niet van het Openbaar Ministerie gevraagd kan worden om deze stukken nog te verifiëren. Daarnaast is het niet aannemelijk dat de verdachte een dergelijk groot geldbedrag heeft gespaard terwijl hij ook meerdere schulden had. Deze omstandigheden maken dat de verdachte wist, al dan niet had moeten weten, dat het geld een illegale herkomst had. Concluderend kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetwitwassen, nu hij dit geldbedrag voorhanden heeft gehad en de vindplaats heeft verborgen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Zij heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de doorzoeking van de woning van de verdachte als onrechtmatig beschouwd dient te worden, waardoor bewijsuitsluiting dient te volgen.
Subsidiair heeft zij bepleit dat het witwasvermoeden niet kan worden aangenomen, aangezien uit het dossier niet blijkt dat er een direct verband gelegd kan worden tussen een bepaald misdrijf en het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag.
Meer subsidiair acht de verdediging de verklaring van verdachte over de herkomst van het geldbedrag logisch, betrouwbaar en verifieerbaar.
Oordeel van de rechtbank
(On)rechtmatigheid binnentreding en doorzoeking
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier vast dat het opsporingsonderzoek dat aan deze zaak ten grondslag ligt, is gestart op basis van een TCI-melding. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan een verdenking van een overtreding van de Wet wapens en munitie worden aangenomen op basis van aan de politie verstrekte TCI-informatie.
1Daarbij is het doorgaans gewenst dat zo mogelijk enig nader onderzoek plaatsvindt ter verificatie van die informatie. De kwaliteit van de verstrekte gegevens is beslissend voor de vraag of zij zonder meer aanleiding mochten geven tot het instellen van een onderzoek of dat zij eerst nog ondersteuning behoefden. De Hoge Raad heeft ook ten aanzien van de Opiumwet bepaald dat een verdenking kan worden aangenomen op basis van een CIE-melding.
2In dit kader heeft de Hoge Raad in zijn algemeenheid overwogen dat er geen rechtsregel aan in de weg staat dat de politie anonieme informatie gebruikt als startinformatie voor een opsporingsonderzoek.
3Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een verdenking van een misdrijf zoals bedoeld in artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering, ook kan ontstaan op basis van enkel anonieme informatie. Als er door de politie geen nader onderzoek is gedaan, zal wel altijd gekeken moeten worden of de kwaliteit van de anoniem verstrekte gegevens zodanig is dat zij de verdenking zelfstandig kan dragen.
In de onderhavige strafzaak is de rechtbank van oordeel dat de beschikbare informatie ten tijde van het binnentreden de verdenking van witwassen voldoende was om gebruik te kunnen maken van de bevoegdheid van artikel 96 Sv. De TCI-melding is voldoende specifiek en concreet. De naam van de broer van verdachte wordt genoemd. Daarnaast wordt de straat en woonplaats van verdachte genoemd. Ook van andere familieleden worden de straat en woonplaats in de melding vermeld. Bovendien weegt de rechtbank mee dat in het proces-verbaal is vermeld dat de betrouwbaarheid van de informant en de juistheid van de informatie is onderzocht. Gelet op de bij de verbalisant bekende achtergrond van de informant en de door hem aangedragen gegevens, is de conclusie getrokken dat de verstrekte informatie als betrouwbaar kan worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank levert deze informatie voldoende feitelijke grondslag op voor het binnentreden en de daaropvolgende doorzoeking van de woning zonder toestemming van verdachte. Gelet hierop verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsvrouw en acht zij de binnentreding van de woning van verdachte rechtmatig.
Vrijspraak
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat het feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel afkomstig uit enig misdrijf is voldoende dat op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf, bijvoorbeeld omdat het niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Het is dus niet vereist dat is komen vast te staan uit welk nauwkeurig aangeduid misdrijf het voorwerp afkomstig is. De eerste vraag die in dit kader moet worden beantwoord is of er sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Voor dit gerechtvaardigd witwasvermoeden moet het Openbaar Ministerie voldoende feiten en omstandigheden aandragen. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt dit in de onderhavige zaak. Het enkele feit dat een aanzienlijk contant geldbedrag op een ongebruikelijke plek is aangetroffen, maakt niet dat hieruit afgeleid kan worden dat het geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf. Uit het dossier volgen geen andere feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat het geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf. Het Openbaar Ministerie heeft niet aan haar stelplicht voldaan en verdachte zal van het hem tenlastegelegde worden vrijgesproken.