ECLI:NL:HR:2009:BJ8622
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
CIE-informatie als grondslag voor doorzoeking woning en de toetsing van de rechtmatigheid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1959, was in cassatie gegaan tegen de veroordeling die voortvloeide uit een doorzoeking van zijn woning en schuren op 2 november 2004. De doorzoeking was gebaseerd op informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE), die meldde dat de verdachte in het bezit was van vuurwapens en harddrugs. De verdachte voerde aan dat de doorzoeking niet rechtmatig was, omdat de CIE-informatie onvoldoende was om deze te rechtvaardigen. Het Hof had echter geoordeeld dat de CIE-informatie betrouwbaar was en dat deze informatie kort voor de doorzoeking beschikbaar was gesteld aan de politie. De Hoge Raad oordeelde dat de feitenrechter in belangrijke mate verantwoordelijk is voor de weging van de omstandigheden van het geval en dat het oordeel van de feitenrechter in cassatie slechts in beperkte mate kan worden getoetst. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze tot elf maanden en twee weken, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad concludeerde dat de redelijke termijn van art. 6 EVRM was overschreden, wat leidde tot de vermindering van de straf. De overige middelen van de verdachte konden niet tot cassatie leiden.