ECLI:NL:HR:2011:BP8497

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03642
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdenking van overtreding van de Opiumwet op basis van anonieme informatie en de rechtmatigheid van doorzoekingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van wapens en munitie, en de vraag was of het bewijs dat tegen hem was verzameld rechtmatig was verkregen. De verdenking van overtreding van de Opiumwet was gebaseerd op anonieme informatie die was verstrekt aan de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE). De rechter-commissaris had op basis van deze informatie toestemming gegeven voor doorzoekingen in de woning en de auto van de verdachte.

De Hoge Raad oordeelde dat de rechter-commissaris voldoende reden had om aan te nemen dat er een redelijke verdenking bestond op het moment van de doorzoekingen. Dit oordeel was niet onbegrijpelijk, ook al was de grote hoeveelheid drugs die in de melding werd genoemd niet aangetroffen. De verdediging had aangevoerd dat het bewijs onrechtmatig was verkregen, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld zou zijn geweest. De Hoge Raad verwierp dit verweer en bevestigde dat de doorzoekingen rechtmatig waren, aangezien de rechter-commissaris op basis van de CIE-informatie had gehandeld.

De uitspraak benadrukt het belang van anonieme informatie in het strafrecht en de rol van de rechter-commissaris bij het beoordelen van de rechtmatigheid van doorzoekingen. De Hoge Raad concludeerde dat de doorzoekingen en de daaropvolgende inbeslagnames rechtmatig waren, en dat het bewijs tegen de verdachte dus niet uitgesloten kon worden. Het beroep in cassatie werd verworpen, en de eerdere uitspraak van het Gerechtshof bleef in stand.

Uitspraak

29 november 2011
Strafkamer
Nr. 09/03642
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 17 augustus 2009, nummer 21/002461-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D. Greven, advocaat te Almelo, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de verwerping door het Hof van het verweer dat het bewijs onrechtmatig is verkregen.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. hij op of omstreeks 18 maart 2008, in de gemeente Almelo, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Sig-Sauer, type P220, kaliber 9 mm), en munitie van categorie III, te weten 9, althans een of meer patro(o)n(en) (kaliber 9 mm Luger), voorhanden heeft gehad;
2. hij op of omstreeks 18 maart 2008, in de gemeente Almelo, een wapen van categorie I, onder 3°, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad."
2.3. Het Hof heeft het in middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Door de raadsvrouw van verdachte is betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat het bewijs tegen verdachte op onrechtmatige wijze zou zijn verkregen nu er ten tijde van de doorzoeking geen redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit ten aanzien van verdachte bestond, zodat de resultaten van de doorzoeking van de woning en de auto van het bewijs moeten worden uitgesloten. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat alleen de CIE-informatie onvoldoende is om een redelijk vermoeden als hiervoor bedoeld aan te nemen. Er hadden dus geen dwangmiddelen toegepast mogen worden.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen. Door de raadsvrouw is betoogd dat de huiszoeking heeft plaatsgevonden op basis van artikel 9 van de Opiumwet. Evenals de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de stukken die na de terechtzitting van het hof van 1 december 2008 aan het dossier zijn toegevoegd, bevestigen dat de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie ter inbeslagneming de woning heeft doorzocht. Deze bevoegdheid komt de rechter-commissaris toe op grond van artikel 110 van het Wetboek van Strafvordering. Nu het een huiszoeking op gezag van de rechter-commissaris betreft, mag het hof als zittingsrechter de be-slissing daartoe slechts marginaal toetsen. Het hof dient te beoordelen of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn oordeel omtrent de vordering tot doorzoeking ter inbeslagneming heeft kunnen komen. De rechter-commissaris heeft naar het oordeel van het hof op grond van de vordering van de officier van justitie en het daarbij overgelegde proces-verbaal omtrent de CIE-informatie, welke als betrouwbaar was aangemerkt, in redelijkheid tot de beslissing tot doorzoeking van de woning van verdachte (hetgeen ook het doorzoeken van bij verdachte in gebruik zijnde voertuigen impliceert) kunnen komen. Nu de doorzoeking van de woning en de auto rechtmatig zijn geweest, ziet het hof geen aanleiding om de resultaten van de doorzoekingen van het bewijs uit te sluiten."
2.4. Tot de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding behoren:
1. een proces-verbaal van politie van 18 maart 2008, inhoudende:
"Hierbij verklaar ik, [verbalisant 1], hoofdinspecteur van politie, chef van de Criminele Inlichtingen Eenheid van de Politie Twente, het volgende:
Bij de Criminele Inlichtingen Eenheid van de Politie Twente is in de maand maart 2008 informatie binnengekomen dat:
- [verdachte] een grote hoeveelheid weed thuis zou hebben.
De mij bekende gegevens omtrent de achtergrond van de informant, bezien in samenhang met de door de informant aangedragen informatie, brengen mij tot de conclusie dat:
* De verstrekte informatie als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
Uit een ingesteld onderzoek, het raadplegen van geautomatiseerde systemen, blijkt dat de informatie betrekking heeft op:
* [verdachte], geboren [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats], wonende [a-straat 1] te [woonplaats].
Dit proces-verbaa1 is niet bestemd om te dienen als bewijsmiddel in een strafzaak."
2. een proces-verbaal van politie van 15 april 2008, inhoudende:
"In aanvulling op het eerder door mij [verbalisant 2], inspecteur van politie, regio Twente, opgemaakte proces verbaal van dinsdag 25 maart 2008, betreffende de informatie zoals deze aan mij bekend is geworden, met betrekking tot het aanwezig hebben van verdovende middelen en word door mij aangevuld met het onderstaande informatie.
De aangereikte informatie werd door de CIE geclassificeerd als betrouwbare, op basis waarvan door mij, verbalisant, het verzoek is gedaan door de Officier van Justitie voor doorzoeking in de woning, perceel [a-straat 1] [plaats].
Een kopie van het proces-verbaal met de CIE-info opgemaakt door [verbalisant 1] wordt bij dit proces-verbaal gevoegd.
Waarvan door mij op ambtseed is opgemaakt dit proces-verbaal, gesloten en getekend op dinsdag 15 april 2008.
[verbalisant 2] Inspecteur van Politie Twente."
3. een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, inhoudende:
"Op 18 maart 2008 heeft mr. H.W.H. Oude Aarninkhof, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken, op mondelinge vordering van de officier van justitie te Almelo, doorzoeking ter inbeslagneming gedaan in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, wonende te [a-straat 1] te [plaats].
De rechter-commissaris was voortdurend vergezeld van [...] en [...] als griffier. [Verbalisant 2] was aanwezig als hulpofficier van justitie.
Bij haar binnentreden heeft de rechter-commissaris zich als zodanig gelegitimeerd tegenover [verdachte] en zijn echtgenote [betrokkene 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, hen het doel van binnentreden meegedeeld, [verdachte] de cautie gegeven en [betrokkene 1] gewezen op haar verschoningsrecht. De rechter-commissaris heeft telefoonverkeer gedurende de doorzoeking verboden.
De rechter-commissaris is met [verdachte] door de woning gelopen om een beeld te krijgen van de situatie in de woning. Hierbij heeft [verdachte] de rechter-commissaris gewezen op restanten van coke op een plank in de ouderlijke slaapkamer.
Desgevraagd verklaarde [verdachte] geen drugs of wapens in huis te hebben. Wel is er een geldbedrag van 400 a 500 euro aanwezig en liggen er gripzakjes in de keukenla. De gripzakjes zijn door [verdachte] aangewezen.
Aansluitend heeft de rechter-commissaris de doorzoeking te 17.40 uur geopend.
De rechter-commissaris deed zich op voet van artikel 110 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering vergezellen van de opsporingsambtenaren: [verbalisant 2], [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6], [betrokkene 7], [betrokkene 8] en 3 stagiaires van de regiopolitie Twente.
Voor de woning stond een rode Ford Escort met kenteken [00-00-00] en een aanhangwagen. [Verdachte] verklaarde dat de aanhangwagen van hem was en dat hij en zijn vrouw gebruik maken van de auto. De auto behoort hen niet in eigendom toe.
Op een plank in de vaste kast op de ouderlijke slaapkamer lagen 20 bankbiljetten van € 20. [Verdachte] verklaarde desgevraagd dat het geld van hem was en dat hij dat had gespaard.
In een mand naast het bed op de ouderlijke slaapkamer lagen 64 bankbiljetten van € 10. [Betrokkene 1] verklaarde desgevraagd dat het geld van haar was.
Het hierboven genoemde geld is geteld door de rechter-commissaris in het bijzijn van [verdachte]. Het geld is nageteld door één van de opsporingsambtenaren. De griffier heeft een notitie gemaakt van het tellen van het geld. Hierop is door de rechter-commissaris, de griffier en [verdachte] een handtekening geplaatst (bijlage 2). De rechter-commissaris heeft het geld niet in beslag genomen.
[Verdachte] heeft 2 gripzakjes uit de keukenla gehaald. Hij verklaarde dat in het ene zakje manitol zit en in het andere zakje speed heeft gezeten.
In de woning is een vuurwapen in de Ford Escort een ploertendoder aangetroffen. [Verdachte] verklaarde dat de ploertendoder van hem was. Over het vuurwapen wilde hij niets zeggen. De politie zal hiervan afzonderlijk proces-verbaal opmaken.
[Verdachte] is hierop aangehouden en overgebracht naar een bureau van de politie.
De rechter-commissaris heeft de op de aangehechte beslaglijst (bijlage 1) vermelde zaken in beslag genomen en voor onderzoek overgedragen aan de opsporingsambtenaren.
De rechter-commissaris heeft de doorzoeking te 18.45 uur persoonlijk gesloten."
4. een als bijlage bij voormeld proces-verbaal gevoegde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, inhoudende onder meer dat in een keukenla "1 zakje met speed" is aangetroffen.
2.5. Vooropgesteld moet worden dat verdenking van overtreding van de Opiumwet kan worden aangenomen op basis van anoniem aan de politie verstrekte informatie. Die informatie was in het onderhavige geval vervat in een melding aan de Criminele Inlichtingen Eenheid van de Politie Twente. In 's Hofs overwegingen ligt besloten dat ten tijde van de doorzoeking van de woning en de auto van de verdachte door de Rechter-Commissaris voldoende verdenking bestond ter zake van overtreding van de Opiumwet. Dat oordeel is in het licht van de hiervoor weergegeven stukken niet onbegrijpelijk. De omstandigheid dat bij de doorzoeking niet de grote hoeveelheid weed is aangetroffen waarvan in de melding sprake was, doet daaraan niet af.
2.6. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 29 november 2011.