ECLI:NL:RBNNE:2023:5064

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
LEE 22/940
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Europees bestuursrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek om inzage in persoonsgegevens op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 22 november 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van Het Hogeland beoordeeld. Eiseres had een verzoek ingediend op basis van artikel 12 en 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) om inzage in haar persoonsgegevens. De rechtbank oordeelt dat het college niet heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de AVG. Het college heeft onvoldoende transparantie geboden over de verwerkingen van persoonsgegevens, waardoor eiseres niet in staat is om haar rechten, zoals rectificatie of vergetelheid, effectief uit te oefenen. De rechtbank vernietigt het besluit op bezwaar van 10 januari 2022 en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens wordt het college veroordeeld tot betaling van het griffierecht en een schadevergoeding aan eiseres wegens overschrijding van de redelijke termijn van behandeling. De rechtbank benadrukt dat de informatie die aan eiseres verstrekt moet worden, begrijpelijk en toegankelijk moet zijn, en dat het college de bewaartermijnen van persoonsgegevens duidelijk moet maken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/940

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van Het Hogeland, verweerder

(gemachtigden: W.K. de Wind en M. van Bolhuis)
en

de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit op bezwaar van het college van 10 januari 2022. Het besluit is genomen naar aanleiding van een verzoek van eiseres aan het college, gedateerd 17 juni 2021. Het verzoek is gebaseerd op de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). [1]
2. Deze uitspraak is als volgt opgebouwd. Rechtsoverweging:
  • 3. tot en met 3.7.: de procedure die heeft geleid tot het besluit op bezwaar naar aanleiding van het AVG-verzoek.
  • 4. tot en met 9.6.2.: overwegingen over het besluit op bezwaar dat door het college is genomen naar aanleiding van het AVG-verzoek.
  • 10. tot en met 10.2.: conclusie over het besluit op bezwaar dat door het college is genomen naar aanleiding van het AVG-verzoek.
  • 11. tot en met 12.3: overwegingen over het griffierecht en de proceskosten.
  • 13. tot en met 13.1.3.: overwegingen over het beroep van rechtswege tegen de dwangsombeschikking.
  • 14.: conclusie over het beroep van rechtswege tegen de dwangsombeschikking.
  • 15.: ambtshalve toekenning van immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke behandelingstermijn (artikel 6 van het EVRM).
De procedure die heeft geleid tot het besluit op bezwaar naar aanleiding van het AVG-verzoek
3. Uit dit verzoek is het volgende citaat afkomstig.
“Mogelijk verwerkt het college persoonsgegevens van mij. Concreet wil ik graag weten of u mijn persoonsgegevens verwerkt.
Verwerkt het college mijn persoonsgegevens? Dan wil ik graag inzage in de volgende gegevens
Alle gegevens die u van mij en over mij heeft.
Daarnaast vraag ik u aan mij, per gegeven te laten weten
 Wat het doel is van het bezit van mijn gegevens
 Wat het doel is van het gebruik van mijn gegevens
 Aan wie heeft u mijn gegevens eventueel verstrekt
 Wat is het doel geweest van deze verwerking van mijn gegevens
 Wat is/zijn de grondslag/grondslagen voor het verwerken van mijn gegevens
(Met betrekking tot de herkomst van de gegevens)
 Hoe heeft u deze gegevens gekregen
 Van wie heeft u deze gegevens gekregen
 Wanneer heeft u deze gegevens gekregen
 Wat is het doel geweest van deze verwerking van mijn gegevens
 Wat is/zijn de grondslag/grondslagen voor het verwerken van mijn gegevens
 Hoe lang gaat u de gegevens naar verwachting opslaan
Ik beroep me voor mijn verzoek op artikel 12 en 15 eerste lid van de Algemene Verordening gegevensbescherming (AVG).
Wat vraag ik aan u?
Ik ontvang graag van u binnen een maand kopieën van de persoonsgegevens die ik vraag en antwoord op bovenstaande vragen. […]”
3.1.
Bij brief van 21 juli 2021 heeft eiseres het college in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek van 17 juni 2021.
3.2.
Het college heeft op het AVG-verzoek gereageerd met het primaire besluit van 13 september 2021. Dit besluit is ondertekend door de gemeentesecretaris. Daarin is medegedeeld dat er een inventarisatie is gemaakt die heeft geresulteerd in een lijst van acht applicaties. Per applicatie is een ongedateerd overzicht verstrekt, bestaande uit een tabel. Per applicatie bevat de tabel de volgende opschriften:
a. Naam van de applicatie
b. Soort persoonsgegevens
c. Komt voor
d. Indien afwijkend
e. Hoe zijn de gegevens verkregen
f. Van wie zijn de gegevens verkregen
g. Doel bezit en gebruik gegevens
h. Gegevens verstrekt aan en reden
i. Grondslag verwerken gegevens
j. Bewaartermijn gegevens
3.3.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Op 3 december 2021 is zij ambtelijk gehoord. Met het besluit op bezwaar van 10 januari 2022 heeft het college het bezwaar ontvankelijk maar ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld en de gronden van het beroep aangevuld.
3.4.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3.5.
Bij besluit van 21 juli 2022 heeft het college de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij beschikking vastgesteld, omdat het niet tijdig op het verzoek heeft beslist. De hoogte is bepaald op € 1.397,–.
3.6.
De rechtbank heeft het beroep op 18 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigden van het college.
3.7.
De rechtbank heeft de Staat als partij aangemerkt in verband met de overschrijding van de redelijke behandelingstermijn.
Overwegingen over het besluit op bezwaar dat door het college is genomen naar aanleiding van het AVG-verzoek
4. Aan het besluit op bezwaar van het college van 10 januari 2022 is de volgende motivering ten grondslag gelegd.
“Motivering
[…]
U hebt zelf de persoonsgegevens waarvan u de verwerking wilde weten aangegeven in uw verzoek. Op basis daarvan is een intern bericht uitgegaan naar alle applicatiebeheerders binnen de gemeente Het Hogeland, met de opdracht te zoeken naar verwerkingen van de door u aangegeven persoonsgegevens. Daarbij is de beheerders een formulier verstrekt. Het resultaat van het onderzoek treft u aan in de bijlage bij het besluit van 13 september 2021.
[…]
Wij hebben, in reactie op uw verzoek, een overzicht gemaakt van de gegevens die wij van u hebben verwerkt.
[De gemeentesecretaris/directeur van de gemeente - rechtbank] is bevoegd te besluiten op AVG-verzoeken. Dit blijkt uit het mandaatbesluit. Uit artikel 3 van het mandaatbesluit blijkt namelijk dat er een open mandaat is verleend aan de gemeentesecretaris, met uitzondering van de onderwerpen van artikel 4 mandaatbesluit. Een AVG-besluit behoort niet tot de uitzonderingen van artikel 4 mandaatbesluit. Wel is de ondertekening van dit besluit niet helemaal juist. Daarin ontbreekt dat de bevoegdheid wordt uitgeoefend namens het college van Burgemeester en wethouders van Het Hogeland (artikel 6 lid 1 mandaatbesluit). Dit doet echter niks af aan de rechtmatigheid van het besluit, omdat het door de gemeentesecretaris is genomen onder open mandaat.
In het overzicht zijn alle gegevens opgenomen zoals de applicatiebeheerders deze zijn tegengekomen. Er is geen onderscheid gemaakt tussen de gegevens van de voormalige gemeenten en gemeente Het Hogeland.
Het besluit van 13 september 2021 voldoet aan de toepasselijke wet- en regelgeving en is op zorgvuldige wijze tot stand gekomen. Wij verklaren uw bezwaar ongegrond. Dit betekent dat onze beslissing van 13 september 2021 in stand blijft.”
Het besluit op bezwaar van het college is ondertekend door de burgemeester en de gemeentesecretaris.
5. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het besluit op bezwaar dat is genomen naar aanleiding van het inzageverzoek van eiseres. Dat verzoek is gebaseerd op artikel 12 en artikel 15 van de AVG. [2] Daarnaast beoordeelt de rechtbank de rechtmatigheid van het dwangsombesluit, waartegen het beroep zich van rechtswege richt. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke bepalingen van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, de verdragsbepalingen en wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Herhalen en inlassen van hetgeen in bezwaar is ingebracht
6. Eiseres brengt naar voren dat al hetgeen door haar in bezwaar (in schrift en op de hoorzitting) is ingebracht, als herhaald en ingelast kan worden beschouwd.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat het herhalen en inlassen van bezwaargronden niet leidt tot het doel dat eiseres daarmee beoogt. Zonder een gemotiveerde toelichting in de beroepsgronden – die ontbreekt – waaruit kan blijken dat, en waarom, het college het gestelde in de gronden van bezwaar niet adequaat bij zijn besluitvorming heeft betrokken, is er geen grond voor het oordeel dat het besluit op bezwaar de rechterlijke toets om die reden niet kan doorstaan.
Heeft het niet-ondertekenen van het primaire besluit gevolgen voor het besluit op bezwaar?
7. Eiseres stelt dat het primaire besluit niet is ondertekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, aanhef en eerste lid, van het Algemeen mandaatbesluit. [3] In dit verband verwijst zij naar ro. 2.4 van ECLI:NL:RBNNE:2021:2788. Zij verbindt daaraan de conclusie dat het primaire besluit niet rechtmatig is. Ook het besluit op bezwaar kan volgens haar niet in stand blijven, omdat het primaire besluit bewust in stand is gelaten.
7.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat de beslissing op bezwaar op de juiste manier is ondertekend. Met de erkenning van de onjuistheid van de ondertekening van het primaire besluit en de correcte ondertekening van de beslissing op bezwaar is deze omissie wat het college betreft voldoende gerepareerd. Van een onrechtmatigheid die tot gegrondverklaring van het bezwaar had moeten leiden is wat hem betreft geen sprake. Dat, doordat het bezwaar niet gegrond is verklaard, het beroep gegrond verklaard moet worden, is evenmin aan de orde. De formule van ondertekening levert geen bevoegdheidsgebrek op, omdat de gemeentesecretaris/algemeen directeur op zich wel bevoegd was, aldus het college.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond niet slaagt. Daartoe overweegt zij als volgt. De rechtbank beoordeelt het besluit op bezwaar, niet het primaire besluit. Bij de heroverweging van een besluit waartegen bezwaar is gemaakt mogen eventuele gebreken in het primaire besluit worden hersteld. [4] Dat geldt ook voor een gebrek dat eruit bestaat dat het primaire besluit niet is ondertekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, aanhef en eerste lid, van het Algemeen mandaatbesluit. Als een dergelijk gebrek in de beslissing op bezwaar is hersteld, dan volgt daaruit niet per se dat het college het primaire besluit niet mag handhaven. [5]
De wijze waarop het college heeft geantwoord op het verzoek om inzage
8. Tussen partijen is niet in geschil dat het college de verwerkingsverantwoordelijke is. [6] De rechtbank stelt vast dat eiseres geen beroepsgronden heeft gericht tegen de zoekslag die het college heeft gehanteerd bij de bevraging van zijn digitale systemen.
9. Eiseres brengt naar voren dat zij heeft verzocht om alle persoonsgegevens die door het college worden verwerkt. Volgens haar zijn niet alle gegevens verstrekt. Eiseres voert aan dat uit het verstrekte overzicht niet blijkt van wie de gegevens zijn verkregen en aan wie ze zijn verstrekt, wat de grondslag en het doel is van de verwerking en hoe lang de gegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen. Volgens eiseres is het belang van een juiste beantwoording van haar AVG-verzoek dat, zolang zij niet weet welke persoonsgegevens van haar door het college worden verwerkt, zij niet de juistheid kan controleren. En zolang zij de juistheid niet kan controleren, kan zij ook niet om rectificatie of vergetelheid vragen.
9.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het in zijn besluit op het inzageverzoek, met name in de bijlage bij het primaire besluit, het kader van artikel 15 van de AVG heeft gevolgd. Volgens hem is in de bijlage bij het primaire besluit aangegeven welke persoonsgegevens van eiseres door de gemeente verwerkt zijn, met welk doel en aan wie die verstrekt zijn. Volgens hem stelt eiseres aan de orde dat haar persoonsgegevens onterecht aan anderen zijn verstrekt en illustreert zij dat met voorbeelden. Het gaat er eiseres daarbij met name om of persoonsgegevens op ongeoorloofde of ongewenste wijze zijn verstrekt of uitgewisseld, aldus het college.
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond slaagt. Daartoe overweegt zij als volgt.
9.2.1.
Met de AVG wordt onder meer beoogd bescherming te bieden aan het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens. [7] , [8]
9.2.2.
De rechtbank vult ambtshalve de rechtsgronden aan. [9] Zij begrijpt het betoog van eiseres aldus dat het college de uitoefening van het inzagerecht onvoldoende heeft gefaciliteerd. [10] , [11] De rechtbank is van oordeel dat dat klopt.
Ten aanzien van de volledigheid van de reactie van het college
9.3.
Eiseres heeft in haar verzoek expliciet tot uitdrukking gebracht dat dat verzoek ziet op “alle persoonsgegevens”. De rechtbank overweegt dat eiseres de voorbeelden veeleer heeft aangedragen als een concretisering van de stelling dat niet alle gevraagde gegevens door het college zijn verstrekt en dat óók andere verwerkingen [12] plaatsvinden door het college. Door het college is niet aangetoond dat het over de door eiseres genoemde andere verwerkingen informatie heeft verstrekt bij het primaire besluit. Het heeft evenmin weersproken dat dergelijke verwerkingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Aldus is niet gebleken dat het college inzage heeft gegeven in alle relevante verwerkingen.
Ten aanzien van de verwerkingen
9.4.
Het overzicht vermeldt over de wijze waarop de gegevens zijn verkregen bijvoorbeeld dat dit is gebeurd door ‘automatische koppeling’ of ‘PK’ of ‘koppeling MK5’.
9.4.1.
Over degene van wie de gegevens zijn verkregen vermeldt het overzicht onder andere ‘Civision’ of ‘gegevensmakelaar’. Het overzicht vermeldt verder over aan wie en met welke reden gegevens zijn verstrekt een aantal malen: ‘Decos JOIN Civision Innen (Cin) Middelen (CMD) Belastingen (CBB) en gegevensmagazijn’.
9.4.2.
Over het doel van bezit en gebruik van de gegevens vermeldt het overzicht een aantal malen ‘het distribueren, opslaan en ontsluiten van basis en kerngegevens en de controle op de kwaliteit hiervan ten behoeve van de gemeentelijke dienstverlening en bedrijfsvoering’.
9.4.3.
Over de grondslag vermeldt het overzicht een aantal malen ‘algemeen belang’.
9.5.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het overzicht dat door het college is verstrekt niet aan de daaraan te stellen eisen, in ieder geval voor wat betreft hetgeen hiervoor onder 9.4. tot en met 9.4.3. is weergegeven. Die informatie is niet transparant, niet begrijpelijk en evenmin gemakkelijk toegankelijk. [13] Zonder nadere uitleg valt daaruit niet op te maken van wie, hoe en aan wie gegevens zijn verstrekt en wat de grondslag en het doel van de verwerking was. Als gevolg daarvan is het voor eiseres niet mogelijk om het recht van rectificatie of vergetelheid effectief te gebruiken. Met het inzagerecht is immers beoogd om eiseres in staat te stellen zich van de verwerking op de hoogte te stellen en de rechtmatigheid daarvan te controleren. [14] , [15] Zij vindt hiervoor steun in richtsnoer 01/2022 van de European Data Protection Board (EDPB). [16]
Ten aanzien van de gehanteerde bewaartermijnen
9.6.
De rechtbank overweegt dat het college de onderstaande frasen heeft gehanteerd als het gaat om de lengte van de bewaartermijn:
  • afhankelijk van het primaire proces;
  • tot einde applicatie; en
  • procesafhankelijke selectielijst VNG.
9.6.1.
De rechtbank begrijpt daaruit dat het college, als verwerkingsverantwoordelijke, daarmee heeft bedoeld te verklaren dat persoonsgegevens worden bewaard zolang dat nodig is voor de legitieme doeleinden van de verwerking. Dat is evenwel niet toereikend, omdat zodoende de bewaartermijn zowel onvoldoende bepaald als onvoldoende duidelijk is.
9.6.2.
Het is aan het college om inzichtelijk te maken welke criteria het hanteert bij de bepaling van de lengte van de bewaartermijn. De door hem te formuleren criteria moeten eiseres redelijkerwijs in staat stellen om na te gaan welke bewaartermijn zal gelden voor specifieke gegevens of specifieke doeleinden. Het is daarbij niet uitgesloten dat het college verschillende bewaartermijnen hanteert, bijvoorbeeld omdat het gaat om verschillende categorieën van persoonsgegevens en/of verschillende verwerkingsdoeleinden.
Conclusie over het besluit op bezwaar dat door het college is genomen naar aanleiding van het AVG-verzoek
10. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het beroep van eiseres, gericht tegen het besluit op bezwaar van 10 januari 2022, gegrond zal verklaren. Zij zal het besluit vernietigen, omdat het is genomen in strijd met artikel 12, tweede lid, van de AVG en artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Awb. De rechtbank zal het college opdragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak, waaronder de aanwijzingen hierna opgenomen in rechtsoverwegingen 10.1. en 10.2. (artikel 8:72, vierde lid, van de Awb).
10.1.
Het college is op grond van artikel 12 van de AVG verplicht om de in artikel 15 van de AVG bedoelde communicatie in verband met de verwerking in een beknopte, transparante, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal aan eiseres te verstrekken. [17] De rechtbank is van oordeel dat er een redelijke verhouding moet zijn tussen, enerzijds, het belang van eiseres bij het ontvangen van de informatie in beknopte en voor haar begrijpelijke en toegankelijke vorm en, anderzijds, de moeite die het college daarvoor, als verwerkingsverantwoordelijke, moet doen. Het is daarbij aan het college om – zo nodig – eiseres te verzoeken om te preciseren op welke informatie of welke verwerkingsactiviteiten het verzoek betrekking heeft. [18] Het is aan eiseres om de door het college gevraagde gegevens en/of bescheiden te verschaffen, voor zover zij daarover redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. [19]
10.2.
Het nieuwe besluit op bezwaar moet ten minste communicatie over de onderwerpen bevatten die hierna worden genoemd onder a. tot en met h., tenzij eiseres – desgevraagd of uit eigen beweging – haar verzoek preciseert door aan het college te kennen te geven dat zij op communicatie over één of meer van de volgende onderwerpen geen aanspraak meer maakt:
a. de doelen waarvoor het college de gegevens verwerkt;
b. de categorie(ën) persoonsgegevens die het college van eiseres verwerkt;
c. indien van toepassing: de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of worden doorgegeven, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d. indien mogelijk: hoe lang het college de gegevens bewaart, of indien dat niet mogelijk is: de criteria om de bewaartermijn te bepalen;
e. dat eiseres recht heeft op wijziging, verwijdering, beperking of bezwaar;
f. dat eiseres het recht heeft om een klacht in te dienen bij de toezichthouder;
g. als de persoonsgegevens niet bij eiseres worden verzameld: alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens; en
h. indien van toepassing: het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming en profilering, en als dat het geval is, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor eiseres. [20]

Overwegingen over het griffierecht en de proceskosten

11. Omdat het beroep tegen het besluit op bezwaar gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden. De griffier heeft een griffierecht van € 184,– geheven.
12. Ten aanzien van de proceskosten overweegt de rechtbank als volgt.
12.1.
De reiskosten van eiseres worden in deze zaak vastgesteld op nihil. Die kosten zijn bij uitspraak van heden in de zaken ingeschreven onder LEE 22/115 en LEE 22/938 al vastgesteld op het bedrag waarop het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) aanspraak geeft. Het college en de commissie bezwaarschriften Het Hogeland zijn in die uitspraak al gezamenlijk veroordeeld in betaling van die kosten.
12.2.
De reiskosten van de gemachtigde van eiseres komen niet voor vergoeding in aanmerking. Die kosten zijn niet opgenomen in de limitatieve opsomming van artikel 1 van het Bpb. Niet is gebleken dat deze gemachtigde een derde is die beroepsmatig bijstand verleent, terwijl hij evenmin als een partij of een belanghebbende in de zin van het Bpb is aan te merken.
12.3.
Er zijn geen andere proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Overwegingen over het beroep van rechtswege tegen de dwangsombeschikking

13. Eiseres stelt dat het primaire besluit onbevoegd is genomen. Zij verbindt daaraan de conclusie dat het bedrag van de dwangsom € 45,– te laag is. Het beroep heeft mede betrekking op de dwangsombeschikking. [21]
13.1.
De rechtbank begrijpt het betoog van eiseres aldus dat volgens haar een onbevoegd genomen besluit moet worden geacht niet genomen te zijn. De rechtbank overweegt als volgt.
13.1.1.
Een dwangsom is slechts verschuldigd als is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 4:17 van de Awb. De rechtbank zal eerst beoordelen of de beschikking op aanvraag inderdaad niet tijdig is gegeven. [22]
13.1.2.
Onder ‘gegeven’ dient in dit verband te worden verstaan de bekendmaking van de beschikking. [23] De bekendmaking van besluiten, waaronder beschikkingen, is geregeld in artikel 3:41 van de Awb. Op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
13.1.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat 5 augustus 2021 de eerste dag is waarop het college een dwangsom verschuldigd was en dat het primaire besluit is verzonden op 14 september 2021. Het college stelt zich in de dwangsombeschikking daarom terecht op het standpunt dat 14 september 2021 de laatste dag is waarover een dwangsom verschuldigd is. De dwangsom is daarom terecht vastgesteld op € 1.397,–, te weten over de periode van 5 augustus 2021 tot en met 14 september 2021. De opvatting van eiseres komt erop neer dat een onbevoegd genomen besluit een nietig besluit is. Dat vindt geen steun in de wet.

Conclusie over het beroep van rechtswege tegen de dwangsombeschikking

14. De rechtbank zal het beroep van rechtswege tegen de dwangsombeschikking van 21 juli 2022 ongegrond verklaren.
Ambtshalve toekenning van immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke behandelingstermijn (artikel 6 van het EVRM)
15. Het college heeft het bezwaarschrift op 26 oktober 2021 ontvangen. Op het moment van het doen van deze uitspraak is de tweejaartermijn met bijna één maand overschreden. Van factoren die onder omstandigheden aanleiding kunnen geven om de overschrijding van de behandelingsduur gerechtvaardigd te achten is geen sprake. Eiseres heeft daarom recht op € 500,– schadevergoeding. De rechtbank stelt vast dat de behandeling van het bezwaar minder dan een half jaar in beslag heeft genomen en dat de behandeling van het beroep meer dan anderhalf jaar heeft geduurd. De overschrijding van de redelijke termijn is dus geheel aan de rechtbank toe te rekenen. De rechtbank zal daarom de Staat veroordelen tot betaling van een bedrag van € 500,– aan eiseres.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het besluit op bezwaar van 10 januari 2022 gegrond;
  • vernietigt dat besluit;
  • draagt het college op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak, waaronder de aanwijzingen opgenomen in 10.1. en 10.2.;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,– aan eiseres moet vergoeden;
  • wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af;
  • verklaart het beroep van rechtswege tegen de dwangsombeschikking van 21 juli 2022 ongegrond;
  • veroordeelt de Staat tot betaling van € 500,– aan eiseres wegens de geleden immateriële schade.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, voorzitter, en mrs. J.L. Boxum en A.W.C.M. van Emmerik, leden, in aanwezigheid van mr. D.H. ter Beek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2023.
griffier voorzitter
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen (artikel 8:77, derde lid van de Awb).
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke verdragsbepalingen en wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 3:41
1. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
2. […]
Artikel 4:2
1. […]
2. De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Artikel 4:17
1. Indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. De Algemene termijnenwet is op laatstgenoemde termijn niet van toepassing.
2. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35 per dag en de overige dagen € 45 per dag.
3. De eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
4-7. […]
Artikel 4:18
Het bestuursorgaan stelt de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij beschikking vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was.
Artikel 4:19
1. Het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de beschikking op de aanvraag heeft mede betrekking op een beschikking tot vaststelling van de hoogte van de dwangsom, voorzover de belanghebbende deze beschikking betwist.
2-4. […]
Artikel 7:11
1. […]
2. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit.
Artikel 7:12
1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij wordt, indien ingevolge artikel 7:3 van het horen is afgezien, tevens aangegeven op welke grond dat is geschied.
2-4. […]
Artikel 8:69
1. […]
2. De bestuursrechter vult ambtshalve de rechtsgronden aan.
3. […]
Artikel 8:72
1-3. […]
4. De bestuursrechter kan, indien toepassing van het derde lid niet mogelijk is, het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij:
a. […]
b. het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling.
Artikel 8:77
1-2. […]
3. De uitspraak wordt ondertekend door de voorzitter en de griffier. Bij verhindering van de voorzitter of de griffier wordt dit in de uitspraak vermeld.
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 6
1. Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. De uitspraak moet in het openbaar worden gewezen maar de toegang tot de rechtszaal kan aan de pers en het publiek worden ontzegd, gedurende de gehele terechtzitting of een deel daarvan, in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of nationale veiligheid in een democratische samenleving, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé leven van procespartijen dit eisen of, in die mate als door de rechter onder bijzondere omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van een behoorlijke rechtspleging zou schaden.
2-3. […]
Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie
Artikel 7
Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn communicatie
Artikel 8
1. Eenieder heeft recht op bescherming van zijn persoonsgegevens
2. Deze gegevens moeten eerlijk worden verwerkt, voor bepaalde doeleinden en met toestemming van de betrokkene of op basis van een andere gerechtvaardigde grondslag waarin de wet voorziet. Eenieder heeft recht van inzage in de over hem verzamelde gegevens en op rectificatie daarvan.
3. […]
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
Artikel 16
1. Eenieder heeft recht op bescherming van zijn persoonsgegevens.
2. […]
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (AVG)
Artikel 4
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1) „persoonsgegevens”: alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon („de betrokkene”); als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon;
2) „verwerking”: een bewerking of een geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens of een geheel van persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd via geautomatiseerde procedés, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, structureren, opslaan, bijwerken of wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op andere wijze ter beschikking stellen, aligneren of combineren, afschermen, wissen of vernietigen van gegevens;
3-6) […]
7) verwerkingsverantwoordelijke”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een overheidsinstantie, een dienst of een ander orgaan die/dat, alleen of samen met anderen, het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt; wanneer de doelstellingen van en de middelen voor deze verwerking in het Unierecht of het lidstatelijke recht worden vastgesteld, kan daarin worden bepaald wie de verwerkingsverantwoordelijke is of volgens welke criteria deze wordt aangewezen;
8-26) […]
Artikel 12
1. De verwerkingsverantwoordelijke neemt passende maatregelen opdat de betrokkene de in de artikelen 13 en 14 bedoelde informatie en de in de artikelen 15 tot en met 22 en artikel 34 bedoelde communicatie in verband met de verwerking in een beknopte, transparante, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal ontvangt, in het bijzonder wanneer de informatie specifiek voor een kind bestemd is. De informatie wordt schriftelijk of met andere middelen, met inbegrip van, indien dit passend is, elektronische middelen, verstrekt. Indien de betrokkene daarom verzoekt, kan de informatie mondeling worden meegedeeld, op voorwaarde dat de identiteit van de betrokkene met andere middelen bewezen is.
2. De verwerkingsverantwoordelijke faciliteert de uitoefening van de rechten van de betrokkene uit hoofde van de artikelen 15 tot en met 22. In de in artikel 11, lid 2, bedoelde gevallen mag de verwerkingsverantwoordelijke niet weigeren gevolg te geven aan het verzoek van de betrokkene om diens rechten uit hoofde van de artikelen 15 tot en met 22 uit te oefenen, tenzij de verwerkingsverantwoordelijke aantoont dat hij niet in staat is de betrokkene te identificeren.
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene onverwijld en in ieder geval binnen één maand na ontvangst van het verzoek krachtens de artikelen 15 tot en met 22 informatie over het gevolg dat aan het verzoek is gegeven. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van een dergelijke verlenging, met vermelding van de redenen voor de vertraging. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, wordt de informatie indien mogelijk elektronisch verstrekt, tenzij de betrokkene anderszins verzoekt.
4. […]
5. Het verstrekken van de in de artikelen 13 en 14 bedoelde informatie, en het verstrekken van de communicatie en het treffen van de maatregelen bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 en artikel 34 geschieden kosteloos. Wanneer verzoeken van een betrokkene kennelijk ongegrond of buitensporig zijn, met name vanwege hun repetitieve karakter, mag de verwerkingsverantwoordelijke ofwel:
a) een redelijke vergoeding aanrekenen in het licht van de administratieve kosten waarmee het verstrekken van de gevraagde informatie of communicatie en het treffen van de gevraagde maatregelen gepaard gaan; ofwel
b) weigeren gevolg te geven aan het verzoek.
Het is aan de verwerkingsverantwoordelijke om de kennelijk ongegronde of buitensporige aard van het verzoek aan te tonen.
6-8. […]
Artikel 15
1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a) de verwerkingsdoeleinden;
b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d) indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e) dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
f) dat de betrokkene het recht heeft een klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
g) wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
h) het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene
2. […]
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.
4. Het in lid 3 bedoelde recht om een kopie te verkrijgen, doet geen afbreuk aan de rechten en vrijheden van anderen.
Uitvoeringswet AVG
Artikel 2
1. Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn van toepassing op de geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, alsmede op de verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen of die bestemd zijn om daarin te worden opgenomen.
2-3. […]
Artikel 34
Een schriftelijke beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de verordening wordt genomen binnen de in artikel 12, derde lid, van de verordening genoemde termijnen en geldt, voor zover deze is genomen door een bestuursorgaan, als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Algemeen mandaatbesluit Het Hogeland (Gemeenteblad 2019, 273918)
Artikel 3
Aan de gemeentesecretaris wordt mandaat verleend ten aanzien van de tot het college en de burgemeester behorende aangelegenheden met uitzondering van het bepaalde in artikel 4.
Artikel 6
Alle krachtens mandaat genomen besluiten worden overeenkomstig één van de hierna beschreven manieren geredigeerd en ondertekend:
1. In geval de bevoegdheid namens het college wordt uitgeoefend: Burgemeester en wethouders van Het Hogeland, namens dezen, de handgeschreven handtekening van gemandateerde, gevolgd door de functie en naam van de gemandateerde.
2-5. […]

Voetnoten

1.. Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (AVG).
2.. Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (AVG).
3.. Algemeen mandaatbesluit Het Hogeland, Gemeenteblad 2019, 273918 (www.officielebekendmakingen.nl).
4.. Vgl. ro. 12.1 van ECLI:NL:RVS:2022:3595.
5.. Artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.. Artikel 15, aanhef en onder 1), aanhef van de AVG, gelezen in samenhang met artikel 4, aanhef en onder 7), van de AVG.
7.. Artikel 7 en artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, (http://data.europa.eu/eli/treaty/char_2016/oj).
8.. Artikel 16 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (https://wetten.overheid.nl/).
9.. Vergelijk ro. 13 van ECLI:EU:C:1995:441 (https://eur-lex.europa.eu/).
10.Artikel 8:69, tweede lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 12, tweede lid, van de AVG.
11.. Zie overweging 59 van de considerans van de AVG.
12.. In de zin van artikel 4, aanhef en onder 2), van de AVG.
13.. Artikel 12, eerste lid, van de AVG.
14.. Zie overweging 63. van de considerans van de AVG.
15.. Vergelijk ro. 44 van ECLI:EU:C:2014:2081 (https://eur-lex.europa.eu/).
16.. Guidelines 01/2022 on data subject rights – Right of access, p. 3-5, 61-63, (https://edpb.europa.eu/our-work-tools/our-documents/guidelines/guidelines-012022-data-subject-rights-right-access_en).
17.. Zie de overwegingen 8 tot en met 13 van de Richtsnoeren inzake transparantie overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679, WP260 rev.01, van de Groep artikel 29, bekrachtigd door de EDPB (https://autoriteitpersoonsgegevens.nl/uploads/imported/wp260rev01_nl.pdf).
18.. Zie overweging 63., laatste volzin van de considerans van de AVG.
19.. Vergelijk artikel 4:2, tweede lid, van de Awb.
20.. Artikel 15 van de AVG.
21.. Artikel 4:19 van de Awb.
22.. Artikel 4:17 van de Awb.
23..