In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder, de Belastingdienst, van 24 maart 2022. Eiseres had verzocht om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak van 1 augustus 2019 tot en met 31 oktober 2019. Verweerder verklaarde het verzoek niet-ontvankelijk, maar verleende ambtshalve een teruggaaf van € 4.138. Eiseres ging in bezwaar, dat door verweerder gegrond werd verklaard, maar verweerder weigerde een integrale proceskostenvergoeding te geven, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 15 september 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en twee andere personen. De rechtbank oordeelde dat verweerder wel degelijk had beslist op het verzoek om proceskostenvergoeding, ook al werd dit niet expliciet in de uitspraak op bezwaar vermeld. De rechtbank concludeerde dat de brief van 1 februari 2022, waarin verweerder een forfaitaire kostenvergoeding van € 673 toekende, de uitspraak op bezwaar aanvulde. Eiseres had geen recht op een integrale proceskostenvergoeding, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en besliste dat er geen proceskosten of griffierecht vergoed zouden worden. De uitspraak werd gedaan door rechter P.P.D. Mathey-Bal en is openbaar uitgesproken op 21 september 2023. Eiseres kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.