ECLI:NL:RBNNE:2023:3546

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
22/2184
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de waardedalingsvergoeding voor mijnbouwschade

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 21 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen de waardedalingsvergoeding voor zijn woning beoordeeld. Eiser, eigenaar van de woning sinds 16 januari 2012, had een waardedalingsvergoeding van € 31.630,99 ontvangen, die later werd verhoogd naar € 34.359,94 na een herberekening door het Instituut Mijnbouwschade Groningen. Eiser stelde dat de waardedaling van zijn woning substantieel hoger was dan de vergoeding die hij ontving, en deed een beroep op artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om aan te tonen dat er bijzondere omstandigheden waren die het Instituut zouden moeten dwingen om af te wijken van de Regeling voor waardedaling.

De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om af te wijken van de Regeling. De rechtbank concludeerde dat de waardedalingsvergoeding correct was berekend op basis van de methode van Atlas, die de waardedaling van woningen in aardbevingsgebieden vaststelt. Eiser had niet overtuigend aangetoond dat zijn woning een hogere waardedaling had ondergaan dan andere woningen in het postcodegebied. De rechtbank benadrukte dat de fysieke schade aan de woning niet automatisch leidt tot een blijvende waardedaling en dat de vergoeding voor fysieke schade in een aparte procedure moet worden behandeld.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef. Eiser kreeg geen griffierecht terug en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de Regeling en de methodiek van Atlas in het kader van mijnbouwschade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/2184

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M. Wehkamp),
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen

(gemachtigden: mr. R.L. Straathof en mr. L. Sijbrandij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de aan hem toegekende vergoedingen voor waardedaling van zijn woning.
1.1.
Met het bestreden besluit van 3 mei 2022 heeft het Instituut Mijnbouwschade Groningen (het Instituut) het bezwaar van eiser gegrond verklaard.
1.2.
Het Instituut heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van het Instituut.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen het besluit op zijn bezwaar. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Eiser is sinds 16 januari 2012 eigenaar van de woning aan de [adres] in [woonplaats]. Eiser heeft een 100% eigendomsrecht van de woning.
5.1.
Op 22 april 2021 heeft het Instituut aan eiser een waardedalingsvergoeding toegekend van € 31.630,99 (exclusief wettelijke rente). Het waardedalingspercentage van 11,04 % (imago-effect plus negen bevingen) is afgezet tegen de WOZ-waarde van de woning op de peildatum 1 januari 2019 van € 255.000,-.
5.2.
Op 29 maart 2022 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
5.3.
Op 3 mei 2022 heeft het Instituut het bezwaar van eiser gegrond verklaard en een herberekening van de waardedalingsvergoeding gemaakt op basis van een WOZ-waarde van € 277.000,-. Aan eiser is een aanvullende vergoeding toegekend van € 3.598,14. De vergoeding voor waardedaling van de woning is daarmee in totaal € 34.359,94 (exclusief wettelijke rente).
6. De regeling voor de begroting van waardedaling van woningen (de Regeling) is neergelegd in de Procedure en werkwijze van het Instituut (artikelen 3.1 tot en met 3.5).
6.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de waardedalingsvergoeding met toepassing van de methode van Atlas is berekend. [1] In geschil is of sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het Instituut dient af te wijken van hetgeen is vastgelegd in de Regeling.
6.2.
Eiser doet een beroep op artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser stelt zich op het standpunt dat in zijn geval sprake is van een bijzondere omstandigheid op basis waarvan het Instituut dient af te wijken van de Regeling. Eiser voert daartoe aan dat de waardedaling van de woning ruim € 266.000,- bedraagt. Dit baseert eiser op een eigen berekening. Uit cijfers van de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) blijkt dat de prijsontwikkeling 13,8% is geweest tussen 1 januari 2012 en 1 januari 2019 voor de postcode [postcode]. Na aankoop van de woning heeft eiser geïnvesteerd in de woning, waardoor de totale aankoopwaarde ruim € 458.000,- bedraagt, terwijl de WOZ-waarde op 1 januari 2019 € 255.000,- bedraagt. Eiser wijst er daarnaast op dat hij sinds de beving bij Huizinge 14 schademeldingen heeft gedaan, waarbij 296 schades erkend zijn als mijnbouwschade. Eiser stelt dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd en onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen.
6.3.
Het Instituut begroot de waardedaling van een woning met de methode van Atlas. Het Instituut is van mening dat de toepassing van het model van Atlas niet tot een onevenredige uitkomst leidt. Het Instituut gebruikt voor de berekening van de waardedalingsvergoeding voor niet verkochte woningen de WOZ-waarde op peildatum 1 januari 2019. Het Instituut wijst er op dat deze rechtbank het gebruik van de Atlas methode en de WOZ-waarde op de peildatum van 1 januari 2019 aanvaardbaar heeft geacht. [2] Het Instituut voert aan dat eiser niet heeft onderbouwd waarom zijn woning substantiële extra waardedaling zou ondervinden ten opzichte van alle andere woningen in het postcodegebied. Andere factoren dan de ligging van de woning in het aardbevingsgebied, moeten voor de berekening van waardedaling buiten beschouwing worden gelaten.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1.
De aan eiser toegekende waardedalingsvergoeding is berekend aan de hand van de methode van Atlas. In het onderzoek van Atlas is vastgesteld welk gedeelte van waardedaling is veroorzaakt door de ligging van de woning in het aardbevingsgebied en welk gedeelte is veroorzaakt door andere factoren. Op basis van de methode van Atlas is voor de woning van eiser een waardedalingspercentage berekend van 11,04%. Het waardedalingspercentage is afgezet tegen de (ongecorrigeerde) WOZ-waarde van de woning op de peildatum 1 januari 2019 van € 277.000,-.
7.2.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de WOZ-waarde van de woning op de peildatum 1 januari 2019 was vastgesteld op € 277.000,-. Naar het oordeel van de rechtbank is het verschil tussen de WOZ-waarde van de woning op de peildatum en de aankoopprijs van de woning plus de gedane investeringen en de prijsontwikkeling, geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan het Instituut aanleiding had moeten zien om af te wijken van de Regeling. Eiser heeft door te verwijzen naar een eigen berekening, niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een hogere waardedaling van de woning als gevolg van het risico op aardbevingen. De rechtbank overweegt daartoe ook dat de feitelijke daling van de WOZ-waarde in het geval van eiser geen bijzondere omstandigheid is op grond waarvan het Instituut aanleiding had moeten zien om af te wijken van de Regeling. [3] Hierbij is van belang dat de methode van Atlas er juist toe dient om het effect van bevingen op de waarde van de woning te isoleren, nu er meerdere factoren zijn die de waarde van de woning kunnen beïnvloeden. Eiser heeft ter zitting ook benoemd dat de woning is gelegen in een gebied dat gekenmerkt wordt door krimp. De rechtbank ziet in hetgeen overigens door eiser is betoogd geen grond voor het oordeel dat het Instituut aanleiding had moeten zien om af te wijken van de Regeling omdat de uitkomst onredelijk zou zijn. Dat mogelijk sprake is van fysieke schade, betekent niet dat, los daarvan, ook sprake is van schade in de vorm van waardedaling. Uit het onderzoek van Atlas is naar voren gekomen dat fysieke schade aan een woning op zichzelf geen blijvende waardedaling veroorzaakt, in die zin dat een eventuele waardedaling als gevolg van fysieke schade slechts duurt zolang de fysieke schade niet is hersteld. De fysieke schade wordt vergoed in een separate procedure. [4]
7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank geven de omstandigheden waar eiser zich op beroept, geen aanleiding op basis waarvan het Instituut had moeten afwijken van het model van Atlas.
8. Het beroep van eiser is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.A. Jonkers-Vellinga, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Geçer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Voetnoten

1.J. Poort e.a., ‘Zeven bewogen jaren’, Atlas voor gemeenten.
2.Het Instituut verwijst naar de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 1 november 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:4668.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van deze rechtbank van 29 april 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:1411 en 29 september 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:5449.
4.De uitspraak van deze rechtbank van 30 maart 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:1526.