In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 12 juni 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het Instituut Mijnbouwschade Groningen beoordeeld. Eiser, eigenaar van een woning in Baflo, heeft schade aan zijn woning ingediend als gevolg van mijnbouwactiviteiten. De rechtbank richt zich specifiek op schade 48, die betrekking heeft op scheefligging en zetting van de vloer. Eiser had eerder een schadevergoeding van € 18.112,52 ontvangen, met een aanvullend bedrag van € 2.811,76, maar betwist de afwijzing van verdere schadevergoeding voor schade 48.
De rechtbank constateert dat verweerder geen andere autonome oorzaak voor de schade heeft kunnen aanwijzen. De deskundigenrapporten die door verweerder zijn ingeschakeld, wijzen op verschillende oorzaken, maar de rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is geleverd om aan te tonen dat de schade niet het gevolg is van mijnbouwactiviteiten. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de schadevergoeding niet voldoende is onderbouwd en dat verweerder de aanvraag om schadevergoeding opnieuw moet beoordelen.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht van € 181,- en de proceskosten van € 4.239,95 aan eiser vergoed moeten worden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van deskundigenrapporten en de noodzaak voor verweerder om een duidelijke en onderbouwde beslissing te nemen over schadevergoeding.