ECLI:NL:RBNNE:2023:1930

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
212543 HA ZA 22-66
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldige oproeping van algemene vergadering door aandeelhouder; nietige ontslagbesluiten

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, staat de rechtsgeldigheid van ontslagbesluiten van twee bestuurders van Q.A.T.I. GROUP B.V. centraal. De eisende partijen, bestaande uit ESSA HOLDING B.V. en GROWCAN HOLDING B.V., hebben vorderingen ingesteld tegen Q.A.T.I. GROUP B.V. met betrekking tot de nietigheid van de ontslagbesluiten die op 18 maart 2021 en 12 augustus 2021 zijn genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de oproeping voor de algemene vergadering op 18 maart 2021 niet rechtsgeldig was, omdat het bestuur niet had gereageerd op het verzoek van een aandeelhouder om een vergadering bijeen te roepen. Hierdoor zijn de genomen ontslagbesluiten nietig verklaard.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de algemene vergadering van 12 augustus 2021 ook niet geldig was bijeengeroepen, omdat de oproeping niet door het gehele bestuur was gedaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ontslagbesluiten van beide data nietig zijn en dat de eisers niet zijn opgehouden bestuurders van Q.A.T.I. te zijn. De rechtbank heeft Q.A.T.I. veroordeeld in de proceskosten van de eisende partijen, die zijn vastgesteld op € 1.980,41, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis is uitgesproken op 10 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: C/18/212543 / HA ZA 22-66
Vonnis van 10 mei 2023
in de zaak van

1.ESSA HOLDING B.V.,

te Stadskanaal,
2.
GROWCAN HOLDING B.V.,
te Stadskanaal,
3.
[eiser sub 3],
te [woonplaats] ,
4.
[eiser sub 4],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: Essa c.s.,
advocaat: mr. A.L.S. Verhoog,
tegen
Q.A.T.I. GROUP B.V.,
te Stadskanaal,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Qati,
advocaat: mr. D.J.M. Lange te Haarlem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 2 november 2022
- de akte aanvulling productie van Essa c.s.
- de mondelinge behandeling van 14 maart 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De zaak is na de mondelinge behandeling aangehouden ten behoeve van schikkingsonderhandelingen. Op 28 maart 2023 is namens alle partijen verzocht om uitspraak te doen. Hierna is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Qati is op 18 juni 2020 opgericht. Bij de oprichting zijn [eiser sub 3] en [eiser sub 4] ( [eiser sub 3] en [eiser sub 4] , hierna samen te noemen: [eisers sub 3 en 4] ) tezamen met [bestuurder 1] en [bestuurder 2] tot bestuurders benoemd. De aandelen in het kapitaal van Qati worden gehouden door de persoonlijke holdings van elk van deze bestuurders en door twee andere natuurlijke personen. Essa Holding B.V. (gedaagde sub 1) is de persoonlijke holding van [eiser sub 3] . Growcan Holding B.V. (gedaagde sub 2) is de persoonlijke holding van [eiser sub 4] . Green Quality B.V. is de persoonlijke holding van [bestuurder 1] , hierna afzonderlijk te noemen: Green Quality en [bestuurder 1] .
2.2.
In artikel 22 lid 4 van de statuten van Qati is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
Andere algemene vergaderingen worden gehouden zo dikwijls daartoe door het bestuur wordt opgeroepen. Het bestuur is tot zodanige oproeping verplicht wanneer één of meer vergadergerechtigden, die alleen of gezamenlijk ten minste een honderdste gedeelte van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, aan het bestuur schriftelijk en onder nauwkeurige opgave van de te behandelen onderwerpen het verzoek richten een algemene vergadering bijeen te roepen. Het bestuur treft de nodige maatregelen, opdat de algemene vergadering binnen vier weken na het verzoek kan worden gehouden, tenzij een zwaarwichtig belang van de vennootschap zich daartegen verzet.
Indien het bestuur niet binnen vier weken tot oproeping is overgegaan, zodanig dat de vergadering binnen zes weken na het verzoek kan worden gehouden, zijn de verzoekers zelf tot bijeenroeping bevoegd.
2.3.
Op 22 februari 2021 heeft Green Quality, die 27,25% van de aandelen in het kapitaal van Qati houdt, het bestuur verzocht een algemene vergadering bijeen te roepen en het ontslag van [eisers sub 3 en 4] te agenderen.
2.4.
Op 23 februari 2021 heeft een al eerder belegde bestuursvergadering plaatsgevonden. Het verzoek van Green Quality is niet (alsnog) geagendeerd of anderszins besproken.
2.5.
Op 9 maart 2021 heeft Green Quality een oproeping tot een algemene vergadering verzonden.
2.6.
Op 11 maart 2021 heeft [eiser sub 4] de andere bestuurders van Qati uitgenodigd voor een bestuursvergadering en onder meer het verzoek van Green Quality geagendeerd. De bestuursvergadering is gehouden in de ochtend van 18 maart 2021. Van alle bestuursleden waren alleen [eisers sub 3 en 4] aanwezig. In de notulen is onder meer het volgende vastgelegd:
Op 8 maart heeft Green Quality Holding B.V. een verzoek bij het bestuur ingediend voor een oproeping tot een AVA. Het bestuur van QATI heeft kennis van genomen van dit verzoek en ook geagendeerd. De aanwezige bestuursleden hebben geen duidelijk beeld van de inhoud en beweegredenen van dit verzoek. Helaas was Gertjan[opm. rechtbank: [bestuurder 1] ]
niet aanwezig om dit verzoek toe te lichten en te onderbouwen. Wij willen de voortgang niet onnodig ophouden en zien mogelijkheden op termijn over te gaan tot oproeping van een AVA. Hiervoor is wel noodzakelijk dat het bestuur op korte termijn schriftelijke toelichting en antwoorden ontvangen op de gestelde vragen en actiepunten die vermeld zijn in dit verslag.
2.7.
In de middag van 18 maart 2021 heeft de algemene vergadering plaatsgevonden. Van alle vergadergerechtigden zijn Essa c.s. niet verschenen. Blijkens de notulen heeft de algemene vergadering het besluit genomen tot verlening van ontslag aan [eisers sub 3 en 4] als bestuurders van Qati met onmiddellijke ingang.
2.8.
Op 25 maart 2021 heeft [bestuurder 1] namens Qati [eisers sub 3 en 4] laten uitschrijven als bestuurders van Qati. Het door [eisers sub 3 en 4] ingediende bezwaar is bij beslissing van 30 juli 2021 door de Kamer van Koophandel gegrond verklaard.
2.9.
[bestuurder 2] is op enig moment uitgetreden als bestuurder van Qati.
2.10.
Op 31 juli 2021 heeft [bestuurder 1] namens het bestuur van Qati, althans namens Green Quality, een oproeping tot een algemene vergadering verzonden.
2.11.
Op 12 augustus 2021 heeft de algemene vergadering plaatsvonden. Van alle vergadergerechtigden zijn Essa c.s. niet verschenen. Blijkens de notulen heeft de algemene vergadering het besluit genomen tot bekrachtiging van het eerdere ontslagbesluit en daarnaast het besluit, voor zover nodig en voorwaardelijk voor het geval het besluit tot bekrachtiging geen bindend effect heeft, tot verlening van ontslag aan [eisers sub 3 en 4] als bestuurders van Qati per 12 augustus 2021.
2.12.
Op 17 september 2021 heeft [bestuurder 1] namens Qati [eisers sub 3 en 4] per diezelfde datum laten uitschrijven als bestuurders van Qati. Het door [eisers sub 3 en 4] ingediende bezwaar is bij beslissing van 10 december 2021 door de Kamer van Koophandel gegrond verklaard.
2.13.
Op 15 december 2021 heeft [bestuurder 1] namens Qati [eisers sub 3 en 4] per diezelfde datum laten uitschrijven als bestuurders van Qati. Het door [eisers sub 3 en 4] ingediende bezwaar is bij beslissing van 29 juli 2022 door de Kamer van Koophandel gegrond verklaard. Op het door Qati bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven ingestelde beroep is tot op heden niet beslist.

3.Het geschil

3.1.
Essa c.s. vordert - samengevat - om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. voor recht te verklaren dat alle in de dagvaarding vermelde en in 2021 genomen ontslagbesluiten, aangaande het ontslag van [eisers sub 3 en 4] als bestuurders van Qati, waaronder in ieder geval die van 18 maart 2021 en 12 augustus 2021, nietig zijn, alsmede voor recht te verklaren dat enig besluit dat aan de uitschrijving van [eisers sub 3 en 4] als bestuurders van Qati bij de Kamer van Koophandel op 15 december 2021 ten grondslag ligt, nietig is, alsmede voor recht te verklaren dat [eisers sub 3 en 4] ten gevolge van het in deze dagvaarding beschrevene niet zijn opgehouden bestuurder te zijn van Qati;
subsidiair:
2. voor recht te verklaren dat het ontslagbesluit van [eisers sub 3 en 4] als bestuurders van Qati van 18 maart 2021 bij brief van 30 april 2021, dan wel bij brief van 10 mei 2021, dan wel bij brief van 17 februari 2022 is vernietigd, alsmede dat het ontslagbesluit van [eisers sub 3 en 4] als bestuurders Qati van 12 augustus 2021 op 25 oktober 2021, dan wel op 17 februari 2022, is vernietigd, alsmede dat enig besluit dat aan de uitschrijving van [eisers sub 3 en 4] als bestuurder van Qati bij de Kamer van Koophandel op 15 december 2021 ten grondslag ligt, is vernietigd bij brief van 17 februari 2022;
3. althans alle voormelde (ontslag)besluiten zelf te vernietigen;
zowel primair als subsidiair:
4. Qati te veroordelen in de kosten van dit geding, het (na)salaris van de advocaat daaronder begrepen, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Qati voert verweer. Qati concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Essa c.s., dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Essa c.s., met veroordeling van Essa c.s. in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding
4.1.
In deze procedure staat de vraag centraal of [eisers sub 3 en 4] rechtsgeldig als bestuurders van Qati ontslagen zijn. Voor de beantwoording van deze vraag stelt de rechtbank het volgende voorop. In het geval van Qati is op grond van artikel 2:244 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de algemene vergadering bevoegd tot ontslag van een bestuurder. Tot bijeenroeping van een algemene vergadering is op grond van artikel 2:219 BW het bestuur bevoegd. Deze bevoegdheid komt op grond van artikel 22 lid 4 van de statuten van Qati ook toe aan een aandeelhouder met een aandelenbelang van meer dan 1% (zonder de wettelijk voorgeschreven machtiging van de voorzieningenrechter).
Voldoende belang bij de ingestelde vorderingen
4.2.
De rechtbank volgt Qati niet in haar verweer dat Essa c.s. geen belang bij de ingestelde vorderingen hebben. Het belang van [eisers sub 3 en 4] bij rechterlijke toetsing van de door de algemene vergadering genomen besluiten wordt aanwezig geacht, omdat deze ertoe strekken hun functie binnen Qati te beëindigen en hen dus rechtstreeks raken. Dat de algemene vergadering in de toekomst alsnog rechtsgeldig tot hun ontslag zal (kunnen) gaan besluiten, zoals Qati betoogt, doet daar niet aan af. Ook het belang van de persoonlijke holdings van [eisers sub 3 en 4] bij de ingestelde vorderingen wordt aanwezig verondersteld, omdat zij deel uitmaken van het orgaan dat de gewraakte besluiten heeft genomen.
4.3.
Essa c.s. kunnen dus worden ontvangen in hun vorderingen. De rechtbank zal hierna de door de algemene vergadering genomen ontslagbesluiten van 18 maart 2021 en 12 augustus 2021 achtereenvolgens toetsen. Tussen partijen is inmiddels niet meer in geschil dat aan de uitschrijving van [eisers sub 3 en 4] als bestuurder van Qati bij de Kamer van Koophandel op 15 december 2021 de op 18 maart 2021 genomen ontslagbesluiten ten grondslag hebben gelegen.
De ontslagbesluiten van 18 maart 2021
4.4.
Vast staat dat het bestuur als daartoe bevoegd orgaan geen oproep heeft verzonden voor de op 18 maart 2021 gehouden algemene vergadering. De vraag die voorligt is of Green Quality, als aandeelhouder, op 9 maart 2021 tot oproeping heeft mogen overgaan. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend, omdat de in artikel 22 lid 4 van de statuten genoemde termijn waarbinnen het bestuur had moeten responderen op het verzoek van Green Quality van 22 februari 2021 nog niet was verstreken. Gelet op het vereiste dat de algemene vergadering zou moeten plaatsvinden binnen zes weken na dat verzoek van Green Quality en de oproep voor die vergadering door het bestuur ten minste binnen vier weken na dat verzoek zou moeten plaatsvinden, verstreek de termijn waarbinnen het bestuur de oproep voor de verzochte vergadering had kunnen doen uitgaan op 22 maart 2021. Elke oproep door Green Quality vóór deze datum is daarom niet conform de statuten geschied.
4.5.
De stelling van Qati dat Green Quality eerder tot oproeping heeft mogen overgaan vanwege bij haar bestaande verwachtingen over het uitblijven van een tijdige respons van het bestuur, vindt geen steun in de wet, statuten of jurisprudentie.
4.6.
Het voorgaande heeft naar het oordeel van de rechtbank tot gevolg dat de tijdens de vergadering van 18 maart 2021 genomen ontslagbesluiten nietig zijn op grond van artikel 2:14 BW, en niet - zoals Qati betoogt - slechts vernietigbaar op grond van artikel 2:15 lid 1 onder a BW. Er heeft geen oproeping plaatsgevonden door een daartoe wettelijk of statutair bevoegd orgaan of persoon, zodat er geen geldige besluiten genomen konden worden door de algemene vergadering. Bovendien was op de vergadering op 18 maart 2021 niet het gehele kapitaal vertegenwoordigd, waardoor evenmin een geldig besluit buiten vergadering kon worden genomen.
4.7.
Het door de algemene vergadering op 12 augustus 2021 genomen bekrachtigingsbesluit heeft naar het oordeel van de rechtbank niet, zoals Qati betoogt, dit nietigheidsgebrek geheeld. Op grond van artikel 2:14 lid 2 BW is, wanneer een besluit is genomen ondanks het ontbreken van een door de wet of statuten voorgeschreven voorafgaande handeling van een ander dan het orgaan dat het besluit genomen heeft, bekrachtiging door die ander mogelijk. De bevoegdheid tot bekrachtiging komt in dit geval dus niet aan de algemene vergadering toe, maar aan het bestuur. Qati heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat het bestuur op enig moment de genomen ontslagbesluiten heeft bekrachtigd.
4.8.
De slotsom is dat de ontslagbesluiten van 18 maart 2021 nietig zijn. De onder 1 gevorderde verklaring van recht ligt in zoverre voor toewijzing gereed.
De ontslagbesluiten van 12 augustus 2021
4.9.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de toetsing van de op 12 augustus 2021 door de algemene vergadering genomen ontslagbesluiten, aangezien aan de voorwaarde waaronder deze genomen zijn voldaan is (namelijk “voor zover nodig en voorwaardelijk voor het geval het besluit tot bekrachtiging geen bindend effect heeft”). De vraag die in dit verband voorligt is of [bestuurder 1] namens het bestuur van Qati, dan wel namens Green Quality als aandeelhouder van Qati, op 31 juli 2021 tot oproeping heeft mogen overgaan. Bij de beantwoording van het eerste onderdeel van deze vraag neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat het bestuur van Qati toen bestond uit drie personen: [eiser sub 3] , [eiser sub 4] en [bestuurder 1] . Uit de vaststaande feiten volgt dat [bestuurder 2] toen al was teruggetreden als bestuurder.
4.10.
De rechtbank overweegt dat alleen het bestuur als orgaan en niet slechts een van de bestuursleden kan overgaan tot het bijeenroepen van een algemene vergadering, omdat die handeling niet kan worden gezien als een vertegenwoordiging van de vennootschap jegens derden. Op grond van vaste rechtspraak geldt dat bij een meerhoofdig orgaan, zoals in dit geval het bestuur van Qati, besluiten behoren te worden genomen als vrucht van onderling overleg tussen alle leden van dat orgaan (Hoge Raad 15 juli 1968, ECLI:NL:HR:1968:AC4232). Gesteld noch gebleken is dat aan de oproeping van 31 juli 2021 een bestuursvergadering vooraf is gegaan. Uit de stellingen van Qati volgt juist dat [bestuurder 1] de dag na de uitspraak in de eerste bezwaarprocedure bij de Kamer van Koophandel tot oproeping namens het bestuur is overgegaan, zonder [eisers sub 3 en 4] daarin te kennen. Daardoor is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een geldig genomen bestuursbesluit tot oproeping van de algemene vergadering van 12 augustus 2021. Met de (primaire) oproeping door [bestuurder 1] op 31 juli 2021 is de algemene vergadering van 12 augustus 2021 naar het oordeel van de rechtbank niet geldig bijeengeroepen.
4.11.
De rechtbank volgt Qati niet in haar voor het eerst tijdens de mondelinge behandeling ingenomen stelling dat [bestuurder 1] als bestuurder zelfstandig tot die oproeping heeft kunnen besluiten omdat [eisers sub 3 en 4] wegens een tegenstrijdig belang niet hebben mogen deelnemen aan de daaraan voorafgaande besluitvorming. Voor zover Qati bedoeld heeft te stellen dat [eisers sub 3 en 4] - mede vanwege hun onderlinge familieband - persoonlijk belang erbij hadden om (een algemene vergadering over) hun ontslag te voorkomen, heeft Qati daarmee haar beroep op artikel 2:239 lid 6 BW en de daarmee overeenkomende statutaire regeling naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Qati heeft op de zitting in het bijzonder niet geconcretiseerd waaruit volgt dat [eisers sub 3 en 4] niet in staat konden worden geacht het belang van de vennootschap en de daarmee verbonden onderneming te bewaken op een wijze die van een integer en onbevooroordeeld bestuurder mag worden verwacht (HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0033) en zij bij hun handelen zich met name zouden laten leiden door hun persoonlijk belang (HR 9 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP4394). Om die reden gaat de rechtbank aan deze nieuwe stelling van Qati voorbij.
4.12.
Ook met de (subsidiaire) oproeping door Green Quality op 31 juli 2021 is de algemene vergadering van 12 augustus 2021 naar het oordeel van de rechtbank niet geldig bijeengeroepen. Aan Qati kan worden toegegeven dat het bestuur niet uiterlijk op 22 maart 2021 tot oproeping is overgegaan naar aanleiding van het op 22 februari 2021 door Green Quality gedane verzoek daartoe. Aan dat verzoek hoefde naar het oordeel van de rechtbank geen gehoor meer te worden gegeven nadat Green Quality zelf - weliswaar voorbarig - al tot oproeping was overgegaan. Qati is zich (met Green Quality) tot aan de gegrondverklaring door de Kamer van Koophandel op 30 juli 2021 op het standpunt blijven stellen dat de algemene vergadering geldige ontslagbesluiten had genomen. Onder die omstandigheden brengen de redelijkheid en billijkheid (als bedoeld in artikel 2:8 BW) met zich dat Green Quality na die uitspraak van de Kamer van Koophandel een nieuw verzoek tot oproeping van een algemene vergadering aan het bestuur had moeten doen. Dat heeft zij nagelaten. Dat betekent dat er wederom geen oproeping heeft plaatsgevonden door een daartoe wettelijk of statutair bevoegd orgaan of persoon, zodat er op 12 augustus 2021 geen geldige besluiten genomen konden worden door de algemene vergadering. Ook op die vergadering was niet het gehele kapitaal vertegenwoordigd, waardoor evenmin een geldig besluit buiten vergadering kon worden genomen.
4.13.
Het voorgaande heeft naar het oordeel van de rechtbank tot gevolg dat ook de tijdens de vergadering van 12 augustus 2021 genomen besluiten nietig zijn. De rechtbank verwijst hiertoe kortheidshalve naar rechtsoverweging 4.6. De onder 2 (primair) gevorderde verklaring van recht ligt in zoverre ook voor toewijzing gereed.
4.14.
Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen bespreking meer. In het licht van wat in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, zullen die andere stellingen en verweren niet tot een andere beslissing leiden.
4.15.
Qati is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Essa c.s. als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
103,33
- griffierecht
676,00
- overige explootkosten
5,08
- salaris advocaat
1.196,00
(2,00 punten × € 598,00)
Totaal
1.980,41
4.16.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat de op 18 maart 2021 en 12 augustus 2021 genomen ontslagbesluiten nietig zijn en dat [eisers sub 3 en 4] niet zijn opgehouden bestuurder te zijn van Qati;
5.2.
veroordeelt Qati in de proceskosten, aan de zijde van Essa c.s. tot dit vonnis vastgesteld op € 1.980,41, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Qati in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als Qati niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 en 5.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.
750