ECLI:NL:RBNNE:2023:1197
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak voor de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiser, de eigenaar van de onroerende zaak, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Weststellingwerf, die op 26 februari 2021 de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2020 heeft vastgesteld op € 189.000. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de waarde niet hoger dan € 170.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd voor de vastgestelde waarde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de onroerende zaak, een tussenwoning met een inhoud van 340 m³, een aanbouw en een kaveloppervlakte van 166 m² heeft. Eiser heeft verschillende gronden aangevoerd, waaronder het ontbreken van bepaalde gegevens in de bezwaarprocedure en de vergelijking met andere objecten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar aan zijn bewijslast heeft voldaan en dat de door hem gebruikte vergelijkingsobjecten goed vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak van eiser. Eiser heeft ook verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens de lange duur van de procedure, maar dit verzoek is afgewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.