In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een winkelruimte, eigendom van eiseres. De waarde was vastgesteld op € 842.000 per 1 januari 2018 door de heffingsambtenaar van de gemeente Hoogeveen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, wat door de heffingsambtenaar ongegrond werd verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 31 januari 2022 heeft verweerder een verbeterd taxatierapport ingediend, maar de rechtbank heeft dit rapport tardief verklaard, omdat het te laat was ingediend en niet tijdig door eiseres kon worden beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de late indiening in strijd is met de goede procesorde.
De rechtbank heeft vervolgens de argumenten van beide partijen beoordeeld. Eiseres betoogde dat de WOZ-waarde te hoog was vastgesteld en dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met het leegstandsrisico en de economische gevolgen van de Covid-19 pandemie. Verweerder heeft echter met een taxatierapport aangetoond dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank concludeert dat verweerder zijn bewijslast heeft voldaan en dat de door hem voorgestane waarde van € 842.000 aannemelijk is gemaakt. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn voor de uitspraak, wat leidt tot een immateriële schadevergoeding van € 1.000 voor eiseres. De proceskosten worden vastgesteld op € 541, en de Minister wordt veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 345 aan eiseres. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.