Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft onder verwijzing naar uitspraken van andere rechtbanken en hoven gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf van kortere duur dan gevorderd door de officier van justitie. De raadsman heeft verder verzocht rekening te houden met de nieuwe regeling voor voorwaardelijke invrijheidsstelling, nu het feit voor de invoering van die nieuwe regeling is gepleegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de psycholoog en reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag op zijn ex-vriendin die tevens de moeder was van hun drie gezamenlijke kinderen.
Verdachte is op 15 maart 2021 in de vroege ochtend naar de woning van het slachtoffer gegaan omdat hij, zo heeft hij verklaard, met haar wilde praten. Verdachte kon het al langere tijd niet accepteren dat hun relatie voorbij was en wist sinds een paar dagen dat zij een nieuwe vriend had. Het slachtoffer was niet thuis en verdachte is haar woning ingegaan en heeft op de bovenverdieping haar komst afgewacht. Verdachte is pas naar beneden gekomen toen het slachtoffer zich na thuiskomst in de keuken bevond. Toen zij verdachte zag heeft zij nog geprobeerd om vanuit de keuken via de gang de woning uit te vluchten, echter verdachte - die in haar weg stond - wist dit te verhinderen door haar vast te grijpen. Tijdens de worsteling die daarop tussen hen beiden ontstond, waarbij het slachtoffer in fysiek opzicht geen partij kon bieden, heeft verdachte gedurende langere tijd met een dusdanige kracht met zijn arm haar keel afgeknepen en met een riem afgesnoerd, dat zij buiten bewustzijn is geraakt en uiteindelijk, na reanimatie, naar het ziekenhuis is overgebracht waar zij drie dagen later als gevolg van het door verdachte toegepaste geweld is overleden. Verdachte heeft haar aldus op zeer gewelddadige en afschuwwekkende wijze van het leven beroofd.
Verdachte heeft ter terechtzitting spijt betuigd van zijn daad en verklaard dat het niet zijn bedoeling is geweest om het slachtoffer te doden. Echter, toen hij in haar telefoon (die hij haar, samen met de pincode, met geweld afhandig had gemaakt) had gelezen dat zij zijn berichtjes had doorgestuurd naar haar nieuwe vriend, is hij zo overmand geraakt door emoties, dat hij zichzelf niet meer in de hand had.
De rechtbank wil aannemen dat verdachte heeft gehandeld “buiten zichzelf van emotie, in een impulsdoorbraak”, zoals in het hierna te noemen psychologische rapport staat omschreven. Dit neemt echter niet weg dat hij, naar het oordeel van de rechtbank, zichzelf welbewust in een situatie heeft gebracht waarin zijn gedrag kennelijk zo snel op fatale wijze kon escaleren. Immers, zo blijkt uit het dossier en zijn verklaring ter terechtzitting, lag zijn focus al langere tijd op het intensief controleren van - en het binnendringen in - het leven van het slachtoffer, terwijl zij dat niet wilde. Hij verscheen veelvuldig bij haar aan de deur, heeft daar ook tegenaan getrapt toen hij niet werd binnengelaten en heeft haar stiekem bespied vanuit de achtertuin van haar woning. Verder heeft hij haar een veelheid aan bedreigende en grof beledigende berichten gestuurd, waarbij blijkt van een volledig gebrek aan respect voor zijn ex-vriendin. Hij was al boos toen hij op die bewuste dag naar haar woning ging.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij geen “nee” van het slachtoffer heeft geaccepteerd. Haar wens, die zij veelvuldig naar hem toe had uitgesproken, om haar keuzes op relatiegebied te accepteren en door hem met rust gelaten te worden, is volledig genegeerd. Het slachtoffer is zich door die houding van verdachte zo onveilig gaan voelen dat zij zich een dag voor het feit nog uit vrees voor verdachte op het politiebureau heeft gemeld. De rechtbank zal het voorgaande als strafverzwarende omstandigheid meewegen.
Met zijn handelen heeft verdachte tevens een onpeilbaar verdriet toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer, in het bijzonder hun kinderen, die hun moeder nu al op jonge leeftijd moeten missen. Hun verdriet is des te groter nu het hun eigen vader is geweest die hun moeder om het leven heeft gebracht. De oudste dochter heeft ter terechtzitting op indrukwekkende wijze de slachtofferverklaring voorgelezen en uiting gegeven aan het vreselijke verdriet dat zij en haar zusje en broertje moeten ondergaan, waarbij ze ook namens andere familieleden sprak.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank ook gelet op de psychologische onderzoeksrapportage van 28 juli 2021, opgemaakt door N. van der Weegen.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een aanpassingsstoornis met sombere stemming. Daarvan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde en dat heeft op het moment van plegen van het feit het handelen van verdachte beïnvloed en het heeft hem belemmerd in het maken van andere keuzes. Rapporteur adviseert verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met de conclusie van de rapporteur verenigen, gelet op de onderbouwing daarvan, en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate dient te worden toegerekend.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf van kortere duur dan gevorderd door de officier van justitie, te weten voor de duur van acht jaren.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de inwerkingtreding van de Wet Straffen en Beschermen per 1 juli 2021 mee te wegen in de hoogte van de strafmaat, zoals de raadsman heeft verzocht. De rechtbank is zich ervan bewust dat de wettelijke regelingen met betrekking tot de voorwaardelijke invrijheidsstelling als gevolg van deze nieuwe wetgeving minder ruimhartig zijn geworden. De wetgever heeft er echter voor gekozen niet te voorzien in overgangsrecht. Gelet daarop zie de rechtbank geen reden om van de voorgenomen strafoplegging af te wijken.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal naar deze wettelijke regeling volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.