[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.189,08 ter vergoeding van materiële schade.
Dit bedrag bestaat uit € 900,00 aan kosten voor therapie, € 250,80 aan reiskosten voor therapie, €
11,46 aan reiskosten voor het doen van aangifte en € 26,82 aan reiskosten voor het bezoek aan
Slachtofferhulp Nederland. Verder is een bedrag van
€ 1.000,00 gevorderd ter vergoeding van immateriële schade. Tot slot is de wettelijke rente gevorderd vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen vanwege de bepleite vrijspraak van het ten laste gelegde feit. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij een te grote belasting vormt voor het strafproces en daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade Kosten therapie
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde kosten van € 900,00 heeft gemaakt en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 29 augustus 2021.
Reiskosten therapie en aangifte
Naar het oordeel van de rechtbank is eveneens voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde reiskosten van € 250,80 voor therapie heeft gemaakt en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Daarnaast komen als vermogensschade ingevolge artikel 6:96, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, mede voor vergoeding in aanmerking de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, waaronder ook zijn begrepen de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt om het gepleegde strafbare feit aan het licht te brengen. Op die grond acht de rechtbank de gevorderde schadevergoeding ook voor de gemaakte reiskosten in verband met het doen van aangifte
(€ 11,46) toewijsbaar. De vordering zal daarom voor deze beide bedragen worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 29 augustus 2021.
Reiskosten Slachtofferhulp
Wat betreft de gevorderde reiskosten voor het bezoek aan Slachtofferhulp Nederland merkt de rechtbank op dat deze niet aan te merken zijn als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit, zoals bedoeld in artikel 51f, eerste lid, Sv, maar onder proceskosten in de zin van artikel 532 Sv dienen te worden geschaard. Voor zover de benadeelde partij deze kosten (ook) heeft willen opvoeren als proceskosten overweegt de rechtbank het volgende.
Vooropgesteld wordt dat volgens de Hoge Raad een redelijke wetsuitleg van artikel 592a Sv (thans artikel 532 Sv) meebrengt dat bij de begroting van de (proces)kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures (vgl. ECLI:NL:HR:2019:793). Die maatstaf wordt in civiele procedures ontleend aan de artikelen 237 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De civiele proceskostenregeling bevat een (in beginsel) limitatieve en exclusieve regeling voor de proceskostenvergoeding (ECLI:NL:HR:2015:1600). Op grond van artikel 238, eerste en tweede lid, en artikel 239 Rv, in onderlinge samenhang bezien, komen alleen voor vergoeding in aanmerking – voor zover hier relevant – reiskosten voor het bijwonen van de zitting van de partij die aanspraak heeft op proceskostenvergoeding indien in persoon mag worden geprocedeerd en ook daadwerkelijk in persoon is geprocedeerd. Voor andere reiskosten kent de proceskostenregeling geen vergoeding. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde reiskosten die zien op het gesprek met stichting Slachtofferhulp Nederland niet toewijsbaar zijn als proceskosten op grond van de toe te passen civiele proceskostenregeling. Zij worden in die regeling immers niet genoemd. De rechtbank zal daarom de gevorderde proceskosten afwijzen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Wanneer geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend als de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan worden aangemerkt als aantasting van de persoon, als de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. De rechtbank stelt vast dat het bewezenverklaarde feit een zodanige ernstige inbreuk vormt op een fundamenteel recht, de lichamelijke integriteit, dat dit op zichzelf als “aantasting van de persoon op andere wijze” moet worden beschouwd. Bovendien heeft de benadeelde partij behandeling ondergaan in verband met de lichamelijke en geestelijke klachten die een gevolg waren van het bewezenverklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 750,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 29 augustus 2021, en voor het overige deel afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
Omdat de aansprakelijkheid van de verdachte vaststaat voor de toegewezen vorderingen, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de verdachte de schade zal vergoeden.
Kosten tenuitvoerlegging
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.