Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Instituut Mijnbouwschade Groningen (het Instituut)
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de op dit moment aanwezige gegevens de schade ook worden begroot. De rechtbank zal dat doen op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Daar waar de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, wordt zij geschat. Dit volgt uit artikel 6:97 BW. Daarbij slaat de rechtbank acht op hetgeen eiser, het Instituut en de door hen ingeschakelde deskundigen naar voren hebben gebracht.
Voornoemd bedrag ziet op het dichtzetten van scheuren van respectievelijk 1,7 meter, 2,7 meter en 4 meter en het overzetten van stucwerk ten behoeve van sauswerk. Herstel van de scheuren is begroot op een bedrag van € 1.385,54. Over de in de memo genoemde schade 89 (een scheur van 2 meter) is in het herzien adviesrapport het volgende te lezen:
“wij erkennen dat voor gedegen herstel van de scheurvorming en scheefstand een deel van het metselwerk vervangen dient te worden.”Vergnes heeft bij schadegroep 2 geadviseerd om het metselwerk geheel te vervangen en de calculatie van schades 89 t/m 92 beperkt tot het overzetten van stucwerk ten behoeve van sauswerk. De rechtbank zal deze schades voor wat betreft het metselwerk daarom verder bespreken onder schadegroep 2.
Vergnes heeft in bezwaar en in de memo van 6 april 2022 (over schades 36 t/m 42 en 89 t/m 92) naar voren gebracht dat het metselwerk van de betreffende gevel door forse scheurvorming volledig los gescheurd is, waardoor elk constructief verband ontbreekt. De scheur loopt door tot binnen (schade 92) en loopt ook door in fundering en kelder. Op grond hiervan dient 58,00 m2 aan metselwerk te worden vervangen. Het is volgens Vergnes onmogelijk om de schade te herstellen door slechts een gedeelte van het metselwerk te vervangen.
3 november 2022 gevolgd, waarin is vermeld dat met het vervangen en intanden van metselwerk kan worden volstaan. Daartoe is door Timmer naar voren gebracht dat ter plaatse van schades 36 t/m 41 de foto’s uit het herzien adviesrapport geen enkele blijk geven van verplaatsing van het metselwerk uit het vlak.
“de gebintbalk type stijl is voor een deel verschoven van de ijzeren draag balk.
”Vervolgens is geconcludeerd dat de schade niet mijnbouwgerelateerd is. Als schadeoorzaak is gewezen op gebruiksbelasting (wind- en sneeuwbelasting op de kapconstructie) waardoor door de jaren heen een vervorming van, naar de rechtbank aanneemt, de kapconstructie ontstaat.
“Na nadere bestudering van het fotomateriaal (…) zien wij geen fysieke schade (…) Wij staan niet achter de toelichting van onze deskundige maar omdat wij niet van mening zijn dat er sprake is van schade handhaven wij het initiële oordeel.”Ter zitting is door de gemachtigde van Instituut, desgevraagd, geantwoord dat Soet met
“wij”zichzelf bedoelt.
“Visser heeft de foto’s bestudeerd. Volgens hem zijn bij schade 107 de gebinten wel verschoven maar is er geen schade te zien. (…) Timmer ziet niet dat gebint verschoven is.”Ter zitting heeft de rechtbank aan het Instituut voorgelegd dat in de kop van het hoorzittingsverslag als aanwezige deskundige Timmer is genoemd en niet Visser. De gemachtigde van het Instituut
gaat ervan uit dat daar waar Visser is opgeschreven, Timmer is bedoeld. Dit roept bij de rechtbank wel de vraag op of door Timmer geen tegengestelde conclusie is getrokken.
“(…) Verder is de gebintstijl volgens de deskundige geschoord aan de rest van de kapconstructie, dus als de stijl verschoven is dan moet er in de rest van de kapconstructie een vervorming zichtbaar zijn. Daarvan is volgens de deskundige geen sprake.”
Conclusie en gevolgen
Beslissing
11 juni 2019 tot en met de dag van betaling;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het gedeelte van het vernietigde besluit;