In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 november 2022 een beschikking gegeven waarin het ouderschap van de man over de minderjarige [minderjarige] wordt vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de man de biologische vader is van [minderjarige] en dat hij samen met de vrouw het ouderlijk gezag over hem zal uitoefenen, met ingang van de datum waarop de beslissing inzake de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap onherroepelijk is geworden. De rechtbank heeft tevens een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij [minderjarige] iedere maandagmiddag na schooltijd tot woensdagochtend bij de man verblijft, en gedurende één weekend per veertien dagen. De vrouw is veroordeeld om met [minderjarige] terug te verhuizen naar [woonplaats 1] en haar medewerking te verlenen aan de inschrijving van [minderjarige] op zijn school. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de vaststelling van het ouderschap, die terugwerkt tot de geboorte van [minderjarige].