ECLI:NL:RBNNE:2022:2595

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
C/18/207368 / HA ZA 21-143
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Familiegeschil over aandelenverdeling na faillissement van een familiebedrijf en de geldigheid van koopopties

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, betreft het een geschil binnen een familie over de gerechtigdheid tot aandelen in twee vennootschappen, RegioIsolatie BV en PU-Tech BV, na het faillissement van het familiebedrijf. De moeder, [gedaagde], heeft de aandelen tijdelijk op haar naam gezet en verleent een koopoptie aan haar zoon, [eiser]. Er ontstaat een conflict tussen de twee broers over de verdeling van de aandelen, waarbij [eiser] stelt dat hij recht heeft op 100% van de aandelen in RegioIsolatie BV en 99% in PU-Tech BV, terwijl [gedaagde] en zijn broer, [broer], beweren dat de aandelen 50/50 verdeeld moeten worden.

Na een aantal juridische procedures, waaronder een verstekvonnis, waarin [eiser] niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vorderingen tegen zijn moeder, heeft hij een nieuwe procedure aangespannen. De rechtbank heeft op basis van een transcriptie van een gesprek tussen de broers geoordeeld dat er een 50/50 samenwerking is overeengekomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de al geleverde 50% van de aandelen bij de andere broer mogen blijven, maar dat de moeder alsnog de andere helft op grond van de koopoptie aan [eiser] moet leveren.

De rechtbank heeft in het vonnis van 13 juli 2022 geoordeeld dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de verplichtingen uit de koopoptieovereenkomsten en dat zij gehouden is de schade die [eiser] hierdoor lijdt te vergoeden. Tevens is [gedaagde] veroordeeld tot de (eigendoms)overdracht van 50 aandelen in RegioIsolatie BV en 99 aandelen in PU-Tech BV aan [eiser]. De rechtbank heeft de vorderingen van [gedaagde] in reconventie afgewezen, waarbij zij stelde dat er geen grondslag was voor wijziging van de koopoptieovereenkomsten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/207368 / HA ZA 21-143
Vonnis van 13 juli 2022
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.P. Kleefstra te Groningen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. D. Maat te Groningen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 november 2021 waarbij deze zaak is gevoegd met de zaak met zaak-/rolnummer 200405 HA ZA 20-159 en de rechtbank een mondelinge behandeling heeft gelast,
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte houdende vermindering van eis in conventie waarbij productie 18 in het geding is gebracht,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 maart 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald. In de gevoegde zaak wordt eveneens vandaag vonnis gewezen.

2.De feiten

in conventie en in reconventie

2.1.
[gedaagde] is de moeder van [eiser] .
2.2.
[eiser] is tezamen met zijn broer [broer] (verder te noemen [broer] ) oprichter geweest van de inmiddels failliete vennootschap RegioIsolatie BV (verder te noemen RegioIsolatie oud). [eiser] is tezamen met [broer] en hun vader [vader] werkzaam geweest in die onderneming. [vader] is de ex-echtgenoot van [gedaagde] .
2.3.
Om een doorstart te kunnen bewerkstelligen, heeft [broer] onderhandelingen gevoerd met de curator van RegioIsolatie oud.
2.4.
[eiser] heeft de bedrijfsactiva van de curator van RegioIsolatie oud gekocht ten behoeve van de nieuw op te richten vennootschap RegioIsolatie BV.
2.5.
Op 24 april 2018 heeft [eiser] RegioIsolatie BV in oprichting ingeschreven in het handelsregister.
2.6.
Bij notariële akte van 9 mei 2018 is de besloten vennootschap RegioIsolatie BV opgericht. Alle 100 aandelen in RegioIsolatie BV zijn op naam gesteld van [gedaagde] . [eiser] is tot (enig) statutair bestuurder benoemd.
2.7.
[gedaagde] en [eiser] hebben op 9 mei 2018 eveneens bij de notaris een akte getekend getiteld “koopoptie/voorkeursrecht”. In deze akte staat, voor zover van belang:
“Aandelen: alle 100 aandelen, genummerd 1 tot en met 100 in het kapitaal van de Vennootschap.
Koopoptie
1. De comparante sub 1[ [gedaagde] , rechtbank]
verleent aan de comparant sub 2[ [eiser] , rechtbank]
een koopoptie. Deze koopoptie houdt in dat de comparant sub 2 het recht verkrijgt de Aandelen van de comparante sub 1 te kopen.
2. Als de comparant sub 2 de koopoptie wenst uit te oefenen, maakt hij dit bij aangetekend schrijven aan de comparante 1 kenbaar.
Deze koopoptie is ondeelbaar en kan alleen worden uitgeoefend door comparant sub 2.
Bij uitoefening zullen de Aandelen in de vennootschap worden overgedragen aan Verkoper.
3. De koopprijs van de Aandelen zal zijn éénhonderd euro (€ 100,00).
De koopprijs wordt niet geïndexeerd.
4. De notariskosten en de overige kosten die aan de levering van de Aandelen verbonden zullen zijn, zijn voor rekening van de comparant sub 2.
5. De koopoptie eindigt op acht november tweeduizend negentien.
6. Door ontvangst van het aangetekend schrijven als bedoeld in lid 2 komt de koopovereenkomst tot stand.
7. De koopoptie eindigt:
-
als comparant 2 niet binnen de in dit artikel in verband met de koopoptie vermelde termijnen schriftelijk reageert;
-
als comparant sub 2 de (schriftelijke) koopovereenkomst ontbindt;
-
als comparant sub 2 de koopoptie, zonder toestemming van de comparante sub 1, aan een ander overdraagt;
-
als de comparant sub 2 schriftelijk afstand doet van de koopoptie.
8. Als de comparant sub 2 afziet van de koop van de Aandelen nadat hij te kennen heeft gegeven de Aandelen te willen kopen, is de comparante sub 1 bevoegd de Aandelen aan een derde aan te bieden. De koopoptie herleeft niet na het verstrijken van een bepaalde termijn.
Indien de comparant sub 1[bedoeld zal zijn 2, rechtbank]
niet binnen drie maanden na de kennisgeving van het uitoefenen van de koopoptie de aandelen heeft afgenomen wordt hij geacht te hebben afgezien van de koopoptie.”
2.8.
Op 5 juni 2018 is de besloten vennootschap PU-Tech BV opgericht. Van de 100 aandelen zijn 99 aandelen op naam gesteld van [gedaagde] en 1 aandeel op naam van [naam] (hierna te noemen [naam] ). [naam] is tot statutair bestuurder van PUTech BV benoemd.
2.9.
[gedaagde] en [eiser] hebben op 5 juni 2018 wederom bij de notaris een akte getekend getiteld “koopoptie/voorkeursrecht”. In deze akte staat, voor zover van belang:
“Aandelen: alle negen en negentig (99) aandelen, genummerd 1 tot en met 99 in het kapitaal van de Vennootschap.
Koopoptie
1. De comparante sub 1[ [gedaagde] , rechtbank]
verleent aan de comparant sub 2[ [eiser] , rechtbank]
een koopoptie. Deze koopoptie houdt in dat de comparant sub 2 het recht verkrijgt de Aandelen van de comparante sub 1 te kopen.
2. Als de comparant sub 2 de koopoptie wenst uit te oefenen, maakt hij dit bij aangetekend schrijven aan de comparante 1 kenbaar.
Deze koopoptie is ondeelbaar en kan alleen worden uitgeoefend door comparant sub 2.
Bij uitoefening zullen de Aandelen in de vennootschap worden overgedragen aan Verkoper.
3. De koopprijs van de Aandelen zal zijn negen en negentig euro (€ 99,00).
De koopprijs wordt niet geïndexeerd.
4. De notariskosten en de overige kosten die aan de levering van de Aandelen verbonden zullen zijn, zijn voor rekening van de comparant sub 2.
5. De koopoptie eindigt op acht november tweeduizend negentien.
6. Door ontvangst van het aangetekend schrijven als bedoeld in lid 2 komt de koopovereenkomst tot stand.
7. De koopoptie eindigt:
-
als comparant 2 niet binnen de in dit artikel in verband met de koopoptie vermelde termijnen schriftelijk reageert;
-
als comparant sub 2 de (schriftelijke) koopovereenkomst ontbindt;
-
als comparant sub 2 de koopoptie, zonder toestemming van de comparante sub 1, aan een ander overdraagt;
-
als de comparant sub 2 schriftelijk afstand doet van de koopoptie.
8. Als de comparant sub 2 afziet van de koop van de Aandelen nadat hij te kennen heeft gegeven de Aandelen te willen kopen, is de comparante sub 1 bevoegd de Aandelen aan een derde aan te bieden. De koopoptie herleeft niet na het verstrijken van een bepaalde termijn.
Indien de comparant sub 1[bedoeld zal zijn 2, rechtbank]
niet binnen drie maanden na de kennisgeving van het uitoefenen van de koopoptie de aandelen heeft afgenomen wordt hij geacht te hebben afgezien van de koopoptie.”
2.10.
Bij brief van 17 september 2019, verzonden op 20 september 2019, heeft [eiser] de koopopties ter zake van de aandelen in RegioIsolatie BV en PU-Tech BV ingeroepen. Hij schrijft, voor zover relevant:
“Conform het gestelde in de koopoptieovereenkomsten d.d. 5 juni 2018 betreffende de koop van alle geplaatste aandelen in PU-Tech B.V. en RegioIsolatie B.V. geef ik te kennen alle geplaatste aandelen van deze vorengenoemde vennootschappen te kopen voor de overeengekomen verkoopprijzen als vermeld in de koopoptieovereenkomst.
(…)
Ik zal het betreffende kantoor verzoeken de leveringsakten op te stellen en deze zo spoedig mogelijk te doen passeren.”
2.11.
[gedaagde] heeft de door haar gehouden aandelen in RegioIsolatie BV en PU-Tech BV niet aan [eiser] geleverd.
2.12.
Op 30 september 2019 hebben [eiser] en [broer] gesproken over de mogelijkheden om binnen RegioIsolatie BV op gelijkwaardige basis samen te werken, binnen welk kader, zo was de gedachte, [eiser] de helft van de aandelen in RegioIsolatie BV aan [broer] zou afstaan.
2.13.
Bij brief van 26 november 2019 heeft [eiser] [gedaagde] gesommeerd om de door haar gehouden aandelen in RegioIsolatie BV en PU-Tech BV binnen een week aan hem te leveren. [gedaagde] heeft niet aan deze sommatie voldaan.
2.14.
[eiser] heeft [gedaagde] op 20 februari 2020 gedagvaard in een kortgedingprocedure voor deze rechtbank. [broer] heeft zich aan de zijde van [gedaagde] gevoegd. In die procedure heeft [eiser] , samengevat, gevorderd dat [gedaagde] wordt bevolen medewerking te verlenen aan de notariële overdracht van de aandelen die zij houdt in RegioIsolatie BV en PU-Tech BV. De voorzieningenrechter in deze rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] bij vonnis van 13 maart 2020 afgewezen.
2.15.
Bij vonnis van 1 juli 2020 van deze rechtbank (met zaak-/rolnummer 198704 / HA ZA 20-97) zijn [gedaagde] en [eiser] in een procedure, waarin [broer] en zijn persoonlijke holding GMG Holding BV als eisers hebben opgetreden, bij verstek veroordeeld. De rechtbank heeft [gedaagde] , samengevat, bevolen om medewerking te verlenen aan de notariële overdracht aan GMG Holding BV van 50 aandelen in RegioIsolatie BV. [eiser] is in dit vonnis bevolen zich niet te verzetten tegen de veroordeling van [gedaagde] tot het leveren van medewerking aan de overdracht van die aandelen. Tot slot is [eiser] veroordeeld om met [broer] en GMG Holding BV in onderhandeling te treden over de benoeming van een onafhankelijke derde die bij het staken van de stemmen op de algemene vergadering van aandeelhouders in RegioIsolatie BV een bindend stemadvies kan uitbrengen.
2.16.
[gedaagde] heeft op 10 juli 2020 uitvoering gegeven aan het verstekvonnis door bij notariële akte van 10 juli 2020 50 aandelen in RegioIsolatie BV aan GMG Holding BV te leveren. Zelf houdt [gedaagde] thans nog 50 aandelen in RegioIsolatie BV.
2.17.
Bij brief van eveneens 10 juli 2020 heeft (de raadsman van) [gedaagde] [eiser] aangeboden om de overige 50 aandelen aan hem te leveren onder de voorwaarde dat [gedaagde] door [eiser] zou worden gevrijwaard voor mogelijke fiscale gevolgen van de aandelentransactie en het benoemen van een derde die bij het staken van de stemmen binnen RegioIsolatie BV een bindend advies zou kunnen uitbrengen. Met betrekking tot de door [gedaagde] gehouden aandelen in PU-Tech BV is aan [eiser] kenbaar gemaakt dat [gedaagde] alleen tot levering van de aandelen zal overgaan indien [eiser] haar vrijwaart voor de fiscale gevolgen van de aandelentransactie.
2.18.
Bij dagvaarding van 4 augustus 2020 is [eiser] in verzet gekomen tegen het verstekvonnis van deze rechtbank van 1 juli 2020. [eiser] heeft GMG Holding, [broer] en [gedaagde] in die procedure (de gevoegde zaak) gedagvaard.
2.19.
Bij vonnis van 10 februari 2021 in de gevoegde zaak is [eiser] niet-ontvankelijk verklaard voor zover het verzet en zijn vorderingen zijn gericht tegen [gedaagde] .
2.20.
[eiser] heeft [gedaagde] bij dagvaarding van 30 juli 2021 in deze procedure betrokken.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank, na vermeerdering van eis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [gedaagde] jegens [eiser] toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de verplichtingen uit de respectievelijke aandelenoptie-overeenkomsten en dat [gedaagde] gehouden is de schade die [eiser] hierdoor lijdt en heeft geleden, te vergoeden;
II. [gedaagde] te veroordelen tot de (eigendoms)overdracht van 100 aandelen in RegioIsolatie BV aan [eiser] , tegen betaling van de koopsom door [eiser] , binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, zulks op straffe van een te verbeuren dwangsom van € 500,00 per dag, met een maximum van € 50.000,00, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom;
III. [gedaagde] te veroordelen tot de (eigendoms)overdracht van 99 aandelen in PU-Tech BV aan [eiser] , tegen betaling van de koopsom door [eiser] , binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, zulks op straffe van een te verbeuren dwangsom van € 500,00 per dag, met een maximum van € 50.000,00, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom;
IV. bepaalt dat indien [gedaagde] niet voldoet aan de veroordeling(en) zoals vermeld onder II en/of III dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in de plaats treedt van de wilsverklaringen die nodig zijn voor de eigendomsoverdracht van de aandelen in RegioIsolatie BV en PU-Tech BV aan [eiser] ;
V. voor recht verklaart, indien en voor zover het onder II niet toewijsbaar zou zijn (omdat [gedaagde] een deel van de aandelen in RegioIsolatie BV aan [broer] (althans GMG Holding BV) heeft geleverd) [gedaagde] jegens [eiser] toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de verplichtingen uit de aandelenoptie-overeenkomst en dat [gedaagde] gehouden is de schade die [eiser] hierdoor lijdt en heeft geleden, doordat (1) [gedaagde] tekort is gekomen in de nakoming van de aandelenoptie-overeenkomst en (2) [eiser] daardoor ten onrechte niet de beschikking heeft over 50 van de 100 aandelen in RegioIsolatie BV, te vergoeden;
VI. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van de procedure, alsmede nakosten, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten;
VII. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 1.218,30, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn vorderingen dan wel de afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure, alsmede nakosten, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de koopopties/voorkeursrechten ter zake van de aandelen in RegioIsolatie BV en PU-Tech BV wijzigt, inhoudende dat [eiser] aanspraak kan maken op maximaal 50% van de aandelen in RegioIsolatie BV en 49,5% van de aandelen in PU-Tech BV, althans een zodanige verdeling als de rechtbank in goede jusitie billijk acht, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat [gedaagde] uiterlijk op het moment van levering adequaat fiscaal wordt gevrijwaard en finaal wordt gekweten, één en ander conform het bepaalde in randnummers 71 en 72 van de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie van [gedaagde] ;
II. voor recht verklaart dat [eiser] jegens [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld, althans toerekenbaar tekort is gekomen in de koopopties/voorkeursrechten ter zake de aandelen RegioIsolatie BV en PU-Tech BV, en [eiser] aan [gedaagde] bij wijze van schadevergoeding aan [gedaagde] dient te voldoen een bedrag van € 10.000,00, althans een zodanig door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
III. [eiser] veroordeelt in de kosten van de procedure, alsmede nakosten, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten.
3.5.
[eiser] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] .
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
In de kern is tussen partijen in geschil of [gedaagde] gehouden is de aandelen die zij houdt/hield in RegioIsolatie BV en PU-Tech BV op basis van de koopoptieovereenkomsten aan [eiser] te leveren. [eiser] betoogt dat hij recht heeft op alle door haar gehouden aandelen in die vennootschappen terwijl [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat [eiser] hooguit aanspraak kan maken op levering van de helft van die aandelen omdat haar andere zoon [broer] tot de andere helft gerechtigd is, alsmede dat [eiser] haar voor eventuele nadelige (fiscale) gevolgen voortvloeiende uit de levering moet vrijwaren. In de gevoegde zaak procederen [broer] (met GMG Holding BV) en [eiser] eveneens over het antwoord op de vraag of [broer] aanspraak kan maken op 50 aandelen in RegioIsolatie BV of dat [eiser] recht heeft op alle aandelen.
in conventie
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat [gedaagde] thans 50 aandelen houdt in RegioIsolatie BV en 99 aandelen in PU-Tech BV. Vast staat verder dat [eiser] en [gedaagde] twee koopoptie-overeenkomsten hebben gesloten waarin is bepaald dat [eiser] een koopoptie heeft op 100 aandelen in RegioIsolatie BV. Eveneens heeft [eiser] een koopoptie op 99 aandelen in PU-Tech BV. [eiser] vordert nakoming door [gedaagde] op grond van de koopoptieovereenkomsten (artikel 3:296 BW).
4.3.
De koopoptieovereenkomsten zijn onderhandse akten in de zin van artikel 156, derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Op grond van artikel 157, tweede lid, Rv levert een dergelijke akte ten aanzien van de verklaring van een partij omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen, tussen partijen dwingend bewijs op van de waarheid van die verklaring. Dit betekent dat in beginsel vaststaat dat [gedaagde] aan [eiser] ter zake van RegioIsolatie BV een koopoptie heeft verstrekt voor de 100 door haar gehouden aandelen. Ter zake van PU-Tech BV geldt hetzelfde maar dan voor de 99 door [gedaagde] gehouden aandelen.
4.4.
Tegen deze dwingende bewijskracht staat tegenbewijs open. Om tot tegenbewijs te worden toegelaten, is niet vereist dat [gedaagde] erin is geslaagd om het voorshands geleverde bewijs (op voorhand) te ontkrachten, maar zij moet de feiten waartegen zij tegenbewijs wil leveren wel voldoende gemotiveerd hebben betwist. [1]
4.4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] de inhoud van de beide koopoptieovereenkomsten niet voldoende gemotiveerd betwist, zodat zij niet zal worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. Redengevend is het volgende. [gedaagde] heeft betoogd dat zij vlak voordat de koopoptieovereenkomst van 9 mei 2018 inzake RegioIsolatie BV door partijen werd ondertekend, aan [eiser] heeft gevraagd of de ondertekening van de akte tot gevolg zou hebben dat zowel [broer] als [eiser] ieder aanspraak zouden kunnen maken op de helft van de aandelen. Hierop is volgens [gedaagde] door [eiser] bevestigend gereageerd. De rechtbank kan dit betoog niet rijmen met het feit dat de notaris vervolgens, alvorens de akte is ondertekend, met partijen heeft besproken hetgeen in de akte van 9 mei 2018 is opgenomen en dat [gedaagde] voorafgaande aan de ondertekening van die akte deze heeft ontvangen en heeft doorgelezen. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om op dat moment [eiser] en/of de notaris erop te wijzen dat sprake was van andere partijbedoelingen dan in die akte was vastgelegd, of op zijn minst dat zijzelf niet de wil had om aan [eiser] een koopoptie ter zake van alle 100 door haar gehouden aandelen in RegioIsolatie BV te verstrekken. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [eiser] bovendien verklaard dat het door [gedaagde] beschreven kortstondige moment bij de notaris nimmer heeft plaatsgevonden. Door [gedaagde] is verder niets naar voren gebracht op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat er sprake was van andere partijbedoelingen dan in de koopoptieovereenkomst is vastgelegd.
4.4.2.
Ook ten aanzien van de door partijen getekende koopoptieovereenkomst inzake de aandelen in PU-Tech BV zal [gedaagde] niet worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs omdat zij onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan aangenomen zou kunnen worden dat er sprake is van andere partijbedoelingen dan in de koopoptieovereenkomst van 5 juni 2018 is opgenomen. Op het moment dat [gedaagde] die overeenkomst ondertekende, had zij immers reeds de gelijkluidende koopoptie-overeenkomst van 9 mei 2018 ondertekend en was zij ervan op de hoogte dat zij in die overeenkomst aan [eiser] een koopoptie had verleend voor alle aandelen in RegioIsolatie BV en niet voor de helft daarvan zoals zij thans stelt vanuit te zijn gegaan. Zij schrijft immers via WhatsApp in een groep waarin [eiser] , [broer] en [vader] zaten:
“Ik voel me ook gebruikt. Ik ben onjuist geïnformeerd over wat er tussen jullie besproken en NIET besproken is. En dat nu duidelijke is dat RegioIsolatie Bv van [eiser] is en [broer] geen deel heeft. Dat gevoel van mes in de rug heb ik ook! En met dat gevoel wordt van mij gevraagd om straks weer een handtekening te zetten voor PU-Tech BV!”
Tegen deze achtergrond had het op de weg van [gedaagde] gelegen om nader uiteen te zetten, waarom hetgeen in de akte is opgenomen niet overeenkomt met haar bedoeling, laat staan met die van [eiser] . Dat de akte onder tijdsdruk is getekend, maakt dit niet anders. Ook de eventuele afspraken die op 30 september 2019 zijn gemaakt tussen [broer] en [eiser] kunnen aan het voorgaande oordeel niet af doen aangezien [gedaagde] zich hier niet rechtstreeks op kan beroepen omdat zij daarbij geen partij is.
4.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, gaat de rechtbank bij de beoordeling van het geschil uit van de door [gedaagde] aan [eiser] verleende koopopties zoals opgenomen in de aktes van 9 mei 2018 en 5 juni 2018 en ligt de vraag voor of [gedaagde] gehouden is tot nakoming.
4.6.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat er sprake is van misbruik van omstandigheden omdat [gedaagde] ten tijde van de ondertekening van de koopoptieovereenkomsten onervaren was ten aanzien van dergelijke overeenkomsten, zij daarnaast arbeidsongeschikt was en er slechts 18 uur zat tussen het toesturen van de conceptaktes en de ondertekening daarvan. Naar het oordeel van de rechtbank is van misbruik niet gebleken nu onduidelijk is welk verwijt [gedaagde] [eiser] in deze specifiek maakt. Daar komt bij dat het enkele feit dat [gedaagde] ten tijde van de ondertekening wegens overspannenheid arbeidsongeschikt was, niet zonder meer maakt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel 3:44 lid 4 BW die haar ertoe hebben bewogen om de koopoptieovereenkomsten te sluiten. Daartoe dient meer te worden aangevoerd, wat door [gedaagde] is nagelaten. Ditzelfde geldt voor de gestelde tijdsdruk die [gedaagde] ervaarde. De koopoptieovereenkomsten zijn niet dusdanig uitgebreid dat [gedaagde] daarvoor een langere periode benodigd zou moeten hebben dan de tijd die zij had om deze stukken door te nemen. Tot slot oordeelt de rechtbank dat ook de gestelde onervarenheid voorgaand oordeel niet anders maakt nu [gedaagde] niet nader uiteen heeft gezet welk verwijt [eiser] in dat kader zou moeten worden gemaakt. Dit klemt te meer nu [gedaagde] ten tijde van de ondertekening van de koopoptieovereenkomst inzake PUTech BV reeds de gelijkluidende akte had ondertekend inzake RegioIsolatie BV. Van (partiële) vernietiging van de koopoptieovereenkomsten kan daarom geen sprake zijn.
4.7.
Voor zover wordt geoordeeld dat er geen sprake is geweest van een wilsgebrek, is [gedaagde] van mening dat de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 2 BW) met zich brengt dat het onaanvaardbaar is dat zij wordt veroordeeld tot levering van alle 100 aandelen aan [eiser] . [gedaagde] verwijst daartoe voorts naar een uitspraak van de Hoge Raad van 26 juni 2003. [2]
4.7.1.
De rechtbank volgt [gedaagde] niet in dit verweer. Artikel 6:248 lid 2 BW bepaalt dat een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel niet van toepassing is, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De rechtbank stelt voorop dat de nodige terughoudendheid dient te worden betracht bij de toepassing van dit artikel. Het enkele feit dat het de (interne) wens van [gedaagde] was dat de aandelen 50/50 tussen haar zoons zouden worden verdeeld, is onvoldoende om een geslaagd beroep op artikel 6:248 lid 2 BW te kunnen doen. Dat [broer] en [eiser] een dergelijke afspraak hadden gemaakt, staat evenmin vast nu dit het onderwerp van geschil is van de tussen hen lopende verzetprocedure (de gevoegde procedure). Voorts overweegt de rechtbank dat het beroep van [gedaagde] op de uitspraak van de Hoge Raad van 26 juni 2003 niet tot een ander oordeel kan leiden. In deze uitspraak is geoordeeld dat de gronden die leiden tot een geslaagd beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid erop neerkomen dat uitoefening van het recht op nakoming zou leiden tot een uitkomst die, naar het oordeel van de Hoge Raad, van het begin af aan voor partijen duidelijk heeft moet zijn geweest en volstrekt onverenigbaar is met zowel het bekende streven van de moeder om haar kinderen gelijkelijk te bevoordelen alsmede haar bedoeling dat de betreffende zoon een redelijke vergoeding zou ontvangen voor het door hem uitgevoerde beheer. De onderhavige kwestie is naar het oordeel van de rechtbank niet met de aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad op één lijn te stellen omdat, zoals eerder is overwogen, niet is gebleken dat het voor [eiser] duidelijk moest zijn geweest dat [gedaagde] een eerlijke verdeling nastreefde en in rechte niet is komen vast te staan dat de partijbedoelingen verkeerd in de aktes van 9 mei en 5 juni 2019 zijn vastgelegd. Aan bewijslevering wordt daarmee ook op dit punt niet toegekomen.
4.8.
Voorts heeft [gedaagde] aangevoerd dat er na het inroepen van de koopoptieovereenkomsten door [eiser] geen gave koopovereenkomsten tot stand zijn gekomen nu daarin niets opgenomen is over fiscale vrijwaring en finale kwijting. De rechtbank overweegt dat in de koopovereenkomst inderdaad niets is opgenomen omtrent de fiscale vrijwaring en finale kwijting door [eiser] . Dit kwalificeert evenwel niet als een leemte in de koopoptieovereenkomsten. De gevolgen van de levering van aandelen nadat [eiser] de koopopties zou uitoefenen, waren ten tijde van het aangaan van de koopoptieovereenkomst immers voorzienbaar. Dat [gedaagde] geen deskundige is op dit gebied, kan niet aan [eiser] worden tegengeworpen. Het feit dat zij zich kennelijk niet tevoren (fiscaal) heeft laten adviseren, komt voor haar eigen rekening en risico. Dat zij dergelijke voorwaarden niet heeft bedongen, komt daarmee voor haar rekening. Als het voor [gedaagde] zo belangrijk was dat zij geen gevolgen zou ondervinden van het (tijdelijk) op naam zetten van de aandelen, lag het op haar weg daartoe de nodige maatregelen te treffen. Nu de gevolgen van een aandelentransactie, waartoe de koopoptieovereenkomsten immers zijn gesloten, voorzienbaar zijn, bestaat er geen aanleiding tot aanvulling van de koopoptieovereenkomsten op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW). Het beroep op artikel 6:258 BW wordt om diezelfde redenen gepasseerd.
4.9.
Het beroep op opschorting kan tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen ook niet slagen. Een terechte opschorting zou [gedaagde] bovendien niet bevrijden van haar verplichting tot nakoming, in dit geval de levering van de aandelen, maar is een tijdelijke maatregel, bedoeld om [eiser] tot nakoming van zijn verplichtingen te dwingen. Dat op [eiser] een verplichting rust in de vorm van een vrijwaring of kwijting is niet gebleken. Het enkele feit dat [broer] bij de verkrijging (door GMG Holding BV) van 50 aandelen in RegioIsolatie BV wel bereid is geweest om aan [gedaagde] een fiscale vrijwaring en finale kwijting te verlenen, vormt geen grondslag voor [eiser] om datzelfde te doen.
4.10.
Tot slot heeft [gedaagde] als verweer aangevoerd dat [eiser] heeft afgezien van zijn voorkeursrechten (zoals bepaald in artikel 8 van de koopoptieovereenkomsten) na het gesprek van 30 september 2019. Volgens [gedaagde] hebben [eiser] en [broer] [gedaagde] haar na afloop van dat gesprek gezamenlijk geïnformeerd over het onderhandelingsresultaat dat volgens hen inhield dat de aandelen in RegioIsolatie BV 50/50 tussen [eiser] en [broer] zouden worden verdeeld. Daarmee heeft [eiser] volgens [gedaagde] afgezien van 50 aandelen in RegioIsolatie BV. Nadien is daarnaar ook gehandeld door [eiser] tot dat hij op een gegeven moment een ander standpunt innam, aldus [gedaagde] . [eiser] heeft betwist dat hij heeft afgezien van de koop van de aandelen.
4.10.1.
Artikel 8 van de koopoptieovereenkomst bepaalt dat als [eiser] afziet van koop van de aandelen nadat hij te kennen heeft gegeven deze te willen kopen, [gedaagde] bevoegd is de aandelen aan een derde aan te bieden.
4.10.2.
Vast staat dat [eiser] bij brief van 17 september 2019 aan [gedaagde] heeft aangegeven van zijn koopoptierecht gebruik te willen maken. Vervolgens heeft er op 30 september 2019 een gesprek tussen [gedaagde] , [eiser] en [broer] plaatsgevonden in de kantine. Partijen zijn het echter niet eens wat er op dat moment precies is besproken.
Met betrekking tot de aandelen in RegioIsolatie BV oordeelt de rechtbank dat de enkele ontkenning van [eiser] dat hij heeft gezegd dat de aandelen tussen hem en [broer] 50/50 zouden worden verdeeld onvoldoende is tegenover de stelling van [gedaagde] dat zowel [eiser] als [broer] aan haar hebben verteld dat zij samen, met de volgens [gedaagde] uitdrukkelijk genoemde verdeling van 50/50, met RegioIsolatie BV verder gingen. [broer] heeft dit standpunt van [gedaagde] ter zitting namelijk uitdrukkelijk bevestigd. De enkele ontkenning hiervan door [eiser] is tegen die achtergrond onvoldoende. [eiser] heeft ook niet verklaard wat er dan wel in dat gesprek in de kantine zou zijn besproken. In het licht van hetgeen zich na het gesprek op 30 september 2019 heeft afgespeeld, namelijk het bericht dat [eiser] in de Whatsapp groep met het MT van RegioIsolatie BV heeft gestuurd (“
Er is een deal tot stand gekomen tussen [broer] en [eiser] . We gaan weer beide met regio verder” [3] )en de voorbereidingen die zijn getroffen gericht op een samenwerking tussen [eiser] en [broer] op basis van 50/50 en de bijbehorende aandelenoverdracht aan [broer] waarmee [eiser] het “
redelijk tot goed mee eens is” [4] , acht de rechtbank de verklaring van [gedaagde] op dit punt geloofwaardig. Omdat [eiser] geen voor bewijs vatbare feiten en omstandigheden uiteen heeft gezet waaruit het tegendeel kan worden afgeleid, zal aan hem geen bewijs worden opgedragen.
4.10.3.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [eiser] afstand heeft gedaan van zijn koopoptierecht met betrekking tot 50 aandelen in RegioIsolatie BV. [gedaagde] had daardoor het recht om die aandelen aan een derde, in dit geval [broer] (en/of GMG Holding BV), aan te bieden en te verkopen zoals zij heeft gedaan. Van een tekortkoming op dit punt aan de zijde van [gedaagde] is daardoor geen sprake. Dit geldt evenwel niet voor de overige 50 aandelen in RegioIsolatie BV die [gedaagde] houdt. Deze dient zij aan [eiser] te leveren. Door dat te weigeren, komt [gedaagde] in zoverre tekort in de nakoming van haar verplichtingen tegenover [eiser] .
4.10.4.
Dat [eiser] ten aanzien van de aandelen inzake PU-Tech BV afstand heeft gedaan, volgt de rechtbank niet. Door wie in het gesprek van 30 september 2019 zou zijn verklaard dat de aandelen in PU-Tech BV naar [vader] zouden gaan, is door [gedaagde] niet nader uiteengezet. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [eiser] , lag dit wel op haar weg. Aan bewijslevering komt de rechtbank daarmee niet toe. Dat [eiser] afstand heeft gedaan van de koop van de 99 aandelen in PU-Tech BV is in rechte dan ook niet gebleken. Door deze aandelen niet aan [eiser] te leveren, komt [gedaagde] tekort in de nakoming van de koopoptieovereenkomst van 5 juni 2019.
4.11.
[eiser] stelt dat hij door de tekortkoming in de nakoming tot levering van de aandelen in RegioIsolatie BV en PU-Tech BV schade heeft geleden. [gedaagde] betwist dat [eiser] enige schade zou hebben geleden. Voor zover [eiser] wel schade heeft geleden, meent [gedaagde] dat er sprake is van eigen schuld.
4.11.1.
[eiser] vordert een verklaring voor recht dat [gedaagde] schadeplichtig is. Hij vordert geen betaling van [gedaagde] van enige schade. Door deels onterecht over een lange periode geen aandelen aan [eiser] te leveren, acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat [eiser] daardoor schade heeft geleden. De enkele ontkenning van de schade door [gedaagde] is in het licht van het voorgaande onvoldoende.
4.11.2.
De rechtbank is van oordeel dat er van eigen schuld aan de kant van [eiser] geen sprake is. Hetgeen [gedaagde] aan haar standpunt ten grondslag heeft gelegd, heeft voornamelijk betrekking op de rechtsverhouding tussen [broer] en [eiser] . Hier staat [gedaagde] buiten zodat haar daar ook geen beroep op toekomt. Dat [gedaagde] de aandelen aan [eiser] heeft aangeboden maar hij deze niet wilde afnemen, is een onjuist uitgangspunt. [gedaagde] stelde aan de overdracht van de aandelen immers allerlei voorwaarden die partijen niet zijn overeengekomen en waarmee [eiser] derhalve niet akkoord hoefde te gaan. Van redelijke voorstellen van de kant van [gedaagde] was naar het oordeel van de rechtbank geen sprake; in dit verband verwijst de rechtbank ook nog naar wat zij onder rechtsoverweging 4.8 heeft overwogen.
4.12.
De rechtbank komt daarmee tot de slotsom dat de vordering onder I toewijsbaar is voor zover dit betrekking heeft op PU-Tech BV omdat [gedaagde] niet de 99 aandelen in PU-Tech BV aan [eiser] heeft geleverd nadat hij de koopoptie heeft ingeroepen. Het deel van de vordering onder I dat ziet op RegioIsolatie BV is niet toewijsbaar gelet op hetgeen hierna onder 4.13 zal worden overwogen. [gedaagde] is gehouden de door door [eiser] geleden schade door het niet leveren van de aandelen in PU-Tech BV te vergoeden. Het gevorderde onder II zal worden toegewezen tot 50 aandelen in RegioIsolatie BV omdat [gedaagde] op goede gronden 50 aandelen aan [broer] (en/of GMG Holding BV) heeft mogen verkopen en zij nog slechts 50 (overige) aandelen houdt. De onder II gevorderde dwangsom wordt afgewezen omdat hetgeen onder IV is gevorderd, namelijk dat dit vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring van [gedaagde] die nodig is voor de aandelenoverdrachten, toewijsbaar is. Ook het gevorderde onder III, de veroordeling van [gedaagde] om 99 aandelen in PU-Tech BV aan [eiser] in eigendom over te dragen, is toewijsbaar met dien verstande dat ook hier de dwangsom wordt afgewezen.
4.13.
[eiser] heeft onder V gevorderd dat, voor zover de vordering onder II niet toewijsbaar is omdat [gedaagde] 50 van de 100 aandelen in RegioIsolatie BV aan [broer] heeft verkocht, er voor recht wordt dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de koopoptieovereenkomst en dat zij gehouden is de daaruit voortvloeiende schade aan [eiser] te vergoeden. Ook deze vordering is toewijsbaar omdat [gedaagde] op onterechte gronden de 50 thans door haar gehouden aandelen in RegioIsolatie BV, in weerwil van de koopoptieovereenkomst, niet aan [eiser] heeft geleverd. [gedaagde] is gehouden de daardoor door [eiser] geleden schade aan hem te vergoeden.
4.14.
Na vermeerdering van eis heeft [eiser] gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de kosten die hij heeft moeten maken voor het (laten) leggen van leveringsbeslag. Dit deel van de vordering is door [gedaagde] niet weersproken en derhalve toewijsbaar tot het gevorderde bedrag van € 1.218,30.
4.15.
[gedaagde] zal, als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Het griffierecht is vastgesteld op € 0,00 aan de zijde van [eiser] aangezien hij reeds griffierecht heeft betaald in de procedure die heeft geleid tot het mogen leggen van beslag. De in het kader van die procedure gemaakte kosten worden afzonderlijk, zoals overwogen in rechtsoverweging 4.14, toegewezen. De kosten aan de zijde van [eiser] worden derhalve voor deze procedure vastgesteld op:
- dagvaarding € 121,39
- salaris advocaat
€ 1.126,00(2 punten × tarief II (€ 563,00))
totaal € 1.247,39
4.16.
De nakosten zullen worden toegewezen zoals in het dictum staat omschreven.
in reconventie
4.17.
[gedaagde] vordert op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid dan wel op grond van onvoorziene omstandigheden een wijziging van de koopoptieovereenkomsten in die zin dat [eiser] aanspraak kan maken op maximaal 50% van de aandelen in RegioIsolatie BV en 49,5% van de aandelen in PU-Tech BV onder de voorwaarde dat [gedaagde] uiterlijk op het moment van levering van de aandelen adequaat fiscaal wordt gevrijwaard en finaal wordt gekweten uit hoofde van die overeenkomsten. Zij vordert derhalve dat de koopoptieovereenkomsten worden gewijzigd betreffende (1) het aantal aan [eiser] te leveren aandelen en (2) de voorwaarden waaronder de levering moet plaatsvinden.
4.17.1.
Zoals in conventie is overwogen, heeft [gedaagde] op goede gronden de 50 aandelen in RegioIsolatie BV aan [broer] en/of GMG Holding BV mogen verkopen. Voorts is niet gebleken dat er sprake is van een leemte die zou moeten worden opgevuld ten aanzien van de fiscale vrijwaring en/of algehele kwijting noch van onvoorziene omstandigheden die een dergelijke wijziging rechtvaardigen. Gelet op deze conclusie van de rechtbank in conventie, ontbreekt de feitelijke en juridische grondslag voor toewijzing van haar vordering te aanzien van de wijziging van de koopoptieovereenkomst.
4.17.2.
Zoals eveneens in conventie is overwogen, ontbreekt de grondslag aan de vordering tot wijziging van de koopoptieovereenkomst ter zake van PU-Tech BV. Niet is gebleken dat er afspraken tussen [gedaagde] en [eiser] tot stand zijn gekomen op grond waarvan [gedaagde] niet gehouden is alle aandelen in PU-Tech BV aan [eiser] te leveren. Evenmin is gebleken van omstandigheden op grond waarvan [gedaagde] mocht aannemen dat [eiser] afstand van deze aandelen heeft gedaan. Ook voor de koopoptieovereenkomst inzake PU-Tech BV geldt dat er geen sprake is van een leemte dan wel onvoorziene omstandigheden.
4.17.3.
De vordering van [gedaagde] onder I zal daarom worden afgewezen.
4.18.
Voorts vordert [gedaagde] een verklaring voor recht dat [eiser] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, althans toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de koopoptieovereenkomsten, en [eiser] bij wijze van schadevergoeding € 10.000,00 aan [gedaagde] dient te betalen.
4.18.1.
Dat [eiser] een kunstgreep heeft uitgehaald met het doen opstellen van de koopoptieovereenkomsten in strijd met de bedoeling van partijen is, zoals in conventie reeds overwogen, niet gebleken. [gedaagde] heeft verder geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit geconcludeerd zou kunnen worden dat [eiser] [gedaagde] bij de totstandkoming van de koopoptieovereenkomsten op het verkeerde been heeft proberen te zetten. De enkele omstandigheid dat [eiser] op 30 september 2019 met [broer] overeen is gekomen dat de aandelen 50/50 tussen hen zouden worden verdeeld maar later een ander standpunt in is gaan nemen, is, zonder nadere toelichting die ontbreekt, als zodanig niet als onrechtmatig jegens [gedaagde] te kwalificeren. [gedaagde] staat immers buiten de afspraken die [eiser] en [broer] gezamenlijk hebben gemaakt.
4.18.2.
Subsidiair stelt [gedaagde] dat het handelen van [eiser] een tekortkoming oplevert. De rechtbank gaat hieraan voorbij omdat niet is komen vast te staan dat er tussen partijen afspraken zijn gemaakt inhoudende dat de aandelen in RegioIsolatie BV en PU-Tech BV gelijkelijk over [broer] en [eiser] zouden worden verdeeld en evenmin dat er afspraken zijn gemaakt over een fiscale vrijwaring en/of algehele kwijting.
4.18.3.
Tot slot overweegt de rechtbank dat, los van het voorgaande, ook niet is gebleken waaruit de door [gedaagde] geleden schade zou bestaan omdat zij dit niet uiteen heeft gezet en niet (met stukken) heeft onderbouwd.
4.19.
De rechtbank komt in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen tot de slotsom dat de vorderingen van [gedaagde] volledig dienen te worden afgewezen.
4.20.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] vastgesteld op:
- salaris advocaat
€ 563,00(2 punten × 0,5 × tarief II (€ 563,00))
totaal € 563,00.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] jegens [eiser] toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de verplichtingen uit de koopoptieovereenkomsten inzake PU-Tech BV en dat [gedaagde] gehouden is de schade die [eiser] hierdoor lijdt en heeft geleden, te vergoeden,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot de (eigendoms)overdracht van 50 aandelen in RegioIsolatie BV aan [eiser] , tegen betaling van de koopsom door [eiser] , binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot de (eigendoms)overdracht van 99 aandelen in PU-Tech BV aan [eiser] , tegen betaling van de koopsom door [eiser] , binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis,
5.4.
bepaalt dat indien [gedaagde] niet voldoet aan de veroordeling(en) zoals vermeld onder 5.2 en/of 5.3 dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 1 BW in de plaats treedt van de wilsverklaringen die nodig zijn voor de eigendomsoverdracht van die aandelen in RegioIsolatie BV en PU-Tech BV aan [eiser] ,
5.5.
verklaart voor recht dat [gedaagde] jegens [eiser] toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de verplichtingen uit de koopoptieovereenkomst inzake RegioIsolatie BV en dat [gedaagde] gehouden is de schade die [eiser] hierdoor lijdt en heeft geleden, doordat (1) [gedaagde] tekort is gekomen in de nakoming van de koopoptieovereenkomst en (2) [eiser] daardoor ten onrechte niet de beschikking heeft over 50 van de 100 aandelen in RegioIsolatie BV, te vergoeden,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden vastgesteld aan de zijde van [eiser] op € 1.247,39 te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en – voor het geval betaling van deze kosten niet binnen die termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten vanaf bedoelde termijn van voldoening tot aan de voldoening,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld aan de zijde van [eiser] op € 1.218,30, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.8.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.9.
verklaart dit vonnis wat betreft de onderdelen 5.2., 5.3., 5.4, 5.6, 5.7 en 5.8. uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.11.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
5.12.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden vastgesteld aan de zijde van [eiser] op € 563,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2022. [5]

Voetnoten

1.HR 14 december 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2320), alsmede de daarbij behorende conclusie van de A-G (ECLI:NL:PHR:2018:991)
3.Zie productie 10 bij de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie
4.Zie de e-mail van [eiser] van 22 oktober 2019 overgelegd als productie 11 bij de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie
5.type: 593/eh