De rechtbank heeft de vordering toegewezen. Het hof heeft het eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd. Daartoe heeft het hof onder meer het volgende overwogen.
Vaststaat dat [eiseressen] voorafgaand aan de bespuiting bij [verweerster] bij een andere opdrachtgever een perceel van circa negentien hectare bespoten heeft met een combinatie van Roundup-Max (glyfosaat), Spotlight (carfentrazone) en mineraalolie. Verder is niet in geschil dat [eiseressen] voor de bespuiting van het perceel grond van [verweerster] dezelfde spuitmachine heeft gebruikt als bij de daaraan voorafgaande bespuiting. Vaststaat verder dat [verweerster] schade heeft geleden. In geschil is of [eiseressen] de veroorzaker zijn van die schade en of die schade is ontstaan door de inwerking van glyfosaat. (rov. 3.5)
De bewijsbeslissingen van de rechtbank die tot het oordeel hebben geleid dat [eiseressen] de veroorzaker zijn van de schade, welke schade een gevolg is geweest van de inwerking door glyfosaat en carfentrazone, vinden hun grondslag in het door de rechtbank gelaste deskundigenbericht (rov. 3.6). Ook het hof volgt dat deskundigenbericht (rov. 3.7-3.18).
Uit de vaststaande feiten, aangevuld met de conclusies uit het deskundigenbericht, mocht de rechtbank afleiden dat voorshands, behoudens tegenbewijs, vaststond dat [eiseressen] zonder afdoende controle dat de spuitmachine vrij was van voor de teelt van pioenrozen schadelijke stoffen, tot bespuiting van de pioenrozen van [verweerster] zijn overgegaan. De deskundigen hebben immers geconcludeerd dat het feit dat het schadebeeld zich op het gehele perceel openbaarde, erop duidt dat zich in de tank van de veldspuit een (restant) spuitvloeistof met glyfosaat en carfentrazone moet hebben bevonden. De door [eiseressen] aangevoerde andere mogelijke schadeoorzaken zijn alle door de deskundigen besproken en verworpen. Tenzij het door [verweerster] aangeboden aangebroken fust Collis gecontamineerd is geweest met zowel glyfosaat als carfentrazone, sluiten de deskundigen niet uit dat de oorzaak van de schade moet worden gezocht in een niet of onvoldoende reiniging van de veldspuit voorafgaande aan de bespuiting. (rov. 3.20)
[eiseressen] hebben in dit kader aangevoerd dat het aangeboden (aangebroken) fust Collis gecontamineerd is geweest met zowel glyfosaat als carfentrazone. De aannemelijkheid hiervan dient te volgen uit de gestelde feiten en omstandigheden. Op grond van de door [eiseressen] gestelde feiten en omstandigheden is de contaminatie van het fust op het erf van [verweerster] als schadeoorzaak echter niet aannemelijk geworden. Zij zijn er dus niet in geslaagd het voorshands geleverde bewijs te ontkrachten. (rov. 3.23)
[eiseressen] zijn dus toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de op hen rustende verplichtingen door de tank van de spuitmachine onvoldoende te reinigen met als gevolg dat hierdoor schade is ontstaan aan de pioenrozen door inwerking van glyfosaat en carfentrazone (rov. 3.25).
[eiseressen] zijn derhalve gehouden de schade te vergoeden die [verweerster] heeft geleden. De door hen aangevoerde argumenten die zouden moeten leiden tot afwijzing of matiging van de schadevergoeding, worden niet gevolgd. [eiseressen] hebben, in het licht van de gemotiveerde betwisting door [verweerster], onvoldoende feiten en omstandig-heden aangevoerd die maken dat [verweerster] geen recht heeft op schadevergoeding of slechts recht heeft op een gematigd schadebedrag. (rov. 3.26-3.27)